‘Maar als ik enthousiast aan je vertel dat ik komend weekend met mijn broer en zus de zomerfeesten ga vieren, dan denk ik achteraf: ai, dat was niet zo tactisch van me.’ Aan het woord is mijn gewaardeerde en empathische collega S. tijdens een etentje vanavond.

Gelukkig snapte collega S. het ook toen ik zei dat ik het heel vervelend zou vinden als zij, of wie dan ook, mij niet meer zou vertellen over leuke bezigheden met broers of zussen omdat ze bang zijn mij te kwetsen. Als iemand me zoiets vertelt, denk ik heus wel: bleh, dat kan ik dus niet meer doen met mijn broertje. Maar al snel volgt de gedachte: wat goed dat jullie elkaar zo opzoeken. Geniet ervan! Mijn collega vond dat ik een groot hart had. Dat valt reuze mee. Ik ben gewoon geoefend in ruimte geven aan beide gedachtes zonder dat de negatieve gedachte de positieve overschaduwt. Of andersom.

Vriendin M. zegt me af en toe dat ze zich mijn woorden herinnert, als ze weer eens wrevel voelt richting haar broer of zus. ‘Welke woorden?’ wilde ik weten, me niet bewust dat ik blijkbaar iets wijs had gezegd. ‘Je zei me ooit toen ik over hen mopperde: jij hébt tenminste nog een broer en een zus. Dat helpt me relativeren.’ Ik bedoelde die opmerking gekscherend wist ik weer, maar eigenlijk zit er voor mij meer waarheid in dan ik zelf doorhad.

Vriendin F. is heel goed met haar zus M., die ik ook graag mag. Als ik hen samen zie ben ik jaloers. Ik geef het eerlijk toe. De vanzelfsprekendheid in het contact, de gedeelde geschiedenis, de gelijkenis, zelfs de irritaties die er soms zijn vind ik benijdenswaardig. Ik wil dat ook. Ik had dat ook. Des te mooier dat zij zich realiseren hoe waardevol het is om elkaar te hebben. Als ik me niet vergis zei zus M. ooit dat de dood van Koen haar daar bewuster van had gemaakt.

En zo zijn er nog meer mensen die me met regelmaat met de neus op de feiten drukken als ze vertellen over het leuke samenzijn met broers of zussen. Of over hoe irritant of belachelijk hij of zij nu weer gedaan heeft. En dat is heel goed. Ga bij mij niet op eieren lopen omdat mijn broertje dood is. Koester je broer(s) of zus(sen), ze zijn je geschiedenis en je bloed. Vertel me over hen. Ook al zijn ze soms stom. Vind ze dan stom met liefde en geniet ervan dat je een broer of zus hebt om je grenzeloos aan te storen.

Ik zou er wat voor geven om me weer eens ouderwets kapot te irriteren aan mijn broertje.