Tamara

schrijft

Pagina 22 van 27

Artikel in de NRC Next

nrc.next

Zo voelt het als je broer een einde aan zijn leven maakt

Broer

Na de dood van Joost Zwagerman volgden de reacties van vrienden en deskundigen. Tamara Baars verloor haar broer die een einde aan zijn leven maakte. „Er laait een fel gif in me op als ik de woorden van die deskundigen lees.”

Tamara Baars

Vrijdagochtend 9 mei 2008. De agent pakt mijn schouders vast en zegt: „Er is iets heel ergs gebeurd. Koen is overleden.” Per direct is mijn leven en dat van mijn ouders voor altijd anders. Wij zijn voortaan nabestaanden als gevolg van zelfdoding. Ik heb geen broer meer. Een deel van mijn geschiedenis is dood. Als ik later die dag zijn koude lijf identificeer, een lang en gespierd lichaam dat helemaal gaaf is, wil ik hem bij de verwarming leggen. Vlug, warm hem op, misschien bedenkt hij zich. Zo snel als die gedachte door mijn hoofd schiet, zo hard komt bij me binnen dat ik hier naar de dode verpakking van mijn broer sta te kijken. Voorzichtig raak ik zijn arm aan. Dit is dus een lijk. Nee, het is mijn broer. Mijn man houdt me vast terwijl we naar Koens bleekblauwe gezicht staren.

Een dag na Koens dood zijn we bij mijn ouders. Mijn moeder omhelst me en kijkt me aan met een gezicht dat ik bijna onherkenbaar vind, zo scherp staat de wanhoop erin gebeiteld. „Jij doet zoiets toch niet, hè?” vraagt ze me, net als de dag ervoor. Ik kom opnieuw niet verder dan: „Nee, echt niet.” Het is de waarheid. Maar hoe kan ze daarop vertrouwen als ze zeker wist dat Koen zoiets ook niet zou doen? In ons gezin plegen we geen zelfmoord – het idee was nog nooit bij ons opgekomen.

Alsof mijn geest naakt is, niet langer beschermd door een schedel of rationele gedachten, kom ik de week tussen het doodsbericht en de crematie door. Ik weet telkens precies wat ik wil, hoef geen seconde na te denken bij elke beslissing die genomen moet worden. Ik wil mijn broer verzorgen en aankleden, de kleding haal ik zelf op uit zijn appartement. Een week lang zie ik hem elke dag, dood in zijn kist. Ik raak hem aan, praat met hem en neem vrienden mee. Op de crematie draag ik snotterend mijn afscheidswoorden voor aan meer dan driehonderd mensen.

De dag na de crematie ben ik ziek. Met een kramp in mijn buik die ik nooit eerder zo voelde, blijf ik in bed liggen. Slapen betekent tijdelijk geen pijn. Ik ben verbaasd dat ik al mijn ledematen nog heb, zo zeker weet ik dat er ergens iets geamputeerd moet zijn. Later die week dringt uit het niets tot me door hoe onomkeerbaar de dood is. Mijn broer is voor altijd weg. Geen flauwe grappen meer, nooit meer samen een biertje doen. Er volgt een huilbui die niet op lijkt te houden.

Het verdriet van mijn ouders is nauwelijks te verdragen. Ze houden zich in mijn aanwezigheid zo goed mogelijk, vragen niets van me. Ik hoef het gat dat hun dode zoon achterlaat niet te dichten. Pas na lange tijd zie ik hoe bewonderenswaardig hun houding is. Na drie weken ga ik weer aan het werk. Ik doe zoals ik me herinner dat ik altijd deed. Dat hou ik drie maanden vol en dan is het op. De wereld is onveranderd, maar ik ben niet meer dezelfde.

Sinds mijn broer zichzelf op 30-jarige leeftijd van het leven beroofde, hoort niet alleen het dagelijkse gemis bij me, maar ook het thema zelfdoding. Vanaf het eerste moment werden mijn ouders en ik geconfronteerd met speculaties over het waarom. We komen uit een klein dorp en de geruchtenmachine kwam direct op gang. Mijn broer zou aan de drugs zijn (af en toe een joint) en schulden hebben (hij studeerde weer en was niet rijk). Het interesseerde me niet. Ze kletsten maar, als ze blijkbaar niet genoeg hadden aan hun eigen saaie leven. De geruchten in het dorp verstomden binnen een maand. En wij bleven achter met de schrijnende gaten in ons hart.

Nooit heb ik me een seconde geschaamd voor de daad van mijn broer. Ook niet toen ik ontdekte dat er nog steeds een taboe rust op zelfdoding. Sommige mensen reageerden ongemakkelijk, om welke reden dan ook, maar ik weigerde geheimzinnig te doen over de doodsoorzaak.

