16 mei 2008. Vandaag zeven jaar geleden was the day after. De dag nadat ik mijn broertje gecremeerd had. Dat was het dan. Dood, gecremeerd en enkele weken later (je krijgt de urn met as niet direct mee) ook begraven. En wat doe je dan, op zo’n day after? Met je beste vriendin, haar kinderen en haar vriend naar de Ikea. Iets heel gewoons. Met eigen ogen zien dat de wereld inderdaad doordraait, ook al stond die van mij stil. De oudste zoon van mijn vriendin sprong op een karretje en ik sjeesde met hem door de gangen. Hij kraaide het uit en ontlokte me zelfs een glimlach. Maar op enige afstand volgde het zwarte wolkje met verdriet dat boven mijn hoofd hing, en dat me telkens weer inhaalde. De jongste zoon was pas 3 maanden oud, geboren op – zo bleek later – de laatste verjaardag van mijn broertje. Hoog op het voorhoofd van de jongste telg glom een grote aardbeivlek, reden voor veel mensen nog eens een tweede blik in de Maxi Cosi te werpen op deze rode aan- en uitknop, zoals mijn vriendin de aardbei liefkozend noemde. Aan mij zagen de mensen gek genoeg niets, terwijl ik voor mijn gevoel een lichtbalk op mijn voorhoofd droeg met de tekst: hier loopt de zus van een dood broertje.

Vandaag, 16 mei 2015. Zonder me vooraf bewust te zijn van de datum, heb ik afgesproken met een vrouw die ik heb leren kennen tijdens een schrijfworkshop. We delen niet alleen onze liefde voor taal maar zijn ook lotgenoten. Zij is haar zusje kwijt geraakt. We praten over het verlies van onze broer en zus en hoe dat doorwerkt in ons huidige leven. En we vinden allebei dat de dood in onze wereld een ondergeschikte plaats heeft gekregen. Op zich goed nieuws want blijkbaar is (te vroeg) dood gaan geen schering en inslag meer, zoals in vroegere tijden. De keerzijde is echter, zo vinden lotgenoot en ik, dat de dood er soms niet lijkt te mogen zijn. Terwijl dat toch de enige zekerheid is die we hebben in dit leven: we sterven allemaal.

We nemen een broodje, drinken een zoveelste latte macchiato en gaan van onze broer en zus naar onze kinderen, mannen, banen, huizen, ouders, vrienden, hobby’s en weer terug naar onze broer en zus. Alles bestaat naast elkaar. Op de parkeerplaats van het theehuis nemen we afscheid, waarbij ik nog een uitnodiging krijg om eens samen een kijkje te nemen in het museum ‘Tot zover’ te Amsterdam. Een museum dat ‘de dood’ als centraal thema heeft. We lachen om onze eigen reactie: ‘Ja leuk, doen we!’

Terwijl ik dit stukje schrijf, kijk ik naar de foto van Koen op mijn bureau. Ik moet denken aan de uitspraak van een goede vriendin. Zij zegt: ‘De dood is een klootzak.’ Ik mag daar graag een citaat van Toon Hermans aan toevoegen: ‘Gevoel voor humor begint bij gevoel voor verdriet.’