Leuk, ik ben geïnterviewd!
https://www.editio.nl/magazine/interviews/interview-tamara-baars-wil-jaar-manuscript-uitgeven.html
Leuk, ik ben geïnterviewd!
https://www.editio.nl/magazine/interviews/interview-tamara-baars-wil-jaar-manuscript-uitgeven.html
Met mijn dochter achterop de fiets, trap ik richting haar school. Mijn handen zijn koud en mijn rug wordt klam. Vijf graden en bult op, dan krijg je dat. De jongedame noemt spontaan een aantal wensen op, vermoedelijk geïnspireerd door haar sprookjesboeken.
‘Ik wens dat het altijd licht blijft. En dat niemand ziek wordt. En dat niemand dood gaat. En dat iedereen die dood is weer levend wordt.’
‘Dus dan wordt ome Koen ook weer levend? Dat is fijn!’
‘Ja. En de opa’s en oma’s die dood zijn ook, van de kindjes in mijn klas.’
‘Wat een goed idee zeg.’
Net als ik bedenk dat mijn vijfjarige dochter erg meelevend is voor haar leeftijd voegt ze aan haar wensenlijstje toe:
‘En ik wens dat ik onzichtbaar ben. En dat ik een onzichtbare eenhoorn heb met roze vleugels.’
Stel je voor dat haar wensen uitkomen. Vooral die met het Paasthema: de doden die weer levend worden. Dat Koen gewoon aanbelt op een dag. ‘Ja sorry, ik vond het toen echt een heel goed plan om eruit te stappen maar eigenlijk best fijn dat Vera mij terug gewenst heeft. Het is een beetje saai daarboven. Er is geen bier en Queens of the Stone Age is te harde muziek voor dooie oudjes.’ Om te beginnen zou mijn reactie zijn: ‘Draai je om en buk eens.’ Zodat ik hem een gigantische schop onder zijn eigenwijze rothol kan geven. Daarna volgt natuurlijk de emotionele hereniging.
Helaas, kansloze wens.
Zoals het voor Vera heel gewoon is dat ze een dode ome Koen heeft, was het voor mij vroeger heel gewoon dat mijn vader een dood broertje heeft. Jantje. Ik kende het verhaal: Jantje was nog geen vier jaar oud toen hij overleed aan een longontsteking. Dat kon toen nog. En ik wist ook dat zes jaar later mijn oma, de moeder van mijn vader, overleed. Ik moest minstens dertig jaar oud worden voor tot me doordrong wat een grote verliezen mijn vader, zijn vader en al zijn broers en zussen geleden hebben. Ondanks dit verdriet heeft mijn vader een mooie jeugd gehad, vertelde hij me pas geleden nog. Die dingen kunnen naast elkaar bestaan, dat heeft hij helaas al jong geleerd.
Ooit zal Vera groot genoeg zijn om vragen te gaan stellen over ome Koen. En ooit zal ze begrijpen hoe heftig zijn dood voor haar opa, oma en mij was. En is. Maar ik maak er nooit een zwaar onderwerp van. Ze heeft wel eens gevraagd waarom hij dood ging. Hij was ziek, vertel ik haar. Niet eens een leugen. En ja, mama vindt het erg jammer dat hij er niet meer is. Daarna gaan we over tot de orde van de dag. Dat sluit prima aan bij de belevingswereld van onze dochter. Tegelijkertijd is het ook hoe het voor mij werkt: het gemis combineert inmiddels met het gewone leven. Dus over tot de orde van vandaag: paaseieren schilderen. Eerst nog ergens eieren zien te regelen. Denk niet dat het helpt om een doosje in de koelkast te wensen.
‘Gaan jullie met me mee vannacht?!’ roept de zanger. Het publiek juicht.
‘Lekker een vuurtje stoken in Sonsbeekpark?!’ gaat de zanger door. Het publiek gilt.
‘Helemaal naakt?’ gooit hij er een schepje bovenop. De zaal reageert uitbundig, zij het licht aarzelend.
‘Ah mooi, er gaan nog steeds mensen mee’, concludeert de artiest tevreden. En de drummer tikt af voor het volgende nummer.
Het is vol in Luxor. Samen met mijn man sta ik achter in de zaal op mijn tenen om het asymmetrische kapsel en de enorme bril van de frontman nog net te kunnen zien. De bar is binnen handbereik. Ondanks het prachtige concert dwalen mijn gedachten af naar de prijsuitreiking van de schrijfwedstrijd waar ik aan mee heb gedaan. Nog twee nachtjes slapen. Kom ik ook op een podium? Waarschijnlijk wel, maar zeker weten doe ik het niet. Moet ik een speech houden? Het mag, maar moet niet. Wil ik het?
Ik bedenk me dat als ik mijn boek afrond en ook nog uitgeef, de kans klein is dat ik mijn kunstwerk op een podium ga verkopen. Dat doen schrijvers toch niet? Ik zie het al voor me, dat ik mijn fans toeroep: ‘Gaan jullie met me mee vannacht? Boeken lezen in het park? Naakt?!’ Hoewel, Herman Brusselmans zou zijn hand niet omdraaien voor een performance van deze soort. En hij zou nog mensen meekrijgen ook.
Mijn aandacht gaat terug naar het concert, daar zorgt de zeer muzikale band van maar liefst zeven man (waarvan één vrouw) wel voor. Het is duidelijk dat muziek maken voor deze mensen noodzaak is. Dit is wat ze moeten doen. Hoewel ik niet pretendeer een kunstenaar van hetzelfde niveau te zijn, begrijp ik wel hoe het voelt dat je iets móet maken, schrijven, creëren. Ik ben al bijna negen jaar bezig met mijn boek, af en aan, tussendoor schrijfcursussen en workshops volgend, soms de moed verliezend. Maar nooit helemaal, het vlammetje blijft branden. Dit is wat ik moet doen.