De tijd gaat voort, ongeacht hoe ik me voel of wat ik doe. Ik schrijf de ellende van me af, jank tot mijn ogen eruitzien als ontplofte aardbeien en ik haak voorzichtig weer aan bij de realiteit.

Het leven na Koen heeft een vorm aangenomen waarmee ik vooruitkan. Ik vraag me niet langer af waarom hij me niet belde toen hij zo diep zat, of wat ik zelf anders had kunnen doen. Dat de afschuwelijke ervaring van zijn zelfdoding voortaan bij me hoort, is een gegeven. Ik accepteer het niet en heb het ook geen plekje gegeven. Ik heb ermee leren leven, en dat gaat me meestal heel aardig af.

In februari 2010 trouwen mijn man en ik. Dat Koen geen getuige is, doet pijn. Toch vieren we die dag oprecht het leven. Na verloop van tijd overwin ik zelfs mijn angst om een kindje te krijgen. Een kind kun je tenslotte kwijtraken. Maar ik leef nog en angst mag niet bepalen hoe ik mijn leven inricht. In 2012 wordt onze dochter geboren. We besluiten haar niet te vernoemen naar haar dode oom, uit zorg dat zijn naam onbedoeld een levenslange last op haar schouders legt.

Dinsdagavond 11 september 2015. Met een vriendin ga ik naar het concert van U2. We beleven een prachtige avond, die ons regelmatig herinnert aan de tijd dat we al kwartjeszoekend over de dansvloer van de dorpsdisco schoven. Op de terugweg in de auto horen we via de radio het nieuws van de zelfdoding van Joost Zwagerman. Het bericht komt als een anticlimax. Toch bestaat het akelige bericht al snel naast de euforie over het concert. We wisselen onze evaluatie van de prestaties van U2 af met onze verbijstering over de dood van Zwagerman.

De volgende dag wemelt het van de stukken in kranten en op fora – ik kan het niet helpen maar ik moet het lezen. Van medeleven tot het oordeel dat zelfdoding laf en egoïstisch is. Van elke veroordeling word ik pissig. Wat weten mensen van diepe wanhoop en ellende?

De dag na het concert en de dood van Zwagerman lees ik ook een artikel van Bram Bakker, dat bizar genoeg één dag voor Zwagermans dood in de krant verscheen. Bakker spreekt over zijn vriend Rogi Wieg. Wieg krijgt euthanasie toegewezen wegens ondraaglijk en uitzichtloos psychisch lijden. Bakker vond het niet uitzichtloos. Bovendien had hij liever gezien dat Wieg zelfmoord pleegde. Dat was voor Bakker beter te verteren geweest, omdat het dan een weloverwogen keuze zou zijn geweest. Er laait een fel gif in me op als ik die woorden lees. Hoe kan een psychiater dit in het openbaar verkondigen? Mijn broer heeft zichzelf van zijn leven beroofd en dat is voor mij niet beter te verteren dan euthanasie. Als beide vormen van levensbeëindiging al te vergelijken zijn. Bakker is arts, maar zijn woorden wekken de indruk dat hij niet weet wat hij zegt. Hopelijk weet hij nu meer van het leven van een nabestaande.

Tamara Baars (42), P&O-adviseur bij een hogeschool voor de kunsten.


Dit artikel is verschenen in de nrc.next van woensdag 23 september op pagina 14 & 15

Wat een avond

Opgewonden als twee provinciale bakvisjes van veertigplus reden vriendin M. en ik gistermiddag richting onze hoofdstad, voor het concert der concerten. Na zes jaar smachten zouden we hen weer zien, de fijne heren van U2. Met gepaste trots over onze onverschrokkenheid reden we de parkeergarage van de Amsterdam Arena binnen. Tevreden constateerde ik dat ik het toch maar mooi goed geregeld had met het vooraf gekochte digitale parkeerkaartje . Het leverde me zelfs een kusje op van vriendin M. Ik bedoel maar.

We verlieten de parkeergarage, de auto strak neergezet achterlatend. Vriendin M. wist nog wel een lekker eettentje om een bodempje te leggen voor de muzikale avond. Van provinciaaltjes veranderden we tijdelijk in locals en we liepen nonchalant een Surinaams Chinees eettentje binnen, alwaar wij de enige blanken waren.Twee veggie loempia’s, een won ton soep en twee roti later wandelden we weer naar buiten, richting Ziggo Dome.
Na enig wachten in een rij vol met generatiegenoten in versleten U2 t-shirts uit 1988, konden we de Ziggo Dome betreden. Oranje muurverf, veel bierbarren alsmede smoothiebekers lachten ons tegemoet. Giechelend van de zenuwen namen we plaats op paarse stoeltjes met een comfortabele zitting. Links van ons zat een U2-fan die deze tournee al in Barcelona en New York gezien had. En oh ja, hij ging morgen en zaterdag ook nog een keer. Hij moest zijn tong afbijten om ons niet te verklappen wat voor geweldigs we te horen en te zien zouden krijgen.

