Tamara

schrijft

Maand: augustus 2017

Wat kan ik van u leren?

Onderstaand verhaal is de eerste stap die ik vanmiddag zette om – hopelijk – een bijdrage te mogen leveren aan het nog te publiceren boek: ‘Wat kan ik van u leren?’

Het boek is een initiatief van Stichting ‘Goed doen voor een ander’. Deze stichting zet zich in om eenzaamheid onder ouderen draaglijker te maken. Dit doen zij o.a. door het organiseren van Koffieschenk Buurtprojecten in verzorgingshuizen. Vaak komen daar mooie gesprekken uit voort. Dit inspireerde de oprichter van de stichting, Edward Molkeboer, om een boek met verhalen van oudere mensen samen te stellen rond de centrale vraag: wat kan ik van u leren? Er zijn 50 schrijvers nodig die ieder één hoofdstuk van het boek schrijven. Inmiddels zijn er 35 schrijvers geselecteerd. Ik heb mijn schrijftalent gedoneerd en hoop bij de laatste 15 schrijvers te horen waarvan het verhaal wordt opgenomen in het boek. En als dat niet lukt, dan hoop ik in ieder geval de oude dame en haar kinderen en kleinkinderen blij te maken met een mooi verhaal over wie zij is en welke levenslessen ze graag met ons deelt.


Het laatste huis van de straat, daar woont ze, aldus de buurvrouw die voor mij het contact legde met mevrouw B. Mevrouw B. is vijfennegentig volgens mijn buurvrouw, maar zelf corrigeerde ze dat: ‘Ik word vierennegentig.’ Op leeftijd in ieder geval.

Ik bel aan bij het grote huis met donkerbruine kozijnen en bomen tot aan de hemel. De woning heeft aan de buitenkant de sfeer van ‘Pipi Langkous meets kunstatelier’. Het liefst zou ik eerst ongegeneerd door de ramen naar binnen loeren. Mijn dochter raapt ondertussen interessante blaadjes en takjes van de grond. Een slanke kranige dame in een verrassend moderne outfit – wit t-shirt met grafische print en een gestreepte broek – opent niet de voordeur maar de tuindeur. Haar grijze haar heeft ze opgestoken. Ze draagt een ronde bril op haar neus en een robuuste hippe ketting om haar nek. Oud maar niet bejaard, schiet door me heen.

‘Bent u mevrouw B.?’

‘Jazeker, dat ben ik’, volgt er kordaat met een lichte kraak in de duidelijke stem. ‘En u bent?’

‘Ik ben Tamara, de buurvrouw van Sophie.’

‘Help me even, Sophie… is dat die jongedame met dat donkere haar en dat jongetje?’

‘Ja, en ze heeft ook een meisje.’

‘Oh ja, nu weet ik het weer. Komt u verder.’

Ik mag plaats nemen op een kleine tuinbank in een tuin met veel gezellig en rommelig groen. Op het tafeltje ervoor staan nog wat restanten van de lunch. Een kop zwarte koffie in een jaren-zeventig-mok, een boterham met ei. Mijn dochter, die een beetje verlegen om zich heen kijkt, ziet een roodborstje door de tuin huppen en wijst me er enthousiast op. Mevrouw B. vertelt dat ze het vogeltje af en toe een kruimel toewerpt en dat het beestje daarom telkens terug komt.

‘Ik kom een afspraak met u maken voor een interview’, zeg ik. Ik merk dat mevrouw B. het wel gezellig vindt dat er iemand komt aanwaaien, maar dat ze nog steeds niet doorheeft wie ik ben en wat ik kom doen.

‘Ach, dat is waar ook. Sophie heeft het me verteld. Ik had een oudere vrouw verwacht maar u bent een jonge vrouw. Wacht, ik haal mijn agenda.’

Mevrouw B. komt terug met een flinke agenda en begint te bladeren. Voor ze weer gaat zitten, merkt ze op: ‘Ik krijg ineens de oude dag over me. Zomaar, opeens.‘ Ik weet niet goed wat ik daar op moet zeggen. Het lijkt mij namelijk een kleine ramp, als je lijf en leden niet meer doen wat ze altijd deden. Ik zeg iets algemeens doch hopelijk meelevends als: ‘Jee, wat vervelend.’

Mevrouw B. loopt de dagen van de week langs. Er staan allerhande afspraken in de agenda met bordeauxrode omslag. Maar dan ziet ze een gaatje. ‘Dinsdag overdag, zou u dan kunnen?’

