Tamara

schrijft

Pagina 24 van 27

Bij de augurken

Ik open mijn voordeur. Mijn broertje kijkt me grijnzend aan en stapt met zijn lange benen de drempel over. Aan zijn voeten versleten bootschoenen. Er volgen drie zoenen waarbij ik als altijd zijn stoppels op mijn wangen voel schuren.
“Ha, hoe is het?” vraagt hij me.
“Goed, met jou?”
“Prima”.
Hij ploft op de bank en legt z’n handen op z’n knieën. “Wat eten we?” vraagt hij, hongerig als altijd. Ik vertel dat ik dat nog niet weet en dat hij me mag helpen boodschappen doen.
We lopen samen de deur uit en slenteren in de middagzon naar de Albert Heijn. Zoals wel vaker als ik met mijn broertje over straat loop, vraag ik me af of mensen zien dat we broer en zus zijn. Of denken ze dat we een koppel vormen? Koen babbelt wat over zijn werk en ik luister. Ondertussen neemt de spanning in mijn keel toe. Koen is zich nergens van bewust. Tot ik plots inhoud. “Shit” roep ik. Koen kijkt me verbaasd aan. “Wat is er?” “Daar loopt Rob, hij ging ook de Albert Heijn in. Met zijn nieuwe liefje. Kom we gaan terug, we halen straks wel boodschappen.” “Welnee! Wat kan jou die gast schelen? Kom, ik ben bij je. En trouwens, ik wil wel eens zien voor welk lelijk mokkel hij mijn zus ingeruild heeft.” Ik schiet in de lach en laat me overhalen. Samen wandelen we de groenteafdeling op. Mijn oog speurt rond. Niet naar ingrediënten voor een gerecht maar naar een glimp van mijn ex en zijn vriendin. Koen ziet me aan en besluit een aantal gangpaden af te lopen om mij te kunnen vertellen waar het object van mijn obsessie zich bevindt. Bij de augurken, rapporteert hij me. En hij vindt de nieuwe vriendin echt heel lelijk. Onbegrijpelijk dat zijn zus daarvoor aan de kant is gezet. Hij grinnikt. Ik kijk hem aan en verbaas me over de omgedraaide rollen. Ben ik niet de grote zus die wijze dingen tegen hem zou moeten zeggen in plaats van dat mijn kleine broertje mij steunt? Plots zie ik de volwassen kerel van 22 die hij is. Boomlang, op zichzelf wonend, een vaste relatie. Ik besluit dat ik zijn steun prettig vind en haal diep adem. Inderdaad, wat kan mij die ex en zijn ordinaire liefje schelen. “Goed, wat zullen we eten?” vraag ik mijn broertje. “Maakt me niet uit, als het maar veel is.”

Kinderogen

Zoals onze dochter de wereld bekijkt is jaloers- en welhaast zaligmakend. Kinderen van twee jaar oud hebben het omdenken uitgevonden, ik weet het zeker. Een bootje vaart niet maar zwemt volgens onze dochter en als we haar vragen hoeveel vliegtuigen er in de lucht zijn (ik tel er op dat moment twee) kijkt ze omhoog en zegt vervolgens geheel overtuigd van haar gelijk: ’veel’. De maan heeft een lampje aan en vogels werden tot voor kort consequent ‘poepoe’ genoemd. Een duif is een druif en erwtensoep is erwtensnoep. Er zit mogelijk een vis in haar beker melk, er loopt een tijger in onze tuin (‘komtie aan!’) en de rook van de barbecue van de buurman zijn wolken. Waarom ook niet?

Inmiddels kent ze de kleuren blauw, rood, groen, geel en paars. Als ik haar vraag welke kleur het gras heeft of de boterbloemetjes in de berm en ze weet het niet zeker, dan somt ze net zo lang alle kleuren op tot ik zeg: ja, goed! Ze zal me toch niet voor de gek houden?

Vandaag was ik bij de haptonoom en zij vroeg me op een grote groene tol te gaan staan, zo’n balancerend plat ding. Afgezien van het nut van deze oefening, vroeg de haptonoom me: hoe zou een kind naar deze tol kijken? Direct zag ik onze kleine meid voor me en hoe ze op haar hurken zou gaan zitten om onder de tol te kunnen kijken. Vervolgens zou ze er tegenaan duwen, er overheen aaien en er misschien zelfs bovenop gaan liggen, om er daarna lachend weer vanaf te rollen. De tol zou zelfs geen tol zijn maar een pannenkoek, uiteraard.

