Speurend langs de afgeprijsde meisjeskleren in de V&D zie ik hem opeens staan. Een lange gestalte, met een groen gebreid wintermutsje op zijn hoofd en een slungelige motoriek. Hij struint net als ik langs de kinderkleertjes. Zo snel als ik hem zie weet ik ook: natuurlijk staat hij daar niet. Onmogelijk. Toch zie ik hem elke week wel ergens. Hij fietst me voorbij of hij loopt nonchalant tussen de mensen in de winkelstraat. Soms komt hij zelfs op televisie. Als ik de kans krijg de mannen in kwestie beter te bekijken concludeer ik altijd dat mijn broertje zonder meer leuker was. En een stuk doder.

De jongen met het mutsje wandelt verder tussen de winkelrekken en ik schud mijn hoofd in een poging het beeld van een levend broertje in de V&D weer los te laten. Het is tenslotte een zinloos beeld dat bovendien zorgt voor steken in mijn borst. Er ontstaat een prop in mijn keel en ik slik. Ik doe nog een halfslachtige poging verder te winkelen maar mijn blik wordt telkens naar het nepbroertje getrokken en ik besluit de roltrap naar beneden te nemen. Weg van dat wat er toch al niet was. 

’s Avonds ga ik sporten. Onderweg in de auto hoor ik op de radio een nummer dat ik lang niet gehoord heb. Het herinnert me aan de periode dat ik Roel net kende. Nog voor ik weg kan zwijmelen slaat de gedachte me in het gezicht dat Koen toen ook nog leefde. Wat vond hij eigenlijk van deze muziek? Kende hij het überhaupt? Omdat ik niet met een huilhoofd bij de sportschool naar binnen wil druk ik de radio uit. Ik adem diep in en parkeer mijn auto vlakbij de ingang. Even later berijd ik de spinningbike als een bezetene. Ik zweet, hijg en gun mezelf nauwelijks hersteltijd tussen de opzwepende nummers door. De lichamelijke vermoeidheid neemt alle ruimte in. Geen plek voor het verdriet dat van een afstandje geduldig toekijkt. 

Thuisgekomen laat hij me nog steeds niet met rust. Als ik de sleutel in het slot van de deur van ons nieuwe huis steek grijpt het me het me voor de zoveelste keer aan: Koen zal hier nooit langskomen. Nooit een voet over de drempel, nooit een bakje koffie. Nooit, hoe vaak ik hem ook nog tegen kom.