‘Overdag werk ik dus dat lukt helaas niet.’

‘Och natuurlijk. Ja, dat was in mijn tijd niet’, zegt ze verontschuldigend.

We maken een afspraak voor de zaterdag erop en mevrouw B. noteert met een klassiek handschrift in ferme halen het tijdstip, mijn naam, mijn nummer en waar ik precies voor kom. Ik bedank haar en ze begeleidt mijn dochter en mij weer naar buiten. ‘Bel me nog wel even hoor, die zaterdagochtend. Want ik ben oud en ik vergeet dingen.’

Mijn dochter en ik wandelen terug naar huis. Ik ben een beetje onder de indruk geloof ik. Met mijn vierenveertig levensjaren voelde ik mezelf al behoorlijk levenswijs, maar na mevrouw B. ontmoet te hebben, realiseer ik me dat ik net uit het ei ben.

Ik verheug me op mijn gesprek met haar. ‘Ja, ik vertel je niet alles hoor’, grapt mevrouw B.

I am better then, I am

Als je verkering uit is, gaat elk liedje op de radio over jouw hartenpijn. Iedereen die een gebroken hart heeft (gehad), weet dat. Zelf bewaar ik goede herinneringen aan ‘R.U. Kiddin’ me’ van Anouk. Vol overgave gilde ik mee met de radio of in de kroeg:  ‘What has she got that I don’t have?’, uiteraard afgerond met de hoopvolle slotzin: ’I am better then.’

Aan dit fenomeen moest ik denken toen ik afgelopen week mijn laatste vakantiedag in de sauna doorbracht. Sinds ik intensiever met mijn boek over mijn dode broer bezig ben, stuit ik om de haverklap op verhalen en interviews die gaan over zelfdoding, depressie, dode broers of zussen. Ik zoek het er niet op uit. Denk ik.

Ik bestelde een geitenkaassalade en las er een blad naast, want ik was alleen. Eerst de Fd Persoonlijk, gevolgd door Vrouw, bij gebrek aan de Linda of Flow. In de Fd Persoonlijk stond een verhaal van Bert Natter, journalist/schrijver/uitgever, waarin hij vertelde over zijn overeenkomsten met Koning Willem-Alexander. Zo hadden ze bij elkaar op school gezeten. En ze hebben allebei een dode broer. Bert Natter schreef er invoelend over.

De geitenkaassalade smaakte prima, de Fd Persoonlijk was uit en ik begon aan Vrouw. Daarin een interview met actrice Rifka Lodeizen, onder andere over haar rol als moeder van een overleden zoon in de film Tonio, naar het boek van  A.F.Th. van der Heijden. Hij schrijft hierin over het verlies van zijn enige kind, Tonio. Ik durf het tot op de dag van vandaag niet te lezen. Te confronterend. Enerzijds vanwege de pijn die ik zie bij mijn eigen ouders (lastiger te verdragen dan mijn eigen gemis), anderzijds omdat ik zelf moeder ben en de gedachte dat onze dochter… Ik kan het niet eens opschrijven.

Tijdens de twee vakantieweken op La Palma eind juli, begon ik aan het boek ‘Het smelt’ van de Vlaamse schrijfster Lize Spit. Niet gehinderd door inhoudelijke voorkennis maar getriggerd door de lovende kritieken, leek het mij een goed idee dit debuut te lezen. En inderdaad, vanaf de eerste bladzijde: rake zinnen, authentieke metaforen en prettig schurende formuleringen. Al snel kwamen er een depressie, een dood zusje en een strop voorbij. Het thema zelfdoding werd later nog verder uitgediept. Een pijnlijk goede roman die ik – hoe gek dat ook moge klinken gezien de thematiek – met bijzonder veel genoegen heb gelezen.

Zoals de liefdesliedjes hielpen mijn gebroken hart te lijmen en vooruit te gaan, zo helpen de persoonlijke verhalen en krachtige romans over verlies om door te gaan met schrijven. Het kan geen toeval zijn dat ze mijn pad kruisen. Dat boek gaat er komen.

P.S. Ik mag het graag nog eens in herinnering brengen: ten tijde van mijn deelname aan de debutantenschrijfwedstrijd van online schrijfacademie Editio, schreef mijn collega B., a.k.a. Tammo Tamminga, een ontroerend lied geïnspireerd op mijn verhaal. Luister hier.

© 2024 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