Pokkk. Pok pok pok. Ik word langzaam wakker. Onze slaapkamerdeur gaat open en het ge-pok van blote voetjes op het laminaat komt mijn kant op. Ik doe alsof ik slaap. Er landt een zacht handje op mijn wang. Het handje wiebelt mijn gezicht heen en weer. Eerst nog lief maar al na drie tellen hoor ik een fluisterschreeuw: ‘Mamaaaa ik moet plassen en poepen!’ Ik open mijn ogen en zie het gezicht van mijn dochter in het halve duister, omlijst door wild haar. Ze duwt tegen mijn schouder.’Mamaaa opschieten, mijn plas komt er al bijna uit.’ De wekker vertelt me dat het midden in de nacht is en ik zeg dat ze best zelf naar de wc kan. Kansloos. ‘Neehee, ik moet een hele grote poep!’ Onder het motto: choose your battles, zeker op dit tijdstip, gooi ik met een stramme zwaai mijn benen overboord en kom overeind.
Vijf minuten later sta ik een paar kinderbillen af te vegen. De lucht is niet te harden. Mijn kind is tevreden en ik wil haar weer naar bed begeleiden. Maar mijn kind is niet gek. Ze heeft allang gezien dat ik papa naar het logeerbed heb gebonjourd (wegens snurken, niet wegens echtelijke onmin) en dat betekent een zee van ruimte aan de rechterkant van het ouderlijk bed. En ja hoor: ‘Ik wil bij jou slapen.’
‘Nee lieverd, dat doen we niet, je hebt een heel fijn eigen bed en daar ga je gewoon weer in liggen.’ De fluisterschreeuw wordt per ommegaande ingewisseld voor serieuze decibellen: ’Neehee ik wil niet in mijn eigen bed!’ Nog voor ik adem kan halen voor een pedagogisch zeer overtuigende opmerking – iets als: ‘Jawel, je moet wel naar je eigen bed’ – ligt ze al onder ons dekbed. Ze draait zich op haar zij en vermijdt oogcontact. Ik zucht. Choose your battles, again. Mijn oogleden zijn zwaar, mijn voeten koelen af en ik wil maar één ding: slapen.
Ik kruip ook onder het dekbed en kijk mijn kind in het schemerdonker aan.‘Je gaat wel echt slapen hoor! Anders ga je naar je kamer.’‘Oké mam. Wil je mijn rug kriebelen?’ Ik zwicht voor zoveel schattigheid en kriebel haar rug. Haar ademhaling wordt rustig en ik voel dat ze wegglijdt naar kleuterdromenland. Ze blaast in mijn gezicht, met haar mondje half open. De verkoudheid is nog niet over. Ze riekt een beetje uit haar giecheltje maar het deert me niet. Ook ik glij weg en pak nog een paar uurtjes tot de wekker gaat.
Mijn kind kreunt en piept en rekt al haar ledematen uitgebreid uit. Ik doe iets soortgelijks. Maar nog voor ik goed wakker ben, zit ze bovenop me en roept dat ik een paard ben. ‘Hop mama hop!’ ‘Au! Iets zachter, je moeder heeft ook gevoel!’ Ik verplaats me in een bokkig paard en gooi mijn dochter van me af. Ze gilt het uit van plezier.
Als ze vannacht weer aan mijn bed staat en er is plek, weet ik dat ik opnieuw zal zwichten. Ik overweeg zelfs om mijn man preventief naar het logeerbed te sturen.