Tamara

schrijft

Pagina 2 van 27

Doodzonde

Waar begin ik met schelden? Of zal ik eerst een hartgrondig potje janken?

Vanavond keek ik naar Bureau Arnhem. De aflevering eindigde met de melding van de zelfdoding van een 17-jarig meisje. Uitgezonden met toestemming van de nabestaanden. Ik zat net te appen met mijn vriend maar toen ik doorhad waar de melding over ging liet ik mijn mobiel uit mijn handen vallen en keek ik met dichtgeknepen keel naar de beelden. En toen vertelde de voice-over: de hulpverlening was bekend met de suïcidale gedachten van het meisje, maar mocht vanwege de privacy niets delen met de familie.

Mijn tranen gingen direct over in een keiharde vloek. Is er dan godskolere helemaal niets veranderd?

Op 6 juni 2019 nam ik deel aan het discussiepanel dat in gesprek ging met het aanwezige publiek in het stadstheater in Arnhem, na vertoning van de film Doodzonde. ‘In deze indringende documentaire blikken een psychiater, twee psychologen, een vader, een moeder, een zus, een docente, een pastoor en een collega terug op het behandelproces en de vreselijke afloop, namelijk de zelfdoding van twee jonge mensen. Met indrukwekkende eerlijkheid vertellen zij vanuit hun eigen perspectief hoe zij die zwarte periode beleefd hebben, hoe zij zich machteloos en vaak eenzaam voelden en hoe zij contact en steun gemist hebben. Hun verhalen getuigen van moed.’ (Bron: www.doodzonde.nl)

Tijdens die middag in het theater was werkelijk iedereen het erover eens: de omgeving (familie, andere naasten) van mensen met suïcidale gedachten moet betrokken worden. Het redt levens. Uit onderzoek gebleken. Maar ook zonder onderzoek lijkt het me volkomen logisch dat de hulpverlening dit niet alleen kan en hoeft te doen.

Fuck die privacy. Het meisje was ZEVENTIEN. Laat ik voorop stellen: ik neem de hulpverlening niets kwalijk, zij zitten ook klem tussen regels en praktijk. Alleen, op wie of wat mag ik dan schelden? Google vertelt me dat de Eerste en de Tweede Kamer verantwoordelijk zijn voor de wetgeving in Nederland. Koning Willem-Alexander en premier Mark Rutte zetten de handtekening. Nou krijgen die heren toch al van vrij veel dingen de schuld dus laat ik daar niet aan beginnen. Maar toch. Willem-Alexander en Mark: kunnen jullie asteblief als de brandweer ervoor zorgen dat die fucking privacywetgeving zijn doel in dit soort gruwelijke situaties niet voorbij schiet? Dank u. Godverdomme.

En dan nog eens wat. Iedereen die een grote mond heeft over het functioneren van de politie: doe maar niet.

Stel eens een vraag

Af en toe verzucht ik dat hardop. Meestal op mijn werk, soms privé. Als er weer eens allerlei aannames gedaan worden over hoe een ander ergens in zit, hoe een ander ergens over denkt, de reden van iemands irritatie, uitval, boosheid, enthousiasme. Doe eens gek en stel de ander een vraag.

Nee, niet nodig, ik weet wel hoe het zit.
Oh ja? Kun je gedachten lezen? Knap.

Nee, niet nodig, wat kan er anders aan de hand zijn?
Nou, nog 1000 andere dingen waar je geen idee van hebt.

Nee, niet nodig, ik weet hoe hij/zij/die in elkaar steekt.
Top, nu hij/zij/die zelf nog. Daar kun jij blijkbaar goed bij van dienst zijn.

Aannames doen is menselijk. Maar wees je er bewust van. Ken je NIVEA? En dan bedoel ik niet de klassieke witte crème in het blauwe blikje, maar de afkorting Niet Invullen Voor Een Ander. Precies. Vul niet in wat een ander denkt of voelt. Ook niet als je de empathie of hoogsensitiviteit hebt uitgevonden. Dat bedoel ik niet zo sarcastisch als het wellicht klinkt. Controleer bij de ander of het klopt wat je (aan)voelt of denkt. Mocht daar de gelegenheid (nog) niet toe zijn, stel je oordeel dan uit. Of oordeel sowieso niet, nog beter.

En nu ik toch in de belerende modus zit: stel open vragen. Je weet wel, vragen die beginnen met bijvoorbeeld wat, hoe, welke, waarom (beetje mee oppassen, je wil iemand niet ter verantwoording roepen). Zo’n vraag die niet alleen met ja of nee te beantwoorden valt. Dikke tip: luister ook echt naar het antwoord en vraag door. Laat OMA thuis. Wie? Je Oordeel, Mening en Advies.