En het was inderdaad geweldig. Wat een prachtige nummers. Voor de liefhebbers: zelfs Octobre en Two Hearts Beat As One kwamen voorbij. Adembenemend sfeervol. Het visuele spektakel was ook overweldigend. En toch op een bepaalde manier heel basic. De gitaar van Edge en de (ietwat schorre) stem van Bono brachten zowel mij als vriendin M. terug naar vroegere jaren, waarin we al kwartjeszoekend over de dansvloer van zaal Pellen in Drempt schoven. Bijna beduusd verlieten we de tribune na slotnummer One, waarbij Bono zelf niet meer hoefde te zingen, zo hard deed iedereen mee. Zelden meer kippenvel gehad. Ik voel het weer, nu ik er aan terugdenk.

Eenmaal in de auto, zet vriendin M. de radio aan. We worden getrakteerd op meer U2 dankzij 3FM die de sfeer nog even vast probeert te houden. Totdat de presentator een bericht van een heel andere orde meldt. Joost Zwagerman heeft zelfmoord gepleegd. Vriendin M. neemt een piepende ademteug en mij ontsnapt een vloek. Opnieuw beduusd staren we naar het asfalt dat onder ons doorschiet. Terwijl wij sprongen op Pride, stapte Zwagerman eruit. Terwijl wij een ongekende saamhorigheid voelden met de band en alle mensen in de zaal, was Zwagerman zo eenzaam dat hij het leven verliet.

Wat een avond.

Hartjes plakken

Met twee gekleurde stickertjes op zijn voeten komt mijn vader door de achterdeur naar buiten en gaat weer op de tuinstoel zitten. Mijn dochter is nog binnen en verantwoordelijk voor de versieringen op opa. Even later is opa weer serieus in gesprek met mijn man. Al valt het niet mee dat gesprek serieus te nemen als mijn blik op de beplakte, in slippers gestoken melkwitte voeten valt. Vera komt ook weer naar buiten en presenteert haar eigen schattige voetjes, helemaal vol met wel twintig hartjesstickers. Ze grijnst er trots bij en neemt plaats op haar eigen stoeltje in steigerhoutlook, door opa in elkaar getimmerd. Het chocolade verrassingsei eist haar aandacht op en blij schudt ze haar paardenstaartje heen en weer terwijl ze stukjes chocola in haar mond stopt. Mijn vader kijkt naar haar, naar mij en weer naar haar. Zijn blik lees ik als een combinatie van liefde en vertedering.

Hier moest ik aan denken toen ik net het liedje van Claudia de Breij luisterde, ‘hand op het hout’. Het gaat over wat je je kind allemaal voor goeds toewenst en hoeveel zorg(en) je voelt, al vanaf het moment dat het in je buik zit.

Dat je gezond blijft,
dat je uitkijkt in het verkeer
Altijd goed uitkijkt,
en eigenlijk nog veel meer

dat de anderen allemaal heel voorzichtig zijn met jou
en dat er later iemand van je houden zal,
zoals ik van je hou

En dan denk ik opeens niet alleen aan de stickertjes die Vera vanochtend op de voeten van haar opa plakte, maar ook aan hoe die opa ooit zelf zo’n kleine peuter om zich heen had. En hoe hij die peuter, eenmaal dertig jaar oud geworden, moest wegbrengen. En hoe mijn moeder ook een dikke buik had en al van haar zoon hield toen hij nog de grootte van een cashewnoot had. Het liedje van Claudia is niet eens heel erg sentimenteel maar toch zit ik opeens te snotteren. Omdat ik me een fractie in kan leven in hoe het moet zijn om een kind kwijt te raken.

Als ik naar Vera kijk, als ik haar nekje kriebel en zij ‘nouhou mama hou op’ roept, als ze geconcentreerd voor de duizendste keer Frozen kijkt, als ze trots in haar onderbroekje rond paradeert (want net zindelijk)…ik kan uren naar haar kijken en eindeloos aan haar zitten. Ze is er en dat moet zo zijn. Een collega zonder kinderen vroeg laatst: “Wat voel je dan, als je naar je kind kijkt?” Voor mij is er maar één – niet bijster uniek maar wel erg waar – antwoord: liefde. Zelfs als ik haar achter het behang wil plakken. En vooral als zij hartjes op opa plakt en opa dat allemaal goed vindt.