Ik probeer het soms ook, om de wereld met kinderogen te bekijken. Vandaag zag ik onderweg naar huis een grote witte zwaan in een vijver in Sonsbeek, die vlak achter haar staart gevolgd werd door een grijs donzig mini-exemplaar. Onbekommerd, bijna sereen, gleden ze samen door het water. Moeder en dochter, de vijver was hun domein. Ik ben afgestapt en heb gekeken, zelfs een foto gemaakt van deze twee prachtige poepoe’s.Afbeelding

Mei voorbij

‘Gelukkig is vorige week voorbij’, concludeerde ik maandag hardop tijdens het avondeten. Of eigenlijk bedoelde ik de periode vanaf Koningsdag tot en met 15 mei. Het is de zesde keer sinds die ene dag dat ik deze periode doormaak. Doorworstel, doorhobbel, doorstruikel. Dit jaar alleen geen Koninginnedag, maar Koningsdag op een iets andere datum. Dat hielp wel een beetje. En ook weer niet, want de sfeer was hetzelfde. Een paar van de mensen waar ik toen mee was, waren er nu ook. Behalve eentje.

Koninginnenacht 2008. Ik ben in de stad met Roel en we komen allerlei bekenden tegen. Het is gezellig, het is druk. Mijn broertje is in geen velden of wegen te bekennen, ook al had hij gezegd te zullen komen. Op mijn smsje reageert hij niet. We drinken en ouwehoeren, logischerwijs geen enkel besef van het gegeven dat dit de laatste normale Koninginnenacht van ons leven zal zijn.
De volgende dag wagen we ons ook nog aan Koninginnedag. Waarom ook niet? Het is mooi weer, we hebben kind noch kuiken dus we nemen het er van. We kuieren richting Rijnkade, waar het feest is en waar mijn broertje een appartement heeft. Op zijn balkon is het druk met mensen die halve literblikken bier in hun hand houden. Koen ziet ons te midden van de drukte aan komen lopen. Ik herinner me zijn aangenaam verraste glimlach als hij ons ziet. Hij doet de deur voor ons open en even later staan ook wij met een halve liter lauw en goedkoop bier in onze handen op het balkon. Ik klets met mijn broertje. Het gaat niet zo goed met hem. We maken er zwarte grappen over en op mijn niet serieus bedoelde vraag of hij toch niet van de brug zal springen (want zoiets doet mijn broertje niet ten slotte) maakt Koen ook weer een harde grap. Hij lacht er zelf het hardst om. Ik druk hem nogmaals op het hart dat hij altijd bij me terecht kan. Dat weet hij.

Dinsdagavond 6 mei 2008. Ik vier dat ik de volgende dag jarig ben. Koen komt ook. Het is de laatste keer dat ik hem levend zie. Ik wist het niet. Had ik anders beter gekeken? Had ik hem tegen kunnen houden?

Woensdag 7 mei 2008. Ik ben jarig en heb een middag vrij genomen samen met Roel. We zitten op een zonovergoten terras bij Dudok als ik een smsje krijg van mijn broertje: gefeliciteerd met je verjaardag. Ik bedank hem digitaal. Het is het laatste contact dat we hebben, maar ik had geen idee. Zou hij het zelf geweten hebben?

Vrijdagochtend 9 mei 2008 verandert mijn leven definitief in een leven ‘na Koen’. Op donderdag 15 mei 2008 hebben we hem gecremeerd.

Ongeveer een jaar na de dood van mijn broertje besloot ik door te gaan met leven, ook al had ik geen idee hoe dat ook alweer moest. Inmiddels heb ik zes jaar kunnen oefenen en het gemis en verdriet leren dragen. Daarmee is het niet minder zwaar, ik ben gewoon beter getraind. Ik hoop nog vele jaren telkens na 15 mei te mogen verzuchten: fijn dat deze tijd weer voorbij is. Want ik ben er nog en ik wil er zijn.

Waanvoorstelling

Speurend langs de afgeprijsde meisjeskleren in de V&D zie ik hem opeens staan. Een lange gestalte, met een groen gebreid wintermutsje op zijn hoofd en een slungelige motoriek. Hij struint net als ik langs de kinderkleertjes. Zo snel als ik hem zie weet ik ook: natuurlijk staat hij daar niet. Onmogelijk. Toch zie ik hem elke week wel ergens. Hij fietst me voorbij of hij loopt nonchalant tussen de mensen in de winkelstraat. Soms komt hij zelfs op televisie. Als ik de kans krijg de mannen in kwestie beter te bekijken concludeer ik altijd dat mijn broertje zonder meer leuker was. En een stuk doder.

