‘Eigenlijk ben je drager geworden van die thema’s. Had je dat aan zien komen?’ Eind vorig jaar zat ik een bakkie te doen met een collega die ook dol is op schrijven. Zij stelde me deze vraag.

Nee, dat had ik niet zien aankomen. Mijn aanpak is namelijk nogal organisch. Toen ik net begon met schrijven dacht ik: tien A4-tjes, nietje erdoor, dertig kopietjes maken voor eventuele belangstellenden, klaar. Het nietje werd een ringbandje want het aantal A4-tjes liep uit de hand. Ik ging schrijfcursussen volgen, verdiepte me in selfpublishing (uitgeven zonder uitgever) en huurde een schrijfcoach in. Uiteindelijk kwam ik uit bij een superecht boek, met redacteur, vormgever, ISBN en een boekpresentatie. Ik ben bijna 370 verkochte exemplaren verder, waaronder 44 stuks aan bibliotheken in het hele land.

Vlak na de zomer van vorig jaar kwam er een spontaan mailtje van een bibliotheek in de buurt van Rotterdam. Of ik ook lezingen gaf. En wat ik daarvoor vroeg. Ik bepaalde rap een redelijk tarief en antwoordde de bibliotheek: ja, ik geef lezingen. De waan van de dag verhinderde een snelle afspraak, en omdat ik ondertussen drie keer gevraagd was voor andere lezingen, moest de bieb even wachten. Maar er is nog contact en mogelijk ga ik er in juni alsnog naar toe. De thema’s die ik aanroer zijn helaas tijdloos en actueel.

Over die thema’s gesproken: de twee belangrijkste in mijn boek zijn zelfdoding en rouw. Maar natuurlijk zit er meer in: depressies, angsten, de dood, antidepressiva, de geestelijke gezondheidszorg (en de wachtlijsten, hou op schei uit), het verlies van en de liefde voor een broer, de ontwrichting van een gezin, het taboe op zelfdoding en psychische ziektes. Enzovoorts. Geen gezellige opsomming, maar mocht je van plan zijn mijn boek nog te lezen: de lezers die je voorgingen zeggen dat ze ook gelachen hebben. Ik geloof namelijk heilig in de verruimende werking van een gebbetje, juist als er pittige kost gegeten moet worden.

Vorige week vrijdag gaf ik een lezing tijdens het jaarcongres van christelijke vereniging van zorgaanbieders Reliëf. Thema: overleven en overlijden. Ook daar werd humor ingezet. Nadat ik mijn verhaal gedeeld had met een select gezelschap, was ik uitgenodigd om de rest van de dag andere presentaties bij te wonen.

Ik schoof aan in de grote zaal. Op het podium meldde zich theatergroep Bint. Bijna tweehonderd zorgprofessionals zagen twee dames opkomen, die zich hardop bogen over de vraag: hoe maak je de dood bespreekbaar? De mogelijkheden die ze bespraken laten zich niet navertellen, maar de volgende dialoog wil ik jullie niet onthouden:

Dame 1: ‘Ik weet iets! Je moet gewoon een soort opstapje gebruiken. Let op: ik zeg bijvoorbeeld tegen jou: leuk jurkje zeg!’

Dame 2: ‘Hoe helpt dat nou om de dood beter bespreekbaar te maken?’

Dame 1: ‘Doe nou even mee!’

Dame 2: ‘Oh. Oké. Dank je! En nu?’

Dame 1: ‘Nou, dan zeg ik: wil je die ook aan in de kist?’

Ik had mijn lach nog niet uitgelachen, of ik moest slikken vanwege hun verhaal over zes mensen op leeftijd die ze gesproken hadden over het leven en de dood. Mijn tranen bleven binnenboord, totdat de dames om beurten gingen opsommen waarom de dood ook voor hen een dingetje was. ‘Ik ben bang voor de dag dat ik geen moeder meer heb.’

Tijdens mijn lezing zaten er zeven mensen aandachtig te luisteren en instemmend te knikken. Een enkeling met natte ogen. Zeven mensen, kom ik daar mijn bed voor uit? Reken maar van wel. Alleen al dat de dame van Reliëf ‘mijn’ thema zelfdoding geprogrammeerd heeft tijdens een congres van christelijke signatuur, vind ik fantastisch. Ze was zelf aanwezig bij mijn verhaal en afgelopen week schreef ze me: ‘Wat mij betreft had iedereen het in de zaal mogen horen. Maar voor alles is een tijd.’ Die tijd laat ik geheel organisch op me afkomen.

Later bedacht ik: ik wil mijn kind zien opgroeien. Alleen, is dat eigenlijk wel iets ‘doen’ voor je dood gaat? Maakt niet uit, dit wil ik!