Ik heb een gegeneraliseerde angststoornis (GAS). Zeggen ze, de twee psychiaters die ik jaren geleden onafhankelijk van elkaar consulteerde. De herinnering aan die stoornis is dankzij succesvol gebruik van antidepressiva (AD)*) vervaagd. Maar er is weinig voor nodig om mijn geheugen op te frissen. Zo liet ik pas geleden een filmpje zien aan mijn vriend, waarop mijn dochter te zien is als anderhalf jarig frummeltje dat net kan lopen en daar zéér content mee is. Bij het zien van de beelden voelde ik het direct weer. Mijn gemoedstoestand van toen. Gespannen, geagiteerd, rusteloos, opgefokt, rot. En dat elke dag, zo ongeveer de hele dag. Hetgeen helemaal niets te maken had met mijn dochter; integendeel. Het had zelfs helemaal nergens mee te maken. Dan moest ik wel een aanstelster wezen, toch?

Gelukkig trof ik enkele jaren geleden een psychiater die me serieus nam. Nog voor we het intakeformulier met elkaar doornamen zei ik tegen hem: ‘Het kan me niet schelen wat andere deskundigen beweerd hebben, maar met mij is wel degelijk iets aan de hand en ik ben volledig uitgeluld over mezelf.’ Doelend op het riedeltje hulpverleners dat ik in de jaren daarvoor had geraadpleegd en waarvan de laatste zei: ‘Met jou is niets aan de hand.’ Prachtige diagnose, mits-ie correct was geweest. De psychiater hoorde me aan, vroeg door en zei na drie kwartier: ‘Ik denk dat je gelijk hebt. Ik zie een hoog functionerende vrouw voor me die tevergeefs alles geprobeerd heeft om haar klachten te verminderen.’ Zijn diagnose: een gegeneraliseerde angststoornis. Ook al was ik nergens bang voor. Remedie, in mijn geval: pillen.

Jaren daarvoor velde een andere psychiater hetzelfde oordeel. Toen wilde ik er niet aan. Het was vlak na de dood van Koen en ik had geen zin in een stoornis. Ik vond ‘nabestaande van zelfdoding’  wel genoeg.  

Na het bezoek aan de 2e psychiater ging ik dus opnieuw aan de pillen. Ik had ze eerder genomen, voor een depressie, die voortkwam uit een verwaarloosde (door mij ontkende en onderdrukte) angststoornis. Realiseerde ik me achteraf, met dank aan de toelichting van mijn nieuwe shrink.

De eerste keer slikte ik ze ongeveer twee jaar. Toen ik me weer goed genoeg voelde stopte ik. Op de manier zoals de protocollen voorschreven. Resultaat: fikse onttrekkingsverschijnselen. Een draaihoofd waarbij het beeld telkens een halve seconde later volgde, een brein dat schokte alsof ik stroomstootjes door mijn bovenkamer gejaagd kreeg, ik voelde me verward, paniekerig en moe. Dat hield een week aan, vervolgens ebde alles heel langzaam weg. De stoornis hield zich tijdens mijn zwangerschap gedeisd, maar enkele maanden na de geboorte van kindlief kwamen alle klachten terug.

Inmiddels ben ik weer een jaar of zeven aan de AD. En het helpt. Toch ben ik het nu zat. Uiteindelijk slik ik het spul liever niet. Dus vanaf oktober vorig jaar ben ik aan het afbouwen. Op mijn manier **). Dat betekent: zelf de capsules openen en de werkzame stof die erin zit met behulp van een microweegschaaltje afwegen en er telkens een beetje minder van nemen. Ja, ik ken het bestaan van taperingstrips. Maar dan ben ik nog steeds afhankelijk van een apotheek en kan ik niet ‘onderweg’ zelf eenvoudig en snel bijstellen. Om nog maar te zwijgen van het feit dat taperingstrips nauwelijks en voor een korte periode vergoed worden door mijn zorgverzekeraar.

Het afbouwen gaat goed, ik zit op de helft van mijn oude dosering en ga morgen weer een stapje omlaag. Mijn prikkelgevoeligheid neemt wel toe. Dat betekent voor mij dat ik naast werk en kind mijn agenda niet te vol moet proppen. Dat was altijd al zo, maar ik ben er nu extra alert op. Minder pillen, meer zelfzorg. Op naar de nul milligram. Want ik ben nergens bang voor.

*) Voor de kenners: ik slik Venlafaxine, 75mg.

**) Let op: mijn blog is beslist geen pleidooi voor op eigen houtje afbouwen van AD en zelf klooien met je pillen. Raadpleeg altijd je arts. En vertrouw op wat je lijf je vertelt.

Afhankelijk van de producent bevatten de capsules pilletjes of korreltjes.