Tamara

schrijft

Pagina 23 van 27

Hartjes plakken

Met twee gekleurde stickertjes op zijn voeten komt mijn vader door de achterdeur naar buiten en gaat weer op de tuinstoel zitten. Mijn dochter is nog binnen en verantwoordelijk voor de versieringen op opa. Even later is opa weer serieus in gesprek met mijn man. Al valt het niet mee dat gesprek serieus te nemen als mijn blik op de beplakte, in slippers gestoken melkwitte voeten valt. Vera komt ook weer naar buiten en presenteert haar eigen schattige voetjes, helemaal vol met wel twintig hartjesstickers. Ze grijnst er trots bij en neemt plaats op haar eigen stoeltje in steigerhoutlook, door opa in elkaar getimmerd. Het chocolade verrassingsei eist haar aandacht op en blij schudt ze haar paardenstaartje heen en weer terwijl ze stukjes chocola in haar mond stopt. Mijn vader kijkt naar haar, naar mij en weer naar haar. Zijn blik lees ik als een combinatie van liefde en vertedering.

Hier moest ik aan denken toen ik net het liedje van Claudia de Breij luisterde, ‘hand op het hout’. Het gaat over wat je je kind allemaal voor goeds toewenst en hoeveel zorg(en) je voelt, al vanaf het moment dat het in je buik zit.

Dat je gezond blijft,
dat je uitkijkt in het verkeer
Altijd goed uitkijkt,
en eigenlijk nog veel meer

dat de anderen allemaal heel voorzichtig zijn met jou
en dat er later iemand van je houden zal,
zoals ik van je hou

En dan denk ik opeens niet alleen aan de stickertjes die Vera vanochtend op de voeten van haar opa plakte, maar ook aan hoe die opa ooit zelf zo’n kleine peuter om zich heen had. En hoe hij die peuter, eenmaal dertig jaar oud geworden, moest wegbrengen. En hoe mijn moeder ook een dikke buik had en al van haar zoon hield toen hij nog de grootte van een cashewnoot had. Het liedje van Claudia is niet eens heel erg sentimenteel maar toch zit ik opeens te snotteren. Omdat ik me een fractie in kan leven in hoe het moet zijn om een kind kwijt te raken.

Als ik naar Vera kijk, als ik haar nekje kriebel en zij ‘nouhou mama hou op’ roept, als ze geconcentreerd voor de duizendste keer Frozen kijkt, als ze trots in haar onderbroekje rond paradeert (want net zindelijk)…ik kan uren naar haar kijken en eindeloos aan haar zitten. Ze is er en dat moet zo zijn. Een collega zonder kinderen vroeg laatst: “Wat voel je dan, als je naar je kind kijkt?” Voor mij is er maar één – niet bijster uniek maar wel erg waar – antwoord: liefde. Zelfs als ik haar achter het behang wil plakken. En vooral als zij hartjes op opa plakt en opa dat allemaal goed vindt.

