Tamara

schrijft

Pagina 3 van 27

Tussenstand

Toen ik mijn vorige blog schreef wist ik het eigenlijk al. Klaar was ik ermee. Met mezelf alle dagen van de week overeind houden en de dag doorslepen, en blij zijn als het een dag ‘wel ging’. Ik heb het vijf maanden geprobeerd zonder pillen. De eerste drie maanden leken goed te gaan. Maar heel venijnig nam het angstmonster weer bezit van me. Steeds een beetje nadrukkelijker. Net zo lang tot al mijn energie er voorbij de bodem aan op ging en mijn hele zelf overheerst werd.

En dus begon ik maandag 20 september toch weer met medicatie. Tot mijn stomme verbazing merkte ik al na een paar dagen opvallend veel verschil. Met nota bene de helft van mijn oorspronkelijke dosering, eigenlijk bedoeld als opbouw. Man, wat een opluchting. Geen tranendal meer in de ochtend, geen hartkloppingen meer, geen buikpijn meer en bijbehorende stoelgang (excusez, maar het is wat het is), geen nachtelijk gepieker om zinloze zaken, weg met de energievretende onrust. Eindelijk weer onderweg naar een normale concentratie, een gevoel van kracht en stevig in het leven staan.

Kortom, ik voel me weer zo goed als mezelf. Het monster zit verschrompeld in een hoekje van mijn bovenkamer. Af en toe steekt het nog een poot naar me uit en brengt me licht aan het wankelen. Maar me zo hard raken als de afgelopen weken lukt niet meer.

De huisarts noemde het moedig dat ik een poging had gedaan van de pillen af te komen. Een goede vriendin merkte pragmatisch op dat ik nu de vraag ‘Wat als… ?’ kon afvinken. Fijn, die bemoediging en relativering, want zelf vond ik het bij nader inzien een vrij domme actie, dat hele afbouwen. Lekkere ellende had ik over mezelf afgeroepen. Onzin natuurlijk. Al was het maar omdat ik nu wellicht met de helft van mijn oude dosering af kan. Dat had ik anders nooit ontdekt. De komende weken zal blijken of bijstelling naar boven nodig is. Maar voorlopig is dit de tussenstand.

En dan nog even dit. Voor wie zichzelf betrapt op het idee dat antidepressiva een ‘quick fix’ zijn voor mentale problemen, dat er per definitie voor iedereen veel betere alternatieven zijn dan medicatie of dat je het met pillen ‘dus niet zelf aankan’: lees dit artikel. Genuanceerder heb ik het nog zelden toegelicht gekregen.

Dankjewel voor alle lieve, openhartige en hartverwarmende reacties op mijn vorige blog. Hoewel dat niet het doel is waarmee ik mijn verhaal de wereld in slinger, doet het me erg goed. Jullie sterken me daarmee bovendien in de overtuiging dat er steeds meer mensen zijn die begrijpen dat mentale gezondheid gewoon bespreekbaar moet zijn voor wie dat wil of nodig heeft, zonder vooroordelen.  

Monster

Ik kan er lang of breed over lullen, maar ontkennen heeft geen zin. Het angstmonster zit weer bij me op schoot. Hangt aan mijn been. Drukt op mijn schouders. Prikt in mijn buik. Bezorgt me tranende ogen met z’n stinkende adem.

Heel even dacht ik dat het geruisloos gelukt was. Stoppen met antidepressiva. Maar afgelopen zomervakantie voelde ik het weer. De nervositeit om niks, spanning tijdens ontspannen activiteiten, overprikkeld zijn door het minste of geringste.

Godsamme. Het zal toch niet?

