Dankzij mijn boek leer ik via social media en in het echte leven mensen kennen die in mijn beleving veel openhartiger zijn over hun mentale hindernissen dan ik.

Vrijdagmiddag ontmoette ik weer zo iemand: Jeroen, onder andere werkzaam bij PsychoseNet. Hij interviewde mij over mijn boek, maar voor we daaraan toekwamen hadden we het onder andere over ‘de verwarde man’ die hij een paar keer geweest is. Inmiddels zet hij zijn ervaring met psychoses in om mensen erover te leren, met behulp van een virtual realitybril. Naast inzicht geven in hoe een psychose kan voelen, wil hij duidelijk maken: achter die ‘verwarde man’ die soms in een krantenartikel genoemd wordt, zit een verhaal. Een leven, een mens van vlees en bloed dat echt niet voor de lol – laat staan zomaar – op een dak klimt en met dakpannen gaat gooien.

Vergeleken met de ervaringen van Jeroen of de man op het dak, zijn de psychische obstakels in mijn leven slechts drempels geweest. En nu hooguit een omhoog liggende stoeptegel waar ik omheen kan lopen of een enkele keer over struikel. Dus waarom schrijven over mijn angststoornis? Laten we eerlijk wezen, hoe erg word ik er nou door gehinderd? Maar toch. Klachtenvrij of niet, mijn mentale gestel is op een aantal punten kwetsbaar en daar heb ik rekening mee te houden. Geen idee of dat meer is dan ‘de gemiddelde mens’ (die niet bestaat), maar ik ben ook met pillen structureel alert op mijn stresslevel. Als ik mezelf toch voorbij loop gebeurt er dit: opgefokt gevoel, de hele dag. Huilerig om niks. Bij het begin van de dag al het gevoel hebben met te grote laarzen door zuigende modder te ploegen. Me niet verheugen op fijne afspraakjes met vriendinnen. Bij ieder Whatsappje denken: ‘Oh nee, wat moeten ze van me?’ Overprikkeld raken van de radio, een piepende stoel of de zon in mijn ogen. Op die dagen ga ik gewoon naar mijn werk, moe en lusteloos of niet. Ik weet dat vrij weinig mensen – hooguit de collega’s die me al jaren kennen en natuurlijk mijn man – doorhebben dat ik tijdelijk niet mijn flitsende zelf ben.

Ik zou best zonder medicijnen kunnen. Zeker weten. Als ik geen leven had. Geen huwelijk, geen kind, geen baan, geen familie, geen vriendinnen en geen leuke bezigheden. Een prikkelloos leven. Lijkt me oersaai; ik voorzie een bore-out. Hebben we dat weer.

Zolang ik al het bovengenoemde wel heb (en ik was niet van plan om daar iets van in te leveren), heb ik ook pillen nodig om mijn spanningslevel op een acceptabel niveau te houden. Dat vind ik zelf nog steeds best gek, maar omdat ik meermaals ervaren heb dat het zonder niet lukt, ook niet na jaren van vele gesprekken met allerhande professionals, heb ik me ondertussen verzoend met dat gegeven. Duizend keer liever een fijn leven met pillen, dan een moeizaam leven zonder.

‘Hoe gaat het met je?’ was Jeroens eerste vraag toen we aan het interview begonnen. Hij verontschuldigde er zich tegelijk voor want ja, misschien een te gewone vraag? Welnee. Zeker niet als de degene die het vraagt ook daadwerkelijk geïnteresseerd is in het antwoord, zoals Jeroen. ‘Iets te veel werkstress momenteel, maar ook erg blij dat mijn boek uit is en alle aandacht die het krijgt.’ Zoiets heb ik gezegd.

We wandelden over de Rijnkade, het Roermondsplein, Onderlangs en weer terug. Er kwamen geen vragen als: zagen jullie het aankomen? Of: voel je je schuldig? Maar wel: waar ging je met je woede naar toe? En: wat vind jij, is er genoeg ruimte voor rouw in de maatschappij? Mooie insteek. Na afloop bedankte hij me voor het delen van mijn verhaal en ik bedankte hem voor het luisteren. We namen afscheid met drie zoenen.

Ik trapte de bult op naar huis en realiseerde me weer eens: ieder mens heeft een verhaal. Laten we daar vaker naar luisteren.