Een tuin vol verhalen

Zaterdag zat ik in de tuin bij een vriendin om haar verjaardag te vieren. Samen met haar vriend, moeder, vrienden, vriendinnen en schoonouders genoten mijn man en ik van de mooie zomeravond. We wisselden vakantieplannen uit, bespraken de hittegolf en namen nog een verkoelend drankje. Aangevuld met de onontbeerlijke chips en dipsaus. Plots vroeg één van de vriendinnen aan mij hoe het toch stond met mijn artikel voor Jan Magazine. Ik deed kort verslag en al snel volgde de vraag van de andere aanwezigen: ‘Maar waar gaat dat artikel dan over?’ ‘Neem nog een slok en dan zal ik het vertellen’, leidde ik mijn toelichting in. Na deze serieuze noot was het bruggetje naar een goed gesprek over de kruisjes van onze huisjes snel geslagen. Vier dames en één heer konden een scheiding noteren (niet getrouwd telt ook mee), één dame zelfs twee keer, de meesten met kinderen. Eén van die vier dames zag haar man er met de buurvrouw vandoor gaan en de aandacht voor hun eigen kind drastisch afnemen. De gescheiden heer is daarnaast ook nog een nichtje kwijt geraakt, het kan niet op. De details van de scheiding laat ik voor het gemak onbesproken. Mijn vriendin kan ook meepraten over een serieuze relatiebreuk en oh ja, zij verloor haar vader op haar 11e. Een andere vriend van haar, ook aanwezig in de tuin, ontdekte enkele maanden geleden dat zijn vader niet zijn echte vader is. Zijn ouders hebben de waarheid mee het graf in genomen en de zoektocht naar zijn verwekker, een Turk, is begonnen. Met kippenvel hoorde ik zijn verhaal aan. Mijn eigen echtgenoot, die ter plekke geen duit in het zakje deed, had dat zeker kunnen doen met een chronisch zieke moeder. Om over zijn overleden zwager nog maar te zwijgen. En dat vloog allemaal over tafel in een achtertuin te Oosterbeek, waar overigens ook veel gelachen is die avond.

Niemand blijft gespaard. Dat is geen dramatische conclusie, dat is een feit. Het ene verhaal is misschien heftiger, grootser, pijnlijker dan het andere. De één is sneller aan de beurt dan een ander. Maar ieder krijgt zijn kruisje, in welke vorm dan ook. Heel vaak word je er sterker van, wijzer. Toch denk ik dat iedereen bepaalde levenslessen met plezier weer inlevert, in ruil voor de herrijzenis uit de dood van een geliefde, een geslaagd huwelijk of een goede gezondheid. En dan begin ik nog niet eens over al die mensen op de wereld die leven in honger, armoede en geweld. Helaas kennen we geen ruilhandel in levenslessen en nare life events. Hoewel, die markt zou het geen dag overleven, gecrasht in no time wegens overweldigende belangstelling.

Verruimd bewustzijn

Huis Oostpool aan de Nieuwstraat in Arnhem. Te midden van een kluwen hippe studenten wacht ik voor de schuifdeuren van het theater op mijn goede vriendin F. Of ik wil of niet, draai ik de ingang steeds opnieuw mijn rug toe. Mijn blik trekt naar rechtsboven. Ik draai me weer om en zet een paar langzame passen de andere kant op. Om vervolgens toch weer terug te keren naar het grote balkon, nog steeds met een smoezelig wit hekwerk ervoor. Voor de twee ramen ontdek ik nette lichtgrijze gordijnen en per raam twee zilverkleurige kandelaars op de vensterbank, met knalroze kaarsen erop. Voor zover nodig, bewijst de kleur van de kaarsen definitief dat er toch minimaal één vrouw woont, en mijn broertje niet meer. De nieuwe bewoonster had anders dat hek ook wel even mogen poetsen. Ik voel gedraai in mijn buik en mijn ademhaling kruipt per minuut steeds hoger van buik naar borst richting keel. Verbaasd constateer ik deze onprettige fysieke sensaties. Niet eerder sinds Koens dood heb ik zo lang voor zijn voormalig appartement gestaan. De plek waar hij woonde en overleed.

Opgelucht constateer ik de komst van F. Kom, naar binnen! Er wacht ons een voorstelling van de eerste lichting studenten die afstuderen aan de nog prille schrijfopleiding van ArtEZ. Vrijwel direct na binnenkomst word ik afgeleid door enkele collega’s die een praatje komen maken. Mijn ademhaling keert terug naar een comfortabele plek.

De voorstelling die we te zien krijgen is van een indrukwekkende getalenteerdheid. Vijf jonge vrouwen die de moed hadden vier jaar geleden aan deze nieuwe opleiding te beginnen, waarbij de meesten van hen op dat moment niet de zegen van hun ouders kregen. Een schrijfopleiding? Kun je daar je brood mee verdienen?

