‘Laat hem maar,’ zei zuster Monica, ‘hij moet het gewoon even verwerken.’ Zo praten mensen over verdriet. Verdriet verwerk je, het is net als met voedsel verteren. Je mag het niet houden. Je moet het koste wat kost zien te verliezen.’

Deze passage las ik afgelopen zomer in het boek getiteld ‘Het waanzinnige van sneeuw’ van Alex Boogers. Ik zat op het terras voor ons huisje op La Palma. Het was al donker maar heerlijk van temperatuur. Rechts van me zat mijn man op een stoel, ook verdiept in iets met letters. Voor me op de terrastafel een biertje dat verwoede pogingen deed me van het boek af te leiden. Het is dat het muisstil was om ons heen, anders was ik opgesprongen met een luidkeels: ‘Juist!’ In plaats daarvan nam ik een ferme slok Spaans bier.

Je verdriet verwerken. Alsof het gaat over een productieproces. Een transformatie. Het plastic afval wordt verwerkt tot herbruikbare materialen. Het verdriet wordt verwerkt tot.. ja tot wat? Eigenlijk wordt bedoeld: uitgevaagd, schoon geschrobd met dikke bleek tot het niet meer voelbaar of zichtbaar is. Verteren, zoals de hoofdpersoon in het boek van Alex Boogers zegt. En dan uitpoepen, doorspoelen, klaar.

Ik geloof daar niet in. En het hoeft ook niet, verdriet wegvagen alsof het er nooit was. Waarom? En voor wie? Sommige soorten verdriet vertrekken nooit, al wil je dat nog zo hard. De hoofdpersoon in het boek verliest zijn zus aan zelfdoding. En die pijn blijft voor de rest van je leven bij je.

Toen mijn broer overleed, dacht ik dat ik nooit meer normaal zou worden. Dat er buiten het intense leed nooit meer ruimte zou kunnen zijn voor iets anders. Voor mooie dingen. Dat bleek gelukkig anders. De ontwrichting hield op te bestaan, ik veerde terug en kon weer lachen. Alles was voorgoed veranderd, dat wel.

Ergens koester ik de pijn om het verlies van Koen. Omdat het me herinnert aan dat ik van hem hou, nog steeds. Het is raar dat het kan, blijven houden van iemand die er niet meer is. Waar hou je dan van? Van de herinnering aan die persoon? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat ik die liefde nog steeds voel. Wanneer Koens schrijnende afwezigheid me weer eens bespringt in een onbewaakt ogenblik, probeer ik me daarom niet te verzetten maar het te omarmen. Niet handig als je net onderweg bent naar je werk of als je op het schoolplein staat om je kind op te halen. Het gemis wacht niet met zich aandienen tot je alleen thuis bent.

Nu, na ruim acht jaar, kan ik mijn tranen bedwingen met een paar keer diep ademhalen. En als mijn dochter dan enthousiast op me afrent op het schoolplein, ben ik direct afgeleid. Al prikt het verlies soms nog even door met de gedachte: wat ontzettend jammer dat mijn dochter en haar ome Koen elkaar nooit zullen leren kennen.