De eerste maand van het nieuwe jaar was even wennen. Zoals ieder jaar vergis ik me de eerste week nog bij de datering der dingen en staat er regelmatig 2015. Maar dit jaar kwamen er twee speciale wenelementen bij.

Het eerste element heb ik zelf bedacht. Namelijk: ik drink deze maand geen alcohol. Omwille van de gezondheid en de slanke lijn, en ook om een gewoonte te doorbreken. De gewoonte die in mijn geval luidt: weekend = bier. Her en der heb ik gemeld een maandje niet te pimpelen en dat leverde allerhande reacties op. Ik ben onder andere ongelovig aangestaard, uitgelachen en niet serieus genomen. Maar ik heb ook twee medestanders weten te strikken, die ondertussen spijt hebben als haren op hun hoofd en biertjes in een krat, maar ze blijven solidair. Manlief en vriendin F. zitten ook al 23 dagen aan de tonic, cola light, groene thee en water. Manlief is één keer de fout in gegaan, toen er een geopend flesje bier in zijn handen gedrukt werd. Tja. Heel veel strakker kun je een kat ook niet op het spek binden. Dus dat flesje heeft ie op geslobberd. Vooruit. Vriendin F. controleer ik niet dagelijks maar gezien haar ‘afspraak is afspraak-mentaliteit’ geloof ik dat ook zij stug volhoudt. Laatst betrapte ik manlief wel op enig gesjoemel: hij zat aan de shandy. Ik dacht dat dat spul in sinds 1980 niet meer geproduceerd werd. Niet te nassen overigens. Dan liever een glaasje prik light met zoveel aspartaam dat je ’s nachts licht gaat geven. Maar hey, ik drink niet.

Het tweede wenfestijn betreft onze dochter. Zij wordt binnenkort vier jaar. En dat betekent onder andere: basisschool. Ze mag deze maand wennen. Er is geen wengroepje voor ouders helaas, wij moeten het zelf maar uitzoeken. Maar Vera mocht dus een beetje rond koekeloeren. Daar gingen we op de eerste wendag: de roze Frozenrugtas om de schoudertjes, gevulde broodbak en drinkbeker erin, en ook de roze gymschoenen in maat 25 waarvoor ik zo ongeveer stad en land (en internet) afgereisd had, omdat al die schoenen pas bij maat 27 beginnen. Lang leve Bristol op het Gele Rijdersplein in Arnhem.
De wenochtend begon in een grote kring van kleuters in alle soorten en maten en met verschillende niveaus aan decibellen. Links van Vera zat jongetje J. en rechts van Vera zat buurjongen T., ook nog een groentje in de wereld van de schoolgaande kleuters. Jongetje J. was echter een ervaren man, hij lichtte mij spontaan alle kleuterprocedures toe. De belangrijkste instructie: van de thematafel moest je afblijven.

Van de juffrouw had ik toestemming dubbelgevouwen op een kinderstoeltje achter Vera te gaan zitten en even mee te kijken. Na twintig minuten in de kring fluisterde Vera in mijn oor: “Mama, ik wil spelen!” Gelijk had ze, ik was ook volstrekt afgedwaald bij de uitleg over de letter V. Vis, vuurwerk, Vera, vlikker op met je letter. Toen er dan eindelijk een werkje gekozen mocht worden, sprintte mijn dochter opgelucht richting de huishoek (wat is er gebeurd met de poppenhoek?) en met twee klasgenoten verzorgde ze een zieke pluchen hond. Trots keek ik toe hoe mijn kind rondscharrelde in haar nieuwe habitat. Het moment was daar om te vertrekken. “Mama gaat lieverd, ik kom je straks weer ophalen.” De emotionele reactie van mijn kind luidde: “Ja.” Ik zei: “Nou dag schat, veel plezier.” Mijn kind herhaalde hartverscheurend: “Ja” en keek niet eens om toen ik het lokaal verliet. Dat was het moment dat ik baalde niet te drinken in januari.