Welhaast kwijlend van zoveel schoon, uniek en origineel taalgebruik, luister ik naar de voordrachten van deze afstuderende schrijvers. Zij tonen een humor, welbespraaktheid, creativiteit en inlevingsvermogen waar ik me met gevoelens van jaloezie aan laaf. Tijdens de pauze raken F. en ik bijna in een acute depressie: wat doen wij in godsnaam op kantoor, met onze oogklepjes voor, gericht op een scherm en toetsenbord?? Waarom leven wij geen groots en succesvol schrijversleven? We bedenken dat wij vermoedelijk rond ons 20e jaar laffe teckels waren zonder flauwe notie van wat er zoal te koop was in de wereld, laat staan dat we het lef hadden om iets als een schrijfopleiding te gaan volgen. Met een glas bier in de hand keren we terug naar de zaal voor het tweede deel van de voorstelling. Na nog een uur weldadige literatuurconsumptie krijgt het hoofd van de opleiding het laatste woord. Hij zegt onder andere dat deze schrijfsters vanavond ons bewustzijn verruimd hebben. Ja, dat vinden F. en ik nou ook. Dus oogklepjes af en op naar ’t Moortgat, om de avond te evalueren en ons bewustzijn nog wat verder te verruimen. Het wordt al licht als we ieders ons weegs gaan, toegezongen door kwetterende vogels. Ietwat zwabberend op mijn mamafiets zwoeg ik de bult op naar huis en neem me moedig voor: in een volgend leven ben ik geen P&O-adviseur bij ArtEZ maar volg ik er de schrijfopleiding.

Daarom

Vorige week vrijdag was ik bij een begrafenis. Er werd weer iemand veel te vroeg onder de groene zoden gestopt. Onze receptioniste te Zwolle, pas 57 jaar, moeder van twee kinderen en oma van een kleinkind. Het zou niet moeten mogen, maar ja, daar gaan wij niet over. Samen met een collega reed ik dus richting Elburg, alwaar de dienst gehouden werd. We waren strak op tijd, lees: aan de late kant, en konden nog op het balkon van de moderne kerk plaatsnemen. Ik keek uit op heel veel kruinen, bekende en onbekende. Op de voorste rij de gebogen hoofden van echtgenoot, kinderen en aanhang. Naast de dominee, keek ik nog iemand recht aan. De overledene, vanaf een foto. Hoe ouder je wordt, hoe vaker je naar begrafenissen en crematies mag. Mijn vader waarschuwt me telkens weer. Maar hoe zeer ik inmiddels ook doordrongen ben van het gegeven dat de dood bij het leven hoort, blijf ik het bizar vinden dat iemand eerst nog alive and kicking is en plotseling, of na een ziekbed, hartstikke morsdood is. Ik staar naar de mooie frisse foto van een gezond gezicht. Zo zit ze nog achter de receptie en nu zou diezelfde persoon in de witte kist liggen?

Waarom gaat de één op z’n 57e, de ander ruim voorbij de 80 en haalt weer een ander niet eens de 12? Ja, ik weet het: het ligt er maar aan wat er op je pad komt. Daar heb je maar beperkt invloed op. Maar waarom kan niet iedereen er gewoon zeker van zijn dat er ergens tussen de 80 en 90 een einde aan komt? Of haalt dat iedere motivatie uit het menselijk bestaan? Eerst was het nog ‘haal alles eruit wat erin zit want je kunt morgen dood zijn’ en dan wordt het ‘oooh ik heb zeker tot 2055 dus ik blijf nog even in de hangmat liggen’.
De kruinen scannende op andere aanwezige collega’s bedacht ik me weer eens: over 100 jaar zijn we allemaal dood. Jij, ik, de collega naast me, de hele kerk vol mensen, mijn man en mijn kind (alhoewel, 103 moet haalbaar zijn voor haar generatie). Dat is een gedachte om raar van te worden dus meestal leid ik mezelf vliegensvlug af van dit soort gezellige overdenkingen. Helaas is het aantal afleidingen tijdens een kerkdienst beperkt maar de spin op de balustrade van het balkon deed z’n best.