Dat gezegd hebbende: vanavond deed ik de online training van 113, getiteld ‘Vraag maar’, met als ondertitel: ‘Leer hoe je het gesprek kan voeren over gedachten aan zelfdoding en daarmee mogelijk iemand kan helpen.’

Gek genoeg had ik die training nog niet gevolgd. Want ik dacht: dat kan ik wel. Mooie aanname of niet? Niet te verwarren met: dat durf ik wel. Vanavond checkte ik dan eindelijk mijn aanname over de inschatting van mijn eigen kennis op dit vlak en zoals ik al dacht: nul fout. Het was een beetje vals spelen natuurlijk. Met mijn professionele achtergrond als HR-adviseur, waarbij (de juiste) vragen stellen een must en dagelijkse kost is, in combinatie met alles wat ik in de veertien jaar na Koens dood gelezen heb over suïcide(preventie) was het zorgelijk geweest als ik een herkansing had moeten doen.

Ook een pijnlijk resultaat. Want als ik terugdenk aan die Koninginnedag waarop ik mijn broertje vroeg: ‘Ik heb nooit van de brug willen springen, jij dan?’ had ik het met de kennis van nu (vergeef me deze politieke formulering) anders aangepakt. De vraag anders geformuleerd. Of op een ander moment gesteld. Was ik erop teruggekomen. Soms bespringt me de frustratie dat ik het moment op zijn balkon tijdens Koninginnedag 2008 niet over kan doen. Dat ik nooit zal weten of ik voor hem het verschil had kunnen maken.

Vorige week verscheen ik in diverse media, om een bijdrage te leveren aan de week van de suïcidepreventie en World Suïcide Prevention Day op 10 september. Een journaliste vroeg me of ik een ander de vraag zou durven stellen: ‘Denk je weleens aan zelfmoord?’ Eén van de weinige gesloten vragen met een duidelijke functie. Ik kon alleen maar zeggen: ‘Ik hoop van wel.’

Het is en blijft een zwaar onderwerp. Een beladen vraag. Dat begrijp ik heel goed. Een vraag die, ook als je ‘m durft te stellen, geen garantie biedt op de goede afloop. Maar ‘m niet stellen, het onderwerp mijden, OMA of NIVEA inzetten, is in ieder geval geen goed idee. Check de training van 113, want je weet nooit wanneer je ‘m nog eens nodig hebt.

Heb je zelf gedachtes aan de dood of maak je je zorgen om iemand? Neem dan contact op met 113 Zelfmoordpreventie via de website of via 0800-0113.

Wereld Suïcide Preventie Dag

Naast de vele, vele openhartige, ontroerende en hartverwarmende reacties die ik de afgelopen jaren op mijn boek kreeg, heb ik ook één keer gehoord: ‘Jammer dat je anti-zelfdoding bent.’ Deze persoon bedoelde het niet vervelend, dat wist ik, maar ik was wel verbaasd over de opmerking. Bijna had ik mijn boek nog een keer herlezen om te achterhalen op welke pagina’s ik dan ‘anti-zelfdoding’ zou uitdragen.

Natuurlijk ben ik ook niet vóór zelfdoding. Maar suïcidepreventie gaat wat mij betreft niet over voor of tegen zelfdoding zijn. Het gaat over dat niemand wanhopig, bang en eenzaam hoeft te sterven. Verder ben ik van harte voor zelfbeschikking. Want wie ben ik om iets te vinden over wat een ander met zijn of haar leven wenst te doen? Over wanneer iemand het leven als ‘voltooid’ ervaart? Wie zijn anderen om iets te vinden van wat ik met mijn lijf en leven uitvreet? Ik zal iemand die suïcide pleegt dan ook nooit postuum veroordelen.

Toen Koen overleed heb ik nagedacht over de vraag: had hij dan moeten blijven leven voor mij, onze ouders, zijn vrienden? Nee, ik vind van niet. Alleen denk ik dat mijn broertje er nog zou zijn geweest als hij eerder hulp had gezocht, zich eerder had uitgesproken en als die f*cking GGZ-wachtlijst niet zo lang zou zijn geweest. Of ik daarin gelijk heb zal ik nooit weten.

Deze week was mooi. Omdat ik een bijdrage kon leveren aan het bespreekbaar maken van suïcidale gedachten en depressieve gevoelens maar ook iets kon zeggen over de impact op nabestaanden als het toch mis gaat. Staatssecretaris van Ooijen, Omroep Gelderland, TV Gelderland, de Gelderlander en als klapperrr Humberto Tan op Radio 1. Ze stelden me moedige, scherpe en rake vragen. De staatssecretaris bleek een snelle leerling want hij vroeg me of ik zelf weleens gedacht had: ik zie het niet meer zitten. Hoewel ik me zeker periodes lang heel erg slecht heb gevoeld, bleven suïcidale gedachtes gelukkig ver weg. Misschien omdat ik me altijd wel ergens of bij iemand heb uitgesproken.

