Tamara

schrijft

Pagina 12 van 27

Voor of tegen?

Zoals ik vorige week al schreef zijn de reacties op mijn boek erg positief. Vanuit verschillende invalshoeken en van verschillende mensen: man, vrouw, alle leeftijden, wel of geen lotgenoot, vrienden, bekenden, onbekenden, schrijfprofessionals en rouwdeskundigen.

Er zijn tot nu toe ook enkele reacties geweest van mensen die aangeven in mijn boek de boodschap terug te lezen dat ik tegen zelfdoding ben. Of zelfs tegen het recht op zelfbeschikking.

Daar moest ik even over nadenken. Maar niet heel lang want ik wist, voelde direct: ik ben niet tegen zelfdoding, ik ben voor suïcidepreventie. Dat lijkt op het eerste oog misschien hetzelfde, maar dat is het niet.

Ik ben ook voor het recht op zelfbeschikking. Hoe ingewikkeld discussies daarover ook kunnen zijn, zeker in geval van ondraaglijk en uitzichtloos psychisch lijden. Ook in mijn hoofd zijn voor- en tegenstanders soms fel met elkaar in debat. En ik heb ook niet de illusie dat iedereen te redden is. Of gered wil worden.

Maar ik denk wel dat (meer) openheid over suïcidale gedachten mensen kan helpen die gered kunnen (en willen) worden. Vaak wil iemand niet per se dood, maar wel van de ellende af. Een organisatie als 113 Suïcidepreventie werkt op die manier: zij maken gedachten over suïcide bespreekbaar en roepen in ieder geval niet tegen iemand met gedachten aan zelfdoding: ‘Dat mag je nooit doen!’ Zij zoeken juist aansluiting bij de hulpvrager en kijken of iemand andere oplossingen kan vinden voor zijn of haar problemen dan de dood. Zonder garantie.

Ben ik dan niet tegen zelfdoding? Nee. Of ja, toch wel. Hoewel? Dat dus. Het is geen eenvoudige vraag en er is geen eenvoudig antwoord. Laat staan een antwoord dat zich in een blog van hooguit vijfhonderd woorden laat vangen.

In geval van mijn broer zal ik nooit weten of hij er nog was geweest als hij zich had geuit. Misschien. Ook zal ik nooit weten of hij nog zou leven als hij na zijn aanmelding bij de GGZ niet drie maanden had hoeven wachten. Wie weet.

Zodra je boek is uitgegeven is, is het niet meer van jou. Dat hoorde ik een schrijver ooit zeggen; ik ben helaas vergeten welke. Misschien is dat wat ik nu voor het eerst ervaren heb. Lezers halen uit mijn boek wat ze eruit halen, daar heb ik geen invloed op. En dat mag. Dat doe ik zelf ook als ik een boek lees.

Des te dankbaarder ben ik voor alle reacties van mensen die zeggen dat ze zich herkennen in mijn verhaal, dat het hen tot troost en steun is. Daar doe ik het voor.

Stof

Mijn boek is vandaag ruim vier weken oud. Het stof van alle aandacht begint neer te dwarrelen maar ik krijg nog elke dag reacties. En niet de minste. Mag ik even?

‘Ik heb het boek in 1 ruk uitgelezen. Heel herkenbaar en ook zelfs fijn om te lezen wanneer je (bijna) hetzelfde hebt meegemaakt. Vlot geschreven, op stukken ontroerend en soms ook heel humoristisch.’

‘Uit de zorgvuldig gekozen woorden spreekt zoveel gevoel en emotie, maar zonder dat het een ‘zielig’ verhaal wordt.’

‘Ik ben heel blij dat dit boek is geschreven. Kon voorheen nog geen boeken vinden over dit onderwerp vanuit een broer/zus perspectief. Een boek waar ik 8 jaar geleden naarstig naar op zoek was, en niet kon vinden, is nu geschreven. Het heeft me weer een stapje verder geholpen in mijn eigen rouwproces.’

‘Ik vond het erg indrukwekkend en goed geschreven. Dit is het eerste boek waarbij ik zowaar emotioneel werd.’

‘De woorden, de context, de lading… het pakt je vast en laat niet los. Het boek dat je nooit had willen schrijven maar waar je retetrots op mag zijn.’

‘Ontzettend waardevol dat jij jouw verhaal op papier hebt gezet. Ik weet zeker dat je daar anderen mee steunt. Het is fijn om zoveel te herkennen. Al is fijn een ongepast woord, ik gun werkelijk niemand deze narigheid.’

En nagenoeg iedereen zegt het boek in één ruk, in één adem, in één keer (iemand had zelfs het badwater koud laten worden) uitgelezen te hebben. En ook zeggen alle lezers tot nu toe dat ze hebben gehuild én gelachen. Ik krijg woorden als respect, moedig, openhartig en kwetsbaar in royale hoeveelheden toegeworpen. Echt, ik weet soms niet wat ik moet zeggen op al die positieve, warme reacties. Als er al negatieve kritieken zijn, dan hebben ze mij (nog?) niet bereikt.

