Nu de deadline voor het inleveren van verhalen voor de schrijfwedstrijd nabij is (14 december) en er nog een maand gestemd kan worden (tot en met 14 januari), leek het me tijd voor een rondje zelfreflectie. Hoe bevalt dat nou, meedoen aan zo’n competitie?

Ik hou het losjes en luchtig. We zien wel. Dat dacht ik toen ik mijn verhaal inzond voor de wedstrijd. Ik deelde mijn inzending via Facebook en verwachtte daar niets bijzonders van. Tot ik ontdekte dat ik stemmen kreeg. Wauw. En dat mensen bereid waren te delen. Hopla, nog meer stemmen. Ik zette ook Twitter in. En jawel, de teller steeg. Sterker nog, ook onbekenden begonnen te stemmen en te delen. Inclusief professionals uit de journalistiek en hulpverlening. Instagram en LinkedIn deden ook nog een beschaafde duit in het zakje en toen werd ik toch wel fanatiek. Om mijn man te citeren: ‘Ik heb je nog nooit zo competitief gezien.’ En dat terwijl ik vijfentwintig jaar op het volleybalveld heb gestaan.

Tot ik vorige week ontdekte dat mijn humeur evenredig steeg, of eigenlijk daalde, met mijn stemmenaantal. Te weinig opwaartse beweging? Dan bekroop mij een narrig gevoel. Nog erger werd het toen ik niet langer op nummer één stond. Ho. Wacht even. Ik leek wel zo’n vrouw die haar gemoedstoestand laat afhangen van de weegschaal. Ik besloot afstand te nemen. Een buurmeisje van vroeger (nu ook veertigplus maar het blijft mijn buurmeisje) gaf me een wijs advies: geniet gewoon van het succes. En voormalig volleybalgenoot C. zei dat ze sowieso onder de indruk was van het aantal likes op mijn verhaal. Oh ja.

Sindsdien ben ik nog steeds bezig om mijn verhaal onder de aandacht te brengen, maar dan iets meer ontspannen. Dat scheelt een hoop fronsrimpels. Natuurlijk, ik wil nog steeds graag die publieksprijs winnen want mijn drijfveer is onverminderd groot: aandacht voor zelfdoding, nabestaanden en rouw van broers en zussen. En hen steun bieden door erover te schrijven. Maar ik realiseer me: meedoen is het belangrijkste. Belangrijker dan winnen? Eh.. volgende vraag.

De reacties en steun die ik van mensen krijg, dichterbij en verder weg, is werkelijk hartverwarmend. Als het kon, zou ik voor alle ‘likers’ een feestje organiseren met bier & bitterballen, ongeacht het eindklassement straks.

Laat ik afronden met een gesprekje tussen mijn dochter en mij vandaag:

Dochter, gealarmeerd: ‘Mam, waar heb je die sticker gelaten?’

Ik: ‘Daar, op de plank.’ Gooi nooit dingen weg die je in de rugzak van je kind vindt, ook al zien ze er nog zo ranzig uit.

Dochter: ‘Die sticker is heel belangrijk.’

Ik: ‘Oh ja? Waarom dan?’

Dochter: ‘Dat is de magische sticker van S. (vriendinnetje) en als ze dood gaat moet je die op haar plakken en dan wordt ze weer levend.’

Ik: ‘Dat is inderdaad magisch. Werkt dat ook bij andere mensen?’

Dochter: ‘Ja.’

Ik: ‘Dan wil ik ‘m wel op ome Koen plakken.’

Dochter: ‘Nee, dat kan niet, want die is heel hoog in de hemel.’

Ik: ‘Hij ligt toch op het kerkhof in Giesbeek?’

Dochter: ‘Ja, maar je kunt hem niet meer zien dus dan kan het niet.’

Ik: ‘Da’s nou jammer.’

 

-Koen & ik, 1978-

1978