Tamara

schrijft

Maand: juli 2018

Waarover dan?

Zeker zou ik een tweede boek willen schrijven. Maar waarover? Ik ben sowieso nog hartstikke druk met alle promotionele activiteiten rondom boek 1. Ook na de zomer heb ik nog wat plannetjes. Ondertussen rommelt het in mijn bovenkamer. Boek twee. Ik kan vast geen thema vinden dat er zo uit MOEST als nu het geval was. Iets over het moederschap? Nee, op een tweede Daphne D. zit niemand te wachten. No offence Daphne.

Ik geloof dat ik opnieuw een innerlijke noodzaak moet voelen om een boek te schrijven, omdat het me anders niet lukt. Dan krijgt de rest van mijn leven voortdurend voorrang. Hoe graag ik de woorden ook aan elkaar plak, herschik, omgooi, weggooi en toch weer opschrijf. Schrijven is voor mij en mijn hersenpan een feest. Of eigenlijk meer een soort meditatie.

Misschien moet er een vervolg komen op boek 1? Titel: Als jullie dit lezen ben ik best gelukkig. Al had ik mijn broertje duizend, wat zeg ik: een miljoenmiljardduizend (formulering gejat van mijn dochter), liever naast me gehad. Flauwe grappen maken, ouwehoeren, roddelen over onze ouders, mijn dochter uit logeren brengen naar haar oom. Dat zit er – eindeloos pijnlijk – niet meer in en toch leid ik een aangenaam bestaan. Hoe spannend is een boek dat gaat over iemand die een leuk leven heeft? Personages in een boek moeten een conflict ervaren (ik verzin dit niet zelf) en als dat er niet is, wordt het een laffe hap. Oninteressant.

Maar ja, ik zit niet te wachten op conflicten in mijn leven van welke aard dan ook. Dus blijft over: fictie. Een roman schrijven, ontstaan uit mijn verbeelding en geholpen door eigen ervaringen. Maar nog steeds vraag ik me af: welk verhaal wil, nee moet ik kwijt? Om nog maar te zwijgen over hoe idioot moeilijk het is om een goede roman uit de pen te persen. En ik heb er ook niet voor doorgeleerd.

Ik ga eerst maar eens op vakantie. Beetje naar de vulkanische rotsen van het Canarische eiland staren waar we op neerstrijken straks. Spaans pilsje d’r bij, papieren dagboek in de aanslag, een e-reader vol verse zinnen en verhalen ter inspiratie. Wie weet wat er tot mij komt.

Maar als er iemand is die alvast wat suggesties wil aandragen: graag, leef je uit en laat je reactie achter op mijn site, Facebook, Twitter, Instagram of LinkedIn. Of overal. Ik zou bijna zeggen: degene die de gouden tip levert, krijgt het eerste exemplaar van mijn tweede boek cadeau.


Aldus Murat Isik (schrijver van o.a. ‘Wees onzichtbaar’, ligt nog op mijn plank):

Aldus wijlen Renate Dorrestein (schrijver van o.a. … te veel om op te noemen, lees alles!):

De mens en het verhaal

Dankzij mijn boek leer ik via social media en in het echte leven mensen kennen die in mijn beleving veel openhartiger zijn over hun mentale hindernissen dan ik.

Vrijdagmiddag ontmoette ik weer zo iemand: Jeroen, onder andere werkzaam bij PsychoseNet. Hij interviewde mij over mijn boek, maar voor we daaraan toekwamen hadden we het onder andere over ‘de verwarde man’ die hij een paar keer geweest is. Inmiddels zet hij zijn ervaring met psychoses in om mensen erover te leren, met behulp van een virtual realitybril. Naast inzicht geven in hoe een psychose kan voelen, wil hij duidelijk maken: achter die ‘verwarde man’ die soms in een krantenartikel genoemd wordt, zit een verhaal. Een leven, een mens van vlees en bloed dat echt niet voor de lol – laat staan zomaar – op een dak klimt en met dakpannen gaat gooien.

Vergeleken met de ervaringen van Jeroen of de man op het dak, zijn de psychische obstakels in mijn leven slechts drempels geweest. En nu hooguit een omhoog liggende stoeptegel waar ik omheen kan lopen of een enkele keer over struikel. Dus waarom schrijven over mijn angststoornis? Laten we eerlijk wezen, hoe erg word ik er nou door gehinderd? Maar toch. Klachtenvrij of niet, mijn mentale gestel is op een aantal punten kwetsbaar en daar heb ik rekening mee te houden. Geen idee of dat meer is dan ‘de gemiddelde mens’ (die niet bestaat), maar ik ben ook met pillen structureel alert op mijn stresslevel. Als ik mezelf toch voorbij loop gebeurt er dit: opgefokt gevoel, de hele dag. Huilerig om niks. Bij het begin van de dag al het gevoel hebben met te grote laarzen door zuigende modder te ploegen. Me niet verheugen op fijne afspraakjes met vriendinnen. Bij ieder Whatsappje denken: ‘Oh nee, wat moeten ze van me?’ Overprikkeld raken van de radio, een piepende stoel of de zon in mijn ogen. Op die dagen ga ik gewoon naar mijn werk, moe en lusteloos of niet. Ik weet dat vrij weinig mensen – hooguit de collega’s die me al jaren kennen en natuurlijk mijn man – doorhebben dat ik tijdelijk niet mijn flitsende zelf ben.