Het is zaterdagmiddag 18 maart, nog nul nachtjes slapen. Ik zit achter mijn laptop op onze zolderkamer en heb toch maar een paar woordjes voorbereid voor het geval dat ik de kans krijg iets te zeggen. Als ik het durf, op een podium, in Amsterdam. Mijn vriendinnen – er gaan vier stuks mee – moedigen me alvast aan via de groepsapp die ik voor de gelegenheid heb aangemaakt. Er worden relativerende suggesties gestuurd voor de tekst van mijn speech, zoals deze ultrakorte versie: ‘Bedank. Kloar.’ Eventueel aangevuld met een hysterische Oscaruitreiking-achtige snik, oppert de ene vriendin. En of ik niet wil vergeten te vermelden dat ik het zonder hen niet gered zou hebben, appt de ander. Nou, laat ik dat dan alvast gezegd hebben: lieve echtgenoot en vriendinnen (ook zij die er vanavond niet bij zijn), en iedereen die mijn verhaal heeft geliked en gedeeld dat het een lieve lust was: uiteraard had ik het zonder jullie niet gered! Bedank. Kloar.
http://www.debalie.nl/agenda/podium/debutantenbal-2017/e_9782765/p_11768335/
‘Ik ga buiten roken, ga je mee?’
Het is half twee ’s nachts en samen met een vriendin geniet ik van de live muziek in een rockcafé. We hebben eerst pizza gegeten, en daarna besloten we in een dolle bui: laten we de kroeg induiken waar we ooit jarenlang tot het meubilair behoorden.
‘Ja, ik loop mee. Alleen wil ik mijn tas niet onbeheerd laten staan.’
Naast mijn tas, die ik geparkeerd heb op een zitje, zijn drie knappe jongens neergestreken. ‘Zeg, wij gaan roken, wil jij deze tas bewaken tot we terug zijn?’ vraagt mijn vriendin aan één van hen. Hij belooft plechtig de boel in de gaten te houden.
We vertrekken naar buiten. Mijn vriendin rookt haar peuk, en ik sta lekker af te koelen. Het is bloedheet binnen. Was dat tien jaar geleden ook al zo? Na een kwartier gaan we het lawaai en de hitte weer tegemoet. De knappe jongen meldt dat hij de tas met zijn leven heeft bewaakt. ‘Je hebt er toch niet in gekeken?’ wil mijn vriendin weten. ‘Jawel, maar ik heb alles teruggedaan. Ook de foto’s van de kinderen’, grijnst hij.
Ik roep nog dat ik maar één kind heb. Waarom zeg ik dat eigenlijk? En dan realiseer ik me: mijn gevoelsleeftijd mag dan hooguit dertig jaar zijn; deze twintigjarige knapperd ziet de bierdrinkende moeder van boven de veertig die ik ben. Mijn vriendin en ik proosten nog een keer op de mooie avond.
Inzending schrijfwedstrijd Zin Magazine
Mijn allerliefste dochter,
Je bent nog te klein om te begrijpen wat ik je schrijf, maar als je later groot bent, zul je mijn woorden voelen.
Als ik tegen je zeg: ‘Ik hou van je’, antwoord jij vaak met: ‘Nou, niet zeggen.’ En als ik vraag waarom niet, is jouw uitleg: ‘Oké, je mag het nog één keer zeggen maar dan niet meer.’ Soms maken we er een spelletje van. Dan vraag ik of je ook van mij houdt. Jouw antwoord is nee, en dan doe ik net alsof ik moet huilen. Daar moet jij om schaterlachen, wetende dat het ‘voor nep’ is, zoals jij dat noemt.
Natuurlijk zeg ik veel vaker dat ik van je hou dan die ene keer waarvoor ik van jou toestemming heb gekregen. Ik verstop het in je haren met een kus op je hoofd, of proest het op je buik als we stoeien. En als we ruzie maken omdat je niet opschiet of die ene jurk niet aan wilt, is dat ook liefde. Al vind je mij dan stom.
Er was een tijd dat ik bang was voor mijn liefde voor jou, mijn kind. Terwijl je er nog niet eens was. Want ik had gezien hoe mijn vader en moeder, jouw opa en oma, een kind hadden verloren. Een groter verdriet dan het verlies van mijn broer, jouw oom, ken ik niet. Hoe moet het voelen als het je zoon is die je wegbrengt? Dat wilde ik nooit meemaken. Wat je niet hebt kun je niet verliezen, dus geen kind voor mij. Dacht ik. Maar de angst verloor terrein dankzij het verlangen, en jij kwam er toch. Een groter geluk dan jouw komst heb ik niet ervaren.
Ik wil jou nooit meer kwijt. Dat ik daar geen garantie op heb gekregen toen je geboren werd, is meer dan beangstigend. Maar de liefde wint. Je hele zijn is me zo dierbaar. De zachte geur van je hals, je altijd babbelende stem, die ene wiebelteen, je eigengereidheid.
Zo klein als je bent, moet ik je soms al loslaten. Nu nog in bescheiden stapjes tijdens logeerpartijtjes bij opa en oma. Maar ooit roept de wereld en volg je met grote zelfverzekerde passen je eigen pad. Weet dan dat je altijd liefde bij me kunt halen, voor onderweg. Mijn bron voor jou is onuitputtelijk. Mag ik het nog één keer zeggen? Ik hou van je.
Je moeder
Deze brief is mijn inzending voor de schrijfwedstrijd van Heel Nederland Schrijft. Zie hier.
© 2025 Tamara
Thema gemaakt door Anders Noren — Boven ↑