De vakantie ging voorbij en het gewone leven inclusief dito ritme diende zich weer aan. Ik hoopte dat dat het monster zou afschrikken. Maar nee. Het hijgde opdringerig in mijn nek toen ik op werkdag 1 mijn laptop nog net niet huilend weer openklapte. Of eigenlijk huilde ik wel. En de dag erna ook. Van de spanning, de stress. Van het niet weten hoe ermee om te gaan, met deze nieuwe en tegelijkertijd vertrouwd aanvoelende realiteit. En van het weten dat het eigenlijk onzin was en van de schaamte dat die wetenschap geen verschil maakte. Had ik mezelf dan na al die jaren nog steeds niet onder controle? Had ik wel moeten stoppen met de pillen?

In de weken die volgden werd het niet beter. Het monster groeide nog een beetje. Stonk nog iets harder. Mijn ogen traanden om een eenvoudig ritje naar mijn werk in Enschede (kon ik het nog wel, zaten ze daar wel op me te wachten, als ik maar niet verkeerd reed, kut het olielampje brandt), mijn ademhaling zat de hele dag hoog (jezus wat een volle mailbox, ik ben een slechte HR-adviseur, moeder, vriendin, whatever, komt dit ooit nog goed). Ondertussen sprak ik het monster toe. Dat-ie op moest tyfen, dat hij niet bestaat. Hij keek me onbewogen aan en verplaatste zich geen centimeter.

Het is eng om toe te geven. Dat het er weer is. Juist nu ik er middenin zit. Maar ik blijf practisen wat ik preach: wees er open over. Valt niet mee voor iemand met een angststoornis. Maar het is ook een goede oefening. Exposure therapie in het klein.

En nu?

Ik prijs me gelukkig met lieve en kundige mensen om me heen die met me meedenken, naar me luisteren, professionele en praktische suggesties aandragen of me eenvoudigweg een welgemeende knuffel geven. Eens kijken of en hoe ik vrienden kan worden met het niet bestaande maar voor mij oh zo aanwezige monster. Lukt dat niet, dan ben ik het eens met mijn huisarts: terug naar de pillen kan altijd nog.

Nooit meer

Vandaag is het dertien jaar geleden dat ik mijn broertje voor het laatst zag. Op dinsdagavond 6 mei 2008, de avond voor mijn verjaardag. Koen was op de koffie geweest omdat ik die avond mijn verjaardag vierde in een klein gezelschap, en het was nog licht toen hij weer vertrok. Met een grote armzwaai zwenkte hij de bocht om en fietste een stuk over de stoep voor hij de weg op ging, richting zijn appartement aan de Rijnkade. Ik had toen geen flauw idee dat ik hem daarna nooit meer zou zien. Laat staan dat ik enige notie had van hoe definitief ‘nooit meer’ zou voelen.

Daar ben ik inmiddels wel achter. En toch kan het me soms nog aanvliegen. Het besef dat ik Koen echt nooit, maar dan ook echt helemaal nooit meer ga zien, spreken, horen of knuffelen. Nooit meer samen lachen en flauwekullen. Het onomkeerbare van de dood is bij tijd en wijle gekmakend. Soms vind ik troost in de gedachte dat zijn ziel nog om me heen fladdert. Geen idee of zoiets kan, maar de gedachte is fijn dus ik sta het mezelf toe. Als ik in huis een geluid hoor dat ik niet kan thuisbrengen, mag ik graag roepen: ‘Oh dat was Koen.’ Ik zeg het bij wijze van grapje maar stiekem hoop ik dat hij me zo laat weten af en toe te komen buurten. Wat een eindeloos gemis om hem niet meer in mijn en ons leven te hebben, eeuwig zonde dat hij nooit een oom kan zijn voor mijn dochter, dat had hij zó leuk gevonden. En zij ook. Vera kent ome Koen nu alleen van verhalen en foto’s.

Pas geleden heb ik weer eens een paar filmpjes gekeken van Koen, die ooit gemaakt zijn van rollenspelen tijdens de opleiding die hij deed. Ik had ze lang niet gezien, maar wilde de bewegende beelden en Koens stemgeluid graag delen met mijn lief. Ook zij zullen elkaar nooit leren kennen. Eeuwig zonde. Ze hadden gegarandeerd uitstekend met elkaar door een deur gekund.