Zeker, ik ben trots op mijn boek en alle aandacht die het krijgt. Hoe ongemakkelijk het soms ook voelt om zo in de belangstelling te staan. Maar dat ongemak moet ik terzijde schuiven want aandacht voor mijn boek betekent dat ik meer mensen bereik die wellicht iets aan mijn verhaal hebben. En meer aandacht vergroot ook mijn bijdrage aan het beter bespreekbaar maken van zelfdoding, depressie en angsten.

Misschien dat ik na mijn eerste ervaringen met de media nooit meer een journalist spreek, maar voor de zekerheid ga ik volgende week woensdag een mediatraining volgen.

Ter voorbereiding kreeg ik onder andere deze opdracht toegestuurd:
Welke vraag van een journalist vrees je het meest?

Hoe heeft hij het gedaan? dingt in ieder geval mee naar de prijzen.

De foto’s van de boekpresentatie zijn gemaakt door Janneke van der Pol. Check haar mooie website. Meer foto’s van haar hand volgen weldra op deze site!

Hoe dan?

‘Hoe heeft hij het gedaan?’
Mijn blik gaat van het gezicht van de verslaggever via de punt van mijn schoenen naar het appartement van Koen, waar we voor staan. Ik had me voorgenomen het hier niet over te hebben.
‘Dat wil ik wel vertellen, maar ik wil het liever niet in de krant.’ Ik baal van mijn halfzachte antwoord.
‘Maar het staat toch ook in je boek?’
‘Jawel, maar dat vind ik iets anders. Er schijnen mediarichtlijnen te zijn die zeggen dat je details over de zelfdoding beter niet kunt publiceren omdat dit suïcidale mensen op ideeën kan brengen.’ Die richtlijnen kent de journalist niet.

De journalist dringt aan. Ik vertel het. Hij wil weten hoe ik het in mijn boek terug laat komen. Ik leg het uit. De journalist vindt het mooi beschreven en wekt de indruk er toch iets over in zijn artikel te gaan opnemen. Ik besluit het op dat moment te laten rusten en er later, als we naar het kantoor van de krant gaan, op terug te komen.
In een kamer naast de grote redactieruimte praten we verder. Na afloop vraag ik of ik het artikel voor plaatsing mag lezen. Dat kan niet, is de toelichting. Dit keer dring ik aan. De journalist zegt erover na te denken. Ik heb direct een les geleerd: als ik nog een keer geïnterviewd word voor een krant, maak ik eerst afspraken voor ik de journalist al het materiaal in de schoot werp. De volgende dag krijg ik een appje van de journalist dat het conceptartikel in mijn mailbox zit en of ik zeer snel wil reageren. Aldus geschiedt en ik hoef gelukkig geen moeite te doen om de manier waarop Koen uit het leven is gestapt uit het artikel geschrapt te krijgen, omdat het er niet in staat.

Enkele dagen later word ik geïnterviewd voor de nationale radio. De geleerde les zoemt door mijn hoofd als ik wederom met een verslaggever voor Koens appartement staat.
‘Je zult nu vast terugdenken aan hoe hij overleden is. Is het relevant voor het verhaal hoe hij het gedaan heeft?’
‘Nee, dat is niet relevant. Het staat wel in mijn boek maar ook daarin krijgt het niet meer aandacht dan noodzakelijk.’
Ik benoem opnieuw het bestaan van de mediarichtlijnen, die ook voor deze verslaggever onbekend zijn. Hij respecteert mijn antwoord. Het gesprek gaat voort en ik merk dat hij oprecht geïnteresseerd is. De vragen zijn direct maar daar heb ik geen moeite mee, mede omdat ze anders zijn dan de vragen die ik tot nu toe van mensen uit de media heb gehad. Dat waardeer ik.

Als de opname klaar is, praten we na. Mooi hoe zo’n thema tot bijzondere en open gesprekken leidt terwijl de verslaggever en ik elkaar tot een uur daarvoor nog nooit hadden ontmoet. Tot mijn aangename verrassing oppert de verslaggever de suggestie om aan het eind van het item een mededeling op te nemen over waar mensen terecht kunnen voor hulp als ze suïcidaal zijn. ‘De eindredacteur beslist daarover, niet ik, maar ik zal kijken of het me lukt.’

Later die middag, rond de klok van kwart over vijf, zit ik samen met een collega nog achter de computer.
‘Hoe laat komt jouw interview eigenlijk op de radio?’
‘Over 5 minuten.’
‘Dan neem ik een trein later! Luisteren we samen, vind ik leuk.’

Even later horen we het interview dat diezelfde ochtend is opgenomen. Het eindresultaat stemt mij tevreden, niet in de laatste plaats omdat die ene mededeling over waar mensen hulp kunnen krijgen, de radio-uitzending gehaald heeft. Les twee: de ene verslaggever is de andere niet.

Je kunt dit niet

Je kunt dit niet.
Binnenkort val je door de mand.
Wie zit er op jouw bijdrage te wachten?
Wie ben jij om hier iets van te vinden?
Ze vinden je een beginneling.