Ik zou best zonder medicijnen kunnen. Zeker weten. Als ik geen leven had. Geen huwelijk, geen kind, geen baan, geen familie, geen vriendinnen en geen leuke bezigheden. Een prikkelloos leven. Lijkt me oersaai; ik voorzie een bore-out. Hebben we dat weer.

Zolang ik al het bovengenoemde wel heb (en ik was niet van plan om daar iets van in te leveren), heb ik ook pillen nodig om mijn spanningslevel op een acceptabel niveau te houden. Dat vind ik zelf nog steeds best gek, maar omdat ik meermaals ervaren heb dat het zonder niet lukt, ook niet na jaren van vele gesprekken met allerhande professionals, heb ik me ondertussen verzoend met dat gegeven. Duizend keer liever een fijn leven met pillen, dan een moeizaam leven zonder.

‘Hoe gaat het met je?’ was Jeroens eerste vraag toen we aan het interview begonnen. Hij verontschuldigde er zich tegelijk voor want ja, misschien een te gewone vraag? Welnee. Zeker niet als de degene die het vraagt ook daadwerkelijk geïnteresseerd is in het antwoord, zoals Jeroen. ‘Iets te veel werkstress momenteel, maar ook erg blij dat mijn boek uit is en alle aandacht die het krijgt.’ Zoiets heb ik gezegd.

We wandelden over de Rijnkade, het Roermondsplein, Onderlangs en weer terug. Er kwamen geen vragen als: zagen jullie het aankomen? Of: voel je je schuldig? Maar wel: waar ging je met je woede naar toe? En: wat vind jij, is er genoeg ruimte voor rouw in de maatschappij? Mooie insteek. Na afloop bedankte hij me voor het delen van mijn verhaal en ik bedankte hem voor het luisteren. We namen afscheid met drie zoenen.

Ik trapte de bult op naar huis en realiseerde me weer eens: ieder mens heeft een verhaal. Laten we daar vaker naar luisteren.

Sorry, sokken en nattigheid

In het konijnenhol zaten we, mijn man en ik. Voor het eerst sinds twintig jaar (en mijn man sowieso voor het eerst) ging ik afgelopen weekend weer eens naar een festival mét overnachting. Drie zelfs. Het was even wennen aan het campingleven, met drie tenten op de vierkante meter gepropt en vijfentwintig wachtenden voor u in de rij voor de douches maar toen ik de slag te pakken had (lees: me overgaf aan dat wat was, zoals lange rijen, hitte, een chronische zweet-bh en zwarte voeten), kon het niet meer stuk.

Naast natuurlijk Muziek met een hoofdletter M, waren er nog drie duidelijke thema’s aanwezig: sorry, sokken en nattigheid.

Sorry. Bij het passeren in de menigte: ‘Sorry, mag ik er even langs?’ Bij het knoeien van bier over mijn arm of het pletten van mijn tenen: ‘Oeh sorry!’ Colin Benders, van ooit Kyteman die tijdens Lowlands 2009 het weergaloze Sorry ten gehore gaf, was er ook. Maar ik zag alleen een glimp van een bos krullen heen en weer springen voor een unit met veel draadjes en knoppen; meer viel er niet te zien door de honderden mensen die wel op tijd waren. Dus sorry Colin, we zijn toch maar doorgelopen.

Sokken. Ik heb een nieuwe trend waargenomen op DTRH. Sokken in sneakers. En dan geen sokjes die je niet ziet, nee, witte hoge tennissokken. Of welke andere kleur dan ook trouwens. Flink hoog opgetrokken. Té lelijk. Het zal de generatiekloof wezen maar ik vind het geen porem. Bij niemand. Trek uit die maffe dingen onder je korte broek!

Nattigheid. Gerstenat, natuurlijk. Geen hand te bekennen zonder een blikje of bekertje bier erin. En zweet spetterde rond, heel veel zweet de hele tijd overal bij iedereen. Water, dat ook. Flesjes vol, zonder dop, zodat je er niet mee kon gooien. Waterpistolen werden leeggeschoten op vrienden en voorbijgangers en het meer op het terrein zat vol met festivalgangers. Er was ook een gierwagen die water sproeide tegen het stof. Ja, het was echt water. Het hielp hooguit een uurtje en het eelt onder mijn voeten wordt nooit meer schoon.

Ten slotte kreeg ik bij drie artiesten natte ogen. Vrijdagavond bij Queens of the Stone Age. Toen Josh Homme opkwam en samen met zijn maten de gitaren liet gillen, moest ik even heel erg aan mijn broertje denken. Hij vond QOTSA fantastisch en had ze gewoon nog honderd keer moeten zien. Het drong in alle hevigheid tot me door dat ik ze nu zelf ein-de-lijk live mocht aanschouwen en dat Koen dat nooit meer zou doen. De tweede keer waterige oogjes was bij het optreden van Wende. Dat mens is zó intens, onmogelijk om je daarvoor af te sluiten. Haar stem gaat door muren heen. En tot slot Nick Cave, zondagavond. In 2015 verloor hij zijn toen 15-jarige zoon. Twee nummers over dit verlies deed hij voor de rabbits, die allemaal ademloos (én stil! #hetkanduswel) stonden te luisteren. Ik ook, met wazig zicht. Wonderschoon, eindeloos tragisch.

Doodmoe, honderden euro’s lichter en riekend naar rotte citroenen doken wij nog eenmaal ons tentje in, om er maandagochtend krakend en met wallen tot op onze knieën uit te kruipen. Ik had het niet willen missen.

© 2024 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