Godsamme gast, wat heb je een leegte achter gelaten. Als je in staat was geweest je dat te realiseren, had je het niet gedaan.

Afgelopen week hoorde mijn lief het bericht dat een goede bekende van hem uit het leven gestapt was. Tegen de 50, een vrouw en twee jonge tienerdochters én familie en vrienden in verbijstering achterlatend. Zo moet het niet gaan, zo mag het niet gaan. Maar het gebeurt. Gemiddeld vijf keer per dag.

En daarom zeg ik ‘ja’ als ik gevraagd word een bijdrage te leveren aan suïcidepreventie, dit keer door de kwartiermaker suïcidepreventie van de gemeente Arnhem (meer dan fantastisch dat de gemeente op deze manier bijdraagt). Daarom blijf ik erover schrijven. Soms wil ik nog veel meer doen, maar ik moet ook doseren omdat het voor mij nooit eenvoudig zal zijn om aandacht aan dit onderwerp te besteden. Maar alle beetjes helpen. Al was het maar 1 persoon. Voor Koen is het te laat, voor de goede bekende van mijn lief en nog heel veel andere mensen ook. Maar het is bewezen: erover praten helpt mensen met suïcidale gedachten, het taboe eraf halen ook. En mocht het toch mis gaan, dan moeten nabestaanden er vrijuit over kunnen spreken. Ook na 13 of weetikhoeveel jaar.

Hulp nodig? 113 Zelfmoordpreventie is bereikbaar via het nummer 113 en gratis nummer 0800-0113, of via de chatfunctie op de website.

Eigen naad

Scheiden is niet grappig. Ik raad het iedereen van harte af. Tenzij bij elkaar blijven een slechter idee is dan uit elkaar gaan. Als dat niet aan de hand is: maak er iets van.

Scheiden met kind leverde in mijn situatie – gelukkig – co-ouderschap op. Ik zou het voor ons kind niet anders gewild hebben. Al had ik haar natuurlijk eindeloos van harte gegund dat ze dit niet mee had hoeven maken. Maar wat ik zeg: uit elkaar gaan was het minst slechte idee. Gelukkig was co-ouderschap op geen enkele manier een punt van discussie. Dus zo doen we het, inmiddels anderhalf jaar.

Dat betekent dat ik om de week alleen ben. Zonder mijn kind. Best gek. Omgeven zijn door barbies, puzzels, stiften, creatieve bouwsels van dozen, een lege meisjeskamer vol knuffels en paardenposters, en niet wetende wat je kind allemaal doet en meemaakt als ze een week bij haar vader is. Tuurlijk krijg ik weleens een berichtje van haar vader als er iets speciaals speelt, of praat kindlief me spontaan bij als ze weer bij mij is. Maar het is anders dan de dagelijkse routine met elkaar draaien, commentaar krijgen op wat ik nu weer gekookt heb, drama schoppen om dat ene shirt dat in de was zit, samen ieder ons eigen boek lezen in het grote bed waarbij ze me voorleest uit De Waanzinnige Boomhut. ‘Mama, dit is echt grappig, luister dan!’

En toch went het. Ook al voel ik me daar soms schuldig over. Kan een moeder aan die afwezigheid wennen? Een goede moeder ook?

In de week dat dochterlief er niet is, ben ik vrij op woensdag. En dat komt heel vaak verdomde goed uit. Omdat ik moe ben, overprikkeld for whatever reason, en volledig mijn eigen naad wil naaien. Zoek die laatste maar even op, de uitdrukking bestaat echt en klinkt in het dialect van mijn ouders het best.

Vandaag was zo’n woensdag. Afgezien van een gepland bezoekje aan de Hema, had ik verder niets te doen. Dat resulteerde in een dag vol… noppes. De grootste inspanning zat in koken en de vaatwasser in- en uitruimen. De overige uren heb ik gevuld met een schandalig lang dutje, lezen in de zon, Netflixen, wat gepruts met fotolijstjes en nagels lakken met een nieuw lakje (dat lakje stond niet op mijn Hemalijstje, maar ja, als je ein-de-lijk weer mag…).