Op de vraag ‘waarom gaan mensen te vroeg dood?’ is maar één antwoord mogelijk. Het antwoord dat je als kind nooit wilde horen zodra je een zin begon met ‘waarom…’. Daarom! Er zit gewoon niks anders op dan het leven te blijven vieren, af en toe te klagen over onbeduidende zaken, jezelf dat toe te staan en daarna ook weer weten: wat heb ik het goed dat ik kan mekkeren over het weer. Of over een snotneus. Of over een vlek die niet uit je t-shirt wil. Zoek je vrienden op, je familie, maak nieuwe vrienden of neem afscheid van ongewenste types in je inner circle, nu het nog kan. Drink er eentje, of vooruit twee, stop voor de zekerheid wel met roken en proost. Op het leven, hoe lang of kort het ook moge duren.

The day after

16 mei 2008. Vandaag zeven jaar geleden was the day after. De dag nadat ik mijn broertje gecremeerd had. Dat was het dan. Dood, gecremeerd en enkele weken later (je krijgt de urn met as niet direct mee) ook begraven. En wat doe je dan, op zo’n day after? Met je beste vriendin, haar kinderen en haar vriend naar de Ikea. Iets heel gewoons. Met eigen ogen zien dat de wereld inderdaad doordraait, ook al stond die van mij stil. De oudste zoon van mijn vriendin sprong op een karretje en ik sjeesde met hem door de gangen. Hij kraaide het uit en ontlokte me zelfs een glimlach. Maar op enige afstand volgde het zwarte wolkje met verdriet dat boven mijn hoofd hing, en dat me telkens weer inhaalde. De jongste zoon was pas 3 maanden oud, geboren op – zo bleek later – de laatste verjaardag van mijn broertje. Hoog op het voorhoofd van de jongste telg glom een grote aardbeivlek, reden voor veel mensen nog eens een tweede blik in de Maxi Cosi te werpen op deze rode aan- en uitknop, zoals mijn vriendin de aardbei liefkozend noemde. Aan mij zagen de mensen gek genoeg niets, terwijl ik voor mijn gevoel een lichtbalk op mijn voorhoofd droeg met de tekst: hier loopt de zus van een dood broertje.

Vandaag, 16 mei 2015. Zonder me vooraf bewust te zijn van de datum, heb ik afgesproken met een vrouw die ik heb leren kennen tijdens een schrijfworkshop. We delen niet alleen onze liefde voor taal maar zijn ook lotgenoten. Zij is haar zusje kwijt geraakt. We praten over het verlies van onze broer en zus en hoe dat doorwerkt in ons huidige leven. En we vinden allebei dat de dood in onze wereld een ondergeschikte plaats heeft gekregen. Op zich goed nieuws want blijkbaar is (te vroeg) dood gaan geen schering en inslag meer, zoals in vroegere tijden. De keerzijde is echter, zo vinden lotgenoot en ik, dat de dood er soms niet lijkt te mogen zijn. Terwijl dat toch de enige zekerheid is die we hebben in dit leven: we sterven allemaal.

We nemen een broodje, drinken een zoveelste latte macchiato en gaan van onze broer en zus naar onze kinderen, mannen, banen, huizen, ouders, vrienden, hobby’s en weer terug naar onze broer en zus. Alles bestaat naast elkaar. Op de parkeerplaats van het theehuis nemen we afscheid, waarbij ik nog een uitnodiging krijg om eens samen een kijkje te nemen in het museum ‘Tot zover’ te Amsterdam. Een museum dat ‘de dood’ als centraal thema heeft. We lachen om onze eigen reactie: ‘Ja leuk, doen we!’

Terwijl ik dit stukje schrijf, kijk ik naar de foto van Koen op mijn bureau. Ik moet denken aan de uitspraak van een goede vriendin. Zij zegt: ‘De dood is een klootzak.’ Ik mag daar graag een citaat van Toon Hermans aan toevoegen: ‘Gevoel voor humor begint bij gevoel voor verdriet.’

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2025 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