Deze week was ook pittig. Ik ben inmiddels redelijk gewend aan praten over suïcide, de dood van Koen en mijn verdriet, ook publiekelijk, maar deze week was op dat vlak intenser dan ik tot nu toe heb ervaren. Komende tijd maar eens bijkomen van de waardevolle ervaringen, de vele sympathieke en ondersteunde reacties van iedereen die me voorbij zag komen op een site, televisie of de radio. Maar als Matthijs belt of Eva heeft een stoel over aan tafel of Mischa Blok wil me interviewen, dan ga ik.

Heb je zelf gedachtes aan de dood of maak je je zorgen om iemand? Neem dan contact op met 113Zelfmoordpreventie via de website of via 0800-0113.

Praat erover

Als ik iets geleerd heb in de veertien jaar na Koen, is dat het verdriet altijd bij je blijft. Da’s een opgewekte constatering of niet? Toch is het minder dramatisch dan het klinkt. Na al die tijd ben ik goed geoefend geraakt in het verdriet dragen en ermee dealen als het zich weer eens, meestal onverwacht, aan me opdringt. Ik koester het, want het zegt me dat ik nog steeds van mijn broertje houd. Hij blijft dus altijd bij me, daar durf ik nu op te vertrouwen. Al had ik het wel een heel stuk gezelliger gevonden als hij niet alleen in mijn hart maar ook bij mij op de bank had gezeten.

Moeten we het nu telkens over die rouw hebben? Absoluut. Omdat iedereen het vroeg of laat gaat meemaken. Daarom vind ik die campagne van Sire zo goed. Praat erover, niet er overheen. Op de website staan een paar prachtige dooddoeners (love de woordspeling) die mensen in de rouw vaak te horen krijgen. Zo zei iemand ooit tegen me: ‘Je moet toch verder.’ En ik dacht: ‘IK MOET GODVERDOMME HELEMAAL NIKS.’ Vermoedelijk heb ik enkel iets instemmends gemompeld. Te overvallen door de goedbedoelde maar oh zo domme aansporing. Verder met een dood broertje, hoe dan?

What doesn’t kill you, makes you stronger. Ook zo’n leuke. GELUL lieve mensen. Hoewel ik me nu een stuk steviger voel dan in de periode kort na Koens overlijden, ben ik er zeker niet ‘sterker uitgekomen’. Dat klinkt sowieso of zo’n verlies een zegen is, my ass. Tuurlijk heb ik er dingen van geleerd. Maar sterker geworden? Welnee. Wijzer, hooguit.

Aan rouw zit geen einddatum. Vraag dus ook een paar jaar na het verlies aan iemand hoe het nu gaat, stuur een kaartje op de sterfdatum, vermijd het onderwerp niet. Want ik denk al veertien jaar lang elke dag aan Koen, ook als niemand het erover heeft. Overigens ben ik gezegend met een omgeving die niet bang is om over mijn broertje te beginnen of mij een appje te sturen op 9 mei.

Dat het een lastig onderwerp is begrijp ik. De dood. Rouw. Ik ben er ook niet dol op. Krijg al buikpijn bij de gedachte dat ik mijn laatste begrafenis in dit leven nog lang niet gehad heb. Dat het aantal en de frequentie alleen maar zal toenemen. Een blog schrijven als deze maakt me licht nerveus. Als ik maar niks over mezelf of al mijn dierbaren afroep, dat idee.

Toch ga ik er zondagochtend over praten. Op de radio zelfs.

Geen beschrijving beschikbaar.
Bron: website Sire

Voor het slapengaan

Ze zit in kleermakerszit bovenop haar roze-wit gestreepte dekbed. Tandjes gepoetst, pyjama aan. Tijd om te gaan slapen. Maar we maken niet veel haast, het is vrijdagavond.

Uit het niets vraagt ze: ‘Hoe heette dat ook alweer wat ome Koen had?’

‘Een depressie en waarschijnlijk ook een angststoornis.’

‘Dat heb jij ook toch?’

‘Een angststoornis ja, maar door de pillen voel ik me prima.’

‘Nou, je bent toch heus nog weleens moe ofzo?’ zegt ze quasi-kritisch. Ik lach en antwoord bevestigend.

De klok wijst ruim voorbij 9 uur aan, maar dit zijn geen gesprekjes om af te kappen. Het onderwerp is nog niet klaar. Er komen meer vragen, ik zie het aan haar nadenkhoofd.

‘Hoe wist je dan dat-ie dat had?’

‘Dat heeft een dokter nooit echt vastgesteld maar ik kon het lezen in zijn afscheidsbrief.’

