Onderdeel van de publieksprijs van de debutantenschrijfwedstrijd van Editio, is een online schrijfcursus naar keuze. Ik koos voor ‘levensverhaal schrijven’, met als leraar Auke Kok. In de tweede week van de cursus (die negen weken duurt) was de opdracht, na het verorberen van een stukje theorie: beschrijf een eerste dag in maximaal 250 woorden. Op de eerste versie van mijn uitwerking kreeg ik feedback van Auke en mijn medecursisten, waarna ik een tweede – mijns inziens verbeterde – versie schreef. Dat vond Auke ook, desgevraagd. Blijven oefenen die schrijfhand! Zo leuk om te doen ook.

De eerste dag / versie 1

Ik open mijn ogen en voel hoe mijn oogleden tegen een paar kussentjes aan duwen. Zachtjes raak ik met mijn vingertoppen de gezwollen huid aan. Het schrijnt een beetje, geïrriteerd door het urenlange huilen gisteren. De afscheidsdienst was mooi, behalve dan dat het zo niet had mogen gaan. Koen is dood en gecremeerd. En nu? Ik staar zo lang naar het plafond dat mijn ogen opnieuw beginnen te tranen. Een antwoord blijft uit.

Vermoeid wrijf ik mijn wangen droog en ga rechtop zitten. Direct voel ik een venijnige kramp vlak onder mijn ribben. Mijn lijf protesteert onverbiddelijk, na een week lang moeizaam overeind blijven in een moeras van ellende en ongeloof.

Ik hoor Roel rommelen met keukenkastjes, borden en bestek. Hij dekt de ontbijttafel, in de hoop dat ik dan wel iets eet. Ik slof richting woonkamer. Roel kijkt op van zijn krant. ‘Goedemorgen schat, kopje thee? En wat wil je op je boterham?’ Geen idee. Ik weet niets meer. Hoe ga ik deze dag doorkomen? En de dag daarna? ‘Doe maar kaas.’ Dat lustte ik voor Koen ook, dus misschien nu nog steeds. Na drie happen past er niets meer bij, hoe leeg ik me ook voel.

Ik sta op van de ontbijttafel, geef Roel in het voorbijgaan een aai over zijn hoofd en ga weer op bed liggen. Ik besluit: deze eerste dag na Koen neem ik uur voor uur.

Met opgetrokken knieën wacht ik op een verlichtende slaap.

De eerste dag / versie 2

Ik open mijn ogen en voel hoe mijn oogleden tegen een paar kussentjes aan duwen. Zachtjes raak ik met mijn vingertoppen de gezwollen huid aan. Het schrijnt een beetje, geïrriteerd door het urenlange huilen gisteren. De afscheidsdienst was mooi, behalve dan dat het zo niet had mogen gaan. Koen is dood en gecremeerd. En nu? Ik staar lang naar het plafond maar een antwoord blijft uit.

In de keuken hoor ik Roel  rommelen met kastdeurtjes, borden en bestek. Hij dekt de ontbijttafel, in de hoop dat ik dan wel iets eet. Even later opent hij voorzichtig de slaapkamerdeur.

’Goedemorgen lieverd, kom je aan tafel?’

‘Ja, zo.’

Nog steeds vermoeid ga ik rechtop zitten. Direct voel ik een venijnige kramp vlak onder mijn ribben. Mijn lijf protesteert onverbiddelijk, na een week lang moeizaam overeind blijven in een moeras van ellende en ongeloof.

Voorover gebogen stap ik uit bed en loop langzaam naar de woonkamer. Roel kijkt op van zijn krant. ‘Kopje thee? En wat wil je op je boterham?’ Geen idee. Ik weet niets meer. Hoe ga ik deze dag doorkomen? En de dag daarna? ‘Doe maar kaas.’ Dat lustte ik voor Koen ook. Na drie happen past er niets meer bij, hoe leeg ik me ook voel.

Ik sta op van de ontbijttafel, geef Roel in het voorbijgaan een aai over zijn hoofd en ga weer op bed liggen. Deze eerste dag na Koen neem ik uur voor uur. Met opgetrokken knieën wacht ik op een verlichtende slaap.