Ik kan er lang of breed over lullen, maar ontkennen heeft geen zin. Het angstmonster zit weer bij me op schoot. Hangt aan mijn been. Drukt op mijn schouders. Prikt in mijn buik. Bezorgt me tranende ogen met z’n stinkende adem.

Heel even dacht ik dat het geruisloos gelukt was. Stoppen met antidepressiva. Maar afgelopen zomervakantie voelde ik het weer. De nervositeit om niks, spanning tijdens ontspannen activiteiten, overprikkeld zijn door het minste of geringste.

Godsamme. Het zal toch niet?

De vakantie ging voorbij en het gewone leven inclusief dito ritme diende zich weer aan. Ik hoopte dat dat het monster zou afschrikken. Maar nee. Het hijgde opdringerig in mijn nek toen ik op werkdag 1 mijn laptop nog net niet huilend weer openklapte. Of eigenlijk huilde ik wel. En de dag erna ook. Van de spanning, de stress. Van het niet weten hoe ermee om te gaan, met deze nieuwe en tegelijkertijd vertrouwd aanvoelende realiteit. En van het weten dat het eigenlijk onzin was en van de schaamte dat die wetenschap geen verschil maakte. Had ik mezelf dan na al die jaren nog steeds niet onder controle? Had ik wel moeten stoppen met de pillen?

In de weken die volgden werd het niet beter. Het monster groeide nog een beetje. Stonk nog iets harder. Mijn ogen traanden om een eenvoudig ritje naar mijn werk in Enschede (kon ik het nog wel, zaten ze daar wel op me te wachten, als ik maar niet verkeerd reed, kut het olielampje brandt), mijn ademhaling zat de hele dag hoog (jezus wat een volle mailbox, ik ben een slechte HR-adviseur, moeder, vriendin, whatever, komt dit ooit nog goed). Ondertussen sprak ik het monster toe. Dat-ie op moest tyfen, dat hij niet bestaat. Hij keek me onbewogen aan en verplaatste zich geen centimeter.

Het is eng om toe te geven. Dat het er weer is. Juist nu ik er middenin zit. Maar ik blijf practisen wat ik preach: wees er open over. Valt niet mee voor iemand met een angststoornis. Maar het is ook een goede oefening. Exposure therapie in het klein.

En nu?

Ik prijs me gelukkig met lieve en kundige mensen om me heen die met me meedenken, naar me luisteren, professionele en praktische suggesties aandragen of me eenvoudigweg een welgemeende knuffel geven. Eens kijken of en hoe ik vrienden kan worden met het niet bestaande maar voor mij oh zo aanwezige monster. Lukt dat niet, dan ben ik het eens met mijn huisarts: terug naar de pillen kan altijd nog.