‘Heb je zin in morgen?’ vraagt ze belangstellend.

‘Mwah, niet echt’, is mijn eerlijke antwoord.

‘Of heb je er geen zin in?’

‘Dat ook niet echt. Ik weet het niet zo goed eigenlijk.’

We zitten in mijn good old Opel, richting Jumbo. Mijn dochter weet welke dag het morgen is. De verjaardag van ome Koen. Ze weet niet beter dan dat ik over hem praat, dat hij bestaan heeft en dat ze een hele leuke oom aan hem mist. Ik overlaad haar niet met Koenpraat, ze is een kind en doseren blijft belangrijk, maar ik verzwijg hem ook niet. Zeker niet op speciale momenten zoals zijn verjaar- en sterfdag.

‘Weet je wat we moeten doen?’ roept ze opgetogen met een grijns waarvan ik weet: hier komt iets fouts doch geestigs.

‘Nou?’

‘We leggen je ring*) op een stoel, hangen ballonnen aan de leuning en zingen dan ‘Lang zal hij niet leven.’

Ik schiet in de lach, zij ook. ‘Ah nee dat kan echt niet hoor!’ probeer ik haar enthousiasme voor dit ietwat macabere plan te temperen. Zij doet er echter nog een schepje bovenop: ‘Oma moet haar ring er ook bij leggen!’

We lachen en kletsen nog wat. En dan zegt mijn dochter opeens: ‘Ome Koen is altijd bij ons.’

Ik kijk opzij en ben geloof ik niet eens verbaasd over de constatering van dit wijze meisje van 11. ‘Zo is dat lieverd, hij is niet meer hier maar wel in ons hart.’

We arriveren bij de Jumbo en de aandacht verschuift naar de snoepjes die gescoord moeten worden voor de uitdeelzakjes na haar kinderfeestje volgende week. Zure matten, lollies, eetbaar papier en nog een paar dingen waarvan je licht gaat geven in het donker.

De boodschappen zijn gedaan, de Opel wordt weer gestart en mijn dochter begint opnieuw over ome Koen. Ze wil nog een keer horen hoe het ook alweer zat met zijn depressie. En hoe dat nu bij mij is. Ik vertel haar opnieuw over mijn angststoornis, hoe lastig het is uit te leggen hoe dat voelt. Voelde. Of ik het toch wilde proberen, was het vriendelijke verzoek. ‘Nou, dat was toch niet zo moeilijk?’, luidt het droge commentaar na mijn Jip&Janneke-toelichting.

We laden de boodschappen uit. En ik constateer dat het me so far gelukt is dat mijn kind geen enkele drempel ervaart in het ter sprake brengen van ome Koen, mij vragen te stellen over hem of foute grappen te maken over de hele situatie. Ook hoop ik, niet alleen nu maar door de tijd heen, een zaadje geplant te hebben voor hoe ze naar psychische en psychiatrische klachten kijkt. Namelijk dat dit niets is om je voor te schamen en dat het ziektes zijn waarvoor je, als je dat wilt en als het helpend is, medicatie kunt nemen. Net als voor welke andere lichamelijke ziekte dan ook.

En nu is het vandaag. De dag dat Koen 45 jaar oud had moeten worden. Vijftien verjaardagen zonder hem. Hoe zou hij eruit hebben gezien? Hoe zou zijn leven eruit hebben gezien? Was ik tante geweest, had Vera neefjes en nichtjes gehad, mijn ouders nog meer kleinkinderen? Of zou hij nog een beetje aan het vlinderen zijn geweest? Zou hij nog naar de sportschool gaan, festivals bezoeken, op sociale media zitten, in Arnhem wonen, als sociaal pedagogisch hulpverlener werken, dat ene leren jasje dragen dat nu werkloos in mijn kast hangt?

Ik zal het nooit weten. Dat blijft schuren en schrijnen. Altijd, maar vooral op een dag als vandaag. En daarom nemen we er vanavond een paar, op zijn leven en ons leven. En op de liefde die niet sterft.

*) Mijn moeder en ik dragen allebei een ring met een klein beetje as van Koen.