De jongen met het mutsje wandelt verder tussen de winkelrekken en ik schud mijn hoofd in een poging het beeld van een levend broertje in de V&D weer los te laten. Het is tenslotte een zinloos beeld dat bovendien zorgt voor steken in mijn borst. Er ontstaat een prop in mijn keel en ik slik. Ik doe nog een halfslachtige poging verder te winkelen maar mijn blik wordt telkens naar het nepbroertje getrokken en ik besluit de roltrap naar beneden te nemen. Weg van dat wat er toch al niet was. 

’s Avonds ga ik sporten. Onderweg in de auto hoor ik op de radio een nummer dat ik lang niet gehoord heb. Het herinnert me aan de periode dat ik Roel net kende. Nog voor ik weg kan zwijmelen slaat de gedachte me in het gezicht dat Koen toen ook nog leefde. Wat vond hij eigenlijk van deze muziek? Kende hij het überhaupt? Omdat ik niet met een huilhoofd bij de sportschool naar binnen wil druk ik de radio uit. Ik adem diep in en parkeer mijn auto vlakbij de ingang. Even later berijd ik de spinningbike als een bezetene. Ik zweet, hijg en gun mezelf nauwelijks hersteltijd tussen de opzwepende nummers door. De lichamelijke vermoeidheid neemt alle ruimte in. Geen plek voor het verdriet dat van een afstandje geduldig toekijkt. 

Thuisgekomen laat hij me nog steeds niet met rust. Als ik de sleutel in het slot van de deur van ons nieuwe huis steek grijpt het me het me voor de zoveelste keer aan: Koen zal hier nooit langskomen. Nooit een voet over de drempel, nooit een bakje koffie. Nooit, hoe vaak ik hem ook nog tegen kom.

Dag huis, hallo paleis

In januari ging het bord de tuin in. En sinds een paar weken is eindelijk de financiering van onze koopster rond. Ondertussen bekeken we in juli een nieuw huis en ook die koop is helemaal rond. Begin december zijn we hier weg.

Deze week pakte ik de eerste verhuisdoos in. Hoezeer ik ondertussen ook toe ben aan de verhuizing naar ons nieuwe huis (ik mag wel zeggen paleis) slaat ook de melancholie toe. Apart. Maandenlang ben je druk bezig om je huis blinkend schoon te poetsen voor iedere bezichtiging, je irriteert je dagelijks grijs aan de beperkte ruimte die je hebt met 3 personen, en je ontgroeit de buurt. Maar als daar dan plots een bod komt en de deal wordt gesloten, is het toch even lastig. De herinneringen komen op als luchtbelletjes. In gedachten begin ik afscheid te nemen van het huis dat ik in 2004 ooit zelf kocht, stoer in mijn eentje. Een zee van ruimte ten opzichte van het huurappartement dat ik daarvoor bewoonde. Ik kon me niet voorstellen ooit een man toe te laten in mijn nieuwe veilige haven. Maar het gebeurde. Ik leerde Roel kennen en na een jaar trok hij bij me in. Het werd ons huis.

Ik loop van onze slaapkamer door de gang naar de woonkamer en bedenk me dat dit de route was die ik aflegde onderweg naar het bericht dat Koen dood was, enkele maanden nadat Roel bij me was komen wonen. De muren van het huis waren getuige van de gekmakende paniek en onwerkelijkheid. Op het terras voor de openslaande tuindeuren werd in de weken na de onheilstijding menig peuk opgestoken door vrienden van Koen, en ook Roel ging weer voor de bijl. Op het grasveld in de tuin dronken we bier met elkaar om het leed te verzachten. Hopeloos natuurlijk. Bij deze voordeur zwaaide ik mijn broertje uit nadat hij op mijn verjaardag was geweest, drie dagen voor zijn overlijden.

Vanuit dit huis zijn Roel en ik getrouwd. Ik zie ons nog staan, in vol bruidsornaat bij diezelfde voordeur, samen uitkijkend naar de rest van de dag. Vera is hier gemaakt. In deze woonkamer lachte ze voor het eerst, brabbelde ze haar eerste woordjes en zette haar eerste stapjes.

Toch is het goed dat we gaan. Het is mooi geweest, het is hier klaar. De herinneringen neem ik mee, daar heb ik geen verhuisdoos voor nodig. Hoogste tijd om nieuwe herinneringen te gaan maken met z’n 3-en, in ons nieuwe huis.

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