Het past me, dit soort dagen. Altijd al. Maar zeker nu mijn sensitieve aard weer een slinger voorwaarts heeft gekregen. Ik rust uit, fysiek en mentaal. Nog één stapje omlaag, en dan naar nul. Nul antidepressiva. Ik ga die ene woensdag in de twee weken in mijn eentje, samen met Netflix, nagellak en mijn bed, hard nodig hebben. Zodat ik er meer dan 100% kan zijn voor dochterlief. Daar voel ik me dan weer niet schuldig over.

Nu wordt het spannend

Nu wordt het spannend. In vijf maanden ben ik van 75 naar 13 milligram Venlafaxine gegaan. Na ieder stapje omlaag, of omhoog, het is maar hoe je het bekijkt, voelt mijn hoofd in de ochtend enkele dagen alsof ik te snel twee IPA-tjes heb weggetikt, soms gevolgd door een vaag hoofdpijntje. Mag geen naam hebben.

Spannender vind ik het verschil. Het verschil tussen ‘Tamara met’ en ‘Tamara zonder’. Want dat verschil begint zich af te tekenen. Voor mij in ieder geval, geen idee of anderen het merken. Ik zou het ook kunnen uitleggen als terugkeer van klachten, maar voorlopig voelt dat niet zo. Het is eerder alsof ik meer mezelf word. Terwijl dat nota bene precies was wat ik zei toen ik aan de pillen begon en ze na drie weken hun werk deden. Hoeveel zelven heb ik eigenlijk?

Meer mezelf worden is niet per se comfortabel. Het gaat gepaard met een groeiende gevoeligheid. Voor knetterende brommers en laaghangende zon. Voor mijn kind, dat alle tijd van de wereld heeft, ook als we nog maar vijf minuten hebben voor ze op school moet zijn. Voor iedere cheesy scène in een Netflixserie die ik normaal met droge ogen zou consumeren. Voor ieder zorgzaam appje van mijn lief.

Vorige week hing van de gedoetjes aan mekaar. Maandag moest ik verlof nemen want kind ziek, geen corona, wel even bloedprikken (alles oké). Ikzelf was al enkele dagen nagenoeg doof vanwege verstopte oortjes. Pas na twee bezoekjes aan de huisarts en de waterspuit waren mijn trommelvliezen weer zichtbaar. Tot die tijd leverde ik een stevige inspanning om Team-vergaderingen goed te kunnen volgen. Wat zeiden ze nou? Of hoorde ik iets anders? Dat gold ook voor mijn dochter, televisieprogramma’s, cassières met mondkapjes en wat dies meer zij. Vervolgens een rondje fysio want er zat van alles vast. Au. En dan laat ik de oncomfortabele drukte op het werk nog onbesproken.

Mijn gevoelige nieuwe zelf vond al die gedoetjes niet zo fijn. Agitatie en vermoeidheid vochten om voorrang, op de hielen gezeten door schuldgevoel. Want hallo, voorgaande alinea is niet bepaald een beschrijving van serieus wereldleed. People are dying, weet je wel. Stelde ik me aan? Wat is normaal en wat niet? Of zijn dat irrelevante vragen?

Het is zoeken naar een nieuwe modus, passend bij hoe mijn kale bedrading zonder Venlafaxine werkt. Ik ben nog steeds vastbesloten om uit te komen bij een leven ‘zonder’. Niet omdat ik tegen medicijngebruik ben, integendeel, maar omdat ik er blijkbaar aan toe ben. Omdat het idee van ‘zonder’ fijner voelt. Het is spannend hoe dat uitpakt in de praktijk.

Mijn gebruiksaanwijzing is momenteel een dynamisch document. Wat heeft ‘Tamara zonder’ nodig om lekker te blijven draaien, thuis, op het werk, in het leven? Hoofdstuk 1 van mijn gebruiksaanwijzing luidt in ieder geval: Geef jezelf de tijd.

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