‘Was dat die brief van: als jullie dit lezen ben ik dood?’

‘Ja, dat was de eerste zin van zijn brief. En hij schreef nog wat meer uitleg.’

‘Waar is die brief nu?’

‘Die heb ik hier.’

‘Waar dan?’

‘In een map.’

‘Die wil ik weleens lezen. Ik ben benieuwd naar zijn handschrift.’

‘Het is een getypte brief.’

‘Maar hoe weten ze dan dat het zelfmoord was en geen moord?’

‘Je bedoelt dat iedereen die getypte brief geschreven kan hebben?

‘Ja.’

‘Dat heeft de politie heel goed onderzocht, dat doen ze altijd bij zelfmoord.’

‘Dus ze weten 100% zeker dat het zelfmoord was.’

‘Ja, dat weten ze zeker.’

Ze vraagt ook nog een keer naar de manier waarop. Daar antwoord ik kort op. Nare details probeer ik te vermijden, maar ze is niet gek dus er omheen draaien is zinloos. Ik schrijf het hier niet op, omdat het een trigger kan zijn voor mensen met suïcidale gedachten.

‘Hoe is hij gevonden dan?’

‘Door de bovenbuurman. Die woonde boven ome Koen.’

Vera schiet in de lach en steekt haar handen in de lucht: ‘Oh ja, woonde die boven hem?’

‘Je verwacht het niet hè, van een bovenbuurman?’ We lachen er samen om.

‘Maar hoe ging het dan?’

Ik vertel over hoe de buurman Koen gevonden heeft. Ze luistert aandachtig en vraagt door. Ik vertel haar wat ze wil horen zonder uit het oog te verliezen dat ze negen jaar is.  

‘Ik ben wel blij dat ik hem niet gekend heb want ja, ik vind het wel heel erg enzo maar als je weet hoe die persoon was dan ben je er ook verdrietig over als-ie er niet meer is.’

‘Klopt. Je vindt het nu wel heel erg maar je hebt niet hetzelfde verdriet als ik.’

‘En hoe reageerde jij toen je het hoorde?’ Ik vertel over het bezoek van de politieagenten. Hoe Hans me vertelde wat er gebeurd was. En dat ik een paar keer achter elkaar zei: ‘Het is niet waar.’

Vera zet subiet een fout Marokkaans accent op en roept: ‘Wat iez dat, geloof jij de polizie niet ofzzo?’

Ze lacht er zelf hard om en ik doe mee. ‘Ik zit hier iets serieus te vertellen en jij maakt er grappen over’, zeg ik, nog steeds lachend. Hoe komt ze eigenlijk bij dat gekke accent?

Ze pakt de draad weer op.

‘En wat gebeurde er toen?’

‘Ik viel bijna om en papa ving me op en zette me in de stoel.’

‘Echt?’

‘Ja.’

‘Moest je ook huilen?’

‘Ja.’

‘Ik heb weleens een lijstje gezien met een top 10 van maaltijden die mensen eten voor ze de doodstraf krijgen.’

‘Wat een gezellige onderwerpen bespreken wij.’ We grinniken. Vera switcht nog even vlot naar een serieuze bespiegeling op dit onderwerp: ‘De doodstraf, dat is toch niet goed. Dan leren ze er nog steeds niks van.’ Weet ze zeker dat ze later iets met dieren wil gaan doen? Ik voorzie een plek bij justitie.

De klok tikt verder maar ik geloof dat al deze vragen niet te scharen zijn onder het fenomeen ‘tijdrekken voor je naar bed gaat’. Iets waar dochterlief ook zeer bekwaam in is. Nee, dit is anders. Het is nog steeds niet klaar. Ik blijf zitten en kijk haar aan.

‘Hoe lang kenden papa en jij elkaar al toen het gebeurde met ome Koen?’

‘Een jaar en vier maanden.’

‘Waar kenden jullie elkaar van?’

Ik vertel hoe dat ongeveer ging en sluit af met: ‘En toen was het aan.’

Vera grijnst en ik voel weer een grap aankomen. ‘En nu is het uit.’ Haar ogen tranen van haar eigen geintje. Ze steekt me aan met haar slappe lach. De voorliefde voor zwarte grapjes zit er al vroeg in. Niks meer aan doen.

Het is half 10 en ze is uitgevraagd. Voor nu.

Ik zeg dat ze me hier altijd van alles over mag vragen. ‘Jahaa. Dat zeg je al tegen me vanaf mijn vijfde.’ Oké, duidelijk.

Welterusten lieve, nieuwsgierige, wijze dochter van me. Tot het volgende vragenvuur.

Denk je aan zelfmoord of maak je je zorgen om iemand? Praten over zelfmoord helpt en kan anoniem via de chat op www.113.nl of telefonisch op 113 of 0800-113.

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2025 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