Een tuin vol verhalen

Zaterdag zat ik in de tuin bij een vriendin om haar verjaardag te vieren. Samen met haar vriend, moeder, vrienden, vriendinnen en schoonouders genoten mijn man en ik van de mooie zomeravond. We wisselden vakantieplannen uit, bespraken de hittegolf en namen nog een verkoelend drankje. Aangevuld met de onontbeerlijke chips en dipsaus. Plots vroeg één van de vriendinnen aan mij hoe het toch stond met mijn artikel voor Jan Magazine. Ik deed kort verslag en al snel volgde de vraag van de andere aanwezigen: ‘Maar waar gaat dat artikel dan over?’ ‘Neem nog een slok en dan zal ik het vertellen’, leidde ik mijn toelichting in. Na deze serieuze noot was het bruggetje naar een goed gesprek over de kruisjes van onze huisjes snel geslagen. Vier dames en één heer konden een scheiding noteren (niet getrouwd telt ook mee), één dame zelfs twee keer, de meesten met kinderen. Eén van die vier dames zag haar man er met de buurvrouw vandoor gaan en de aandacht voor hun eigen kind drastisch afnemen. De gescheiden heer is daarnaast ook nog een nichtje kwijt geraakt, het kan niet op. De details van de scheiding laat ik voor het gemak onbesproken. Mijn vriendin kan ook meepraten over een serieuze relatiebreuk en oh ja, zij verloor haar vader op haar 11e. Een andere vriend van haar, ook aanwezig in de tuin, ontdekte enkele maanden geleden dat zijn vader niet zijn echte vader is. Zijn ouders hebben de waarheid mee het graf in genomen en de zoektocht naar zijn verwekker, een Turk, is begonnen. Met kippenvel hoorde ik zijn verhaal aan. Mijn eigen echtgenoot, die ter plekke geen duit in het zakje deed, had dat zeker kunnen doen met een chronisch zieke moeder. Om over zijn overleden zwager nog maar te zwijgen. En dat vloog allemaal over tafel in een achtertuin te Oosterbeek, waar overigens ook veel gelachen is die avond.

Niemand blijft gespaard. Dat is geen dramatische conclusie, dat is een feit. Het ene verhaal is misschien heftiger, grootser, pijnlijker dan het andere. De één is sneller aan de beurt dan een ander. Maar ieder krijgt zijn kruisje, in welke vorm dan ook. Heel vaak word je er sterker van, wijzer. Toch denk ik dat iedereen bepaalde levenslessen met plezier weer inlevert, in ruil voor de herrijzenis uit de dood van een geliefde, een geslaagd huwelijk of een goede gezondheid. En dan begin ik nog niet eens over al die mensen op de wereld die leven in honger, armoede en geweld. Helaas kennen we geen ruilhandel in levenslessen en nare life events. Hoewel, die markt zou het geen dag overleven, gecrasht in no time wegens overweldigende belangstelling.

Verruimd bewustzijn

Huis Oostpool aan de Nieuwstraat in Arnhem. Te midden van een kluwen hippe studenten wacht ik voor de schuifdeuren van het theater op mijn goede vriendin F. Of ik wil of niet, draai ik de ingang steeds opnieuw mijn rug toe. Mijn blik trekt naar rechtsboven. Ik draai me weer om en zet een paar langzame passen de andere kant op. Om vervolgens toch weer terug te keren naar het grote balkon, nog steeds met een smoezelig wit hekwerk ervoor. Voor de twee ramen ontdek ik nette lichtgrijze gordijnen en per raam twee zilverkleurige kandelaars op de vensterbank, met knalroze kaarsen erop. Voor zover nodig, bewijst de kleur van de kaarsen definitief dat er toch minimaal één vrouw woont, en mijn broertje niet meer. De nieuwe bewoonster had anders dat hek ook wel even mogen poetsen. Ik voel gedraai in mijn buik en mijn ademhaling kruipt per minuut steeds hoger van buik naar borst richting keel. Verbaasd constateer ik deze onprettige fysieke sensaties. Niet eerder sinds Koens dood heb ik zo lang voor zijn voormalig appartement gestaan. De plek waar hij woonde en overleed.

Opgelucht constateer ik de komst van F. Kom, naar binnen! Er wacht ons een voorstelling van de eerste lichting studenten die afstuderen aan de nog prille schrijfopleiding van ArtEZ. Vrijwel direct na binnenkomst word ik afgeleid door enkele collega’s die een praatje komen maken. Mijn ademhaling keert terug naar een comfortabele plek.

De voorstelling die we te zien krijgen is van een indrukwekkende getalenteerdheid. Vijf jonge vrouwen die de moed hadden vier jaar geleden aan deze nieuwe opleiding te beginnen, waarbij de meesten van hen op dat moment niet de zegen van hun ouders kregen. Een schrijfopleiding? Kun je daar je brood mee verdienen?

