De eerste helft van 2020 is sinds een ruime week afgetikt. Het was een raar half jaar, om het mild uit te drukken. Voor wie niet?
Privé had ik een paar akkefietjes te tackelen, en corona was the icing op de niet al te zoete cake. Dat vervelende virus heeft in mijn directe omgeving overigens niet voor extra ellende gezorgd, maar apart was het wel. Is het nog steeds, zij het met iets mildere regels. De tweede helft is begonnen.
Vandaag zag ik mijn collega’s weer eens live. Op twee na, waren we allemaal bij elkaar in het huis van onze leidinggevende, om een borrel te drinken op de (bijna) vakantie. De anderhalve meter werd hier en daar geweld aangedaan, maar aangezien niemand snottebellen had, leek het ons een calculated risk. Onze leidinggevende roemde onze inzet van de afgelopen periode, de promotie van een andere collega werd eervol vermeld, weer een andere collega was maar liefst 12,5 jaar in dienst en onze afstudeerder kreeg een presentje omdat ze haar HBO-papiertje in the pocket heeft.
Dochterlief beleefde op deze dag haar laatste momenten in groep 4, en ik haalde haar volslagen afgedraaid op bij de BSO. Het huilen stond haar chronisch nader dan het lachen, gister ook al. De broodjes knakworst die we op de bank aten terwijl we een één of andere bloedirritante YouTuber keken, maakten wel iets goed. Maar zodra ik aankondigde dat ze naar bed moest, trilde haar lip nog voor ik mijn zin had afgemaakt. Want het was vakantie en bij papa mocht ze altijd om acht uur naar bed (‘Het is acht uur gewéést schatje.’) en het was vakantie, herhaalde ze. En ze was niet moe.
Even daarvoor had ze me nog wel vanaf het toilet met de deur open luidkeels toegezongen. Eigen tekst en melodie. Iets met de liefste mama en dat ik zo aardig was. Ondanks de prikkelende aroma’s die de woonkamer binnendreven kon ik het niet over mijn hart verkrijgen te zeggen dat ze de deur dicht moest doen.
Terwijl dochter zong, zat ik met natte ogen op de bank een appje te lezen van een mij zeer dierbaar iemand. Ze schreef dat er bij haar borstkanker was geconstateerd. Wel godverdomme. Toen mijn zingende kind van het toilet kwam, vertelde ik haar dat ik afgeleid was door een naar bericht, en ook wat er aan de hand was. Minus het woord borstkanker, ‘ziek’ leek me wel voldoende voor een achtjarige. ‘Kan ze ook doodgaan?’ was de directe vraag. Blijkbaar verraadde mijn gezicht dat het niet om een verkoudheidje ging. Maar nee. Doodgaan kan niet. Dacht ik. Ik zei: ‘Dat zou kunnen, maar die kans is heel klein hoor.’ En ze keek weer verder naar de YouTuber.
Morgen mag ik nog een dagje werken voordat ik vier weken ‘uit’ ga. Dochterlief is ook thuis, want haar juffen en meesters hebben een studiedag. Eigenlijk had ik haar naar de BSO moeten sturen, maar gezien haar vermoeide smoeltje de afgelopen week: no way. Dus dat wordt werken met het kind om me heen, en mijn gedachten bij mijn ‘dierbare iemand’*) en haar gezin. Concentratie is morgen niet de rode draad. Maar zolang dat mijn grootste probleem is, kom ik die tweede helft wel door, me ondertussen verheugend op de derde helft.
*) Ik laat hier bewust in het midden of het om een collega, vriendin, familielid of buurgenoot gaat, omdat het vanzelfsprekend niet aan mij is om haar verhaal, herleidbaar naar haar, wereldkundig te maken.