Toen ik net begon in het P&O-vak, of HRM-vak zo je wilt, zat er een poppetje op mijn linkerschouder dat bovenstaande zinnetjes minstens een keer per dag in mijn oor tetterde. Op mijn rechterschouder zat ook een poppetje dat er bovenuit probeerde te komen met de mantra: dikke onzin.

In de beginjaren won het poppetje op de linkerschouder bijna altijd. Totdat ik meer ervaring opdeed en parallel daaraan meer zelfvertrouwen kreeg.

Ik kan dit wel.
Ik weet waar ik het over heb.
En die zelfverzekerde manager moet ook gewoon poepen.

Het poppetje op rechts was op den duur bijna altijd de winnaar. Die op links beschouwde ik als een hulpje om me scherp te houden en te blijven reflecteren op mijn functioneren als HRM-adviseur.

Nu ben ik bezig met het organiseren van mijn boekpresentatie. En dat doe ik voor het eerst, dus er komt voortdurend van alles voorbij waarvan ik denk: en hoe ga ik dit doen dan? Tot mijn verrassing bleek het poppetje op links opeens springlevend.

Hoezo boekpresentatie, ben je Renate Dorrestein ofzo?
Eigenlijk is het oerslecht geschreven maar niemand durft het te zeggen.
Waarom al die mensen uitnodigen voor zo’n niksig boekje?
Wie zit er te wachten op jouw verhaal?

Ik herken het venijnige stemmetje direct. Verbaasd luister ik naar de ondermijnende teksten. Al snel grijp ik het monstertje in de kraag en parkeer het buiten gehoorafstand. Gelukkig wordt de tegenhanger op rechts direct actief.

Ja, er zijn al veel boeken geschreven over zelfdoding, maar nog nooit door jou.
Wie het slecht geschreven vindt, tja, die vindt dat.
Trouwens, het is gewoon goed geschreven.
Jouw broertje verdient dit monument. En je ouders en jij ook.
Je bent een doorzetter.

Tevreden constateer ik dat ik de saboteur onder controle heb. Het positiviteitsgoeroetje op rechts overtuigt me nog niet altijd maar dat hoeft ook niet. Ik ga toch wel door.

Er is een proefexemplaar van mijn boek in de maak. Tot nu toe heb ik bijna zestig toezeggingen van mensen die bij de boekpresentatie willen zijn. Gister heb ik de spreker, Daan Westerink, ontmoet. Superleuk en deskundig mens; zij gaat een zeer onderhoudend en informatief kwartiertje verzorgen. Collega Bert, a.k.a. Tammo Tamminga, is het lied dat hij gaat spelen weer aan het oefenen vertelde hij me. Morgen heb ik een vergaderlunch met mijn twee ceremoniemeesters, Emmy en Francine, om het draaiboek door te nemen. Ondertussen veeg ik mijn linkerschouder schoon en zet ik door.

Ik kan dit wel.

Afbeeldingsresultaten voor keep calm and carry on

Bloot, omdat het moet

Eerst was er de gedachte.
Ik ga een boek schrijven.
Toen ging ik het doen.
Ik ben een boek aan het schrijven.
En nu zeg ik iets dat me nog steeds onwezenlijk in de oren klinkt.
Ik heb een boek geschreven.

Zo was ik laatst in Zwolle aan het werk. Loopt er een collega de kamer op die mij begroet met: ‘Hé hoi, het gaat goed met je boek of niet? Ik zie je berichten op Facebook.’ Waarop een andere collega me vragend aankijkt: ‘Je boek? Welk boek?’ En dan mag ik het weer zeggen. Ik heb een boek geschreven. Wie, ik?

Vorige week loop ik de kantine van mijn werk in Arnhem binnen. Een collega, leidinggevende binnen het conservatorium, ziet me en zegt: ‘Dag mevrouw de schrijfster.’ En weer iets langer geleden zegt een collega met een grote glimlach, leidinggevende van onder andere de modeopleiding: ‘Welkom bij de club.’ De club van kunstenaars, schrijvers, makers. Ik verbeeld me niets want ik kom net kijken, maar ik weet wel hoe het voelt om dat wat je rechtstreeks vanuit je hart gemaakt hebt, aan de hele wereld (want zo voelt Arnhem en omstreken nu aan) te laten zien. Alsof je in je blote kont staat, op een hoog podium met veel publiek ervoor en een bouwlamp op je gericht. En dan heb ik het boek nog niet eens concreet in handen gehad, laat staan anderen. De vormgeving is in volle gang.

Mijn ouders hebben de voorlaatste versie van mijn manuscript gelezen. ‘Je geeft jezelf wel bloot,’ zei mijn vader. ‘Maar dat zul je ook wel met Roel overlegd hebben.’ Nee. Het kon niet anders namelijk. Daar had ik geen overleg met wie dan ook voor nodig. Want hoe kan ik het taboe op zelfdoding, depressie en angststoornissen helpen verkleinen, als ik er zelf niet open over ben?

Ik heb een boek geschreven. En nou moet iedereen het weten ook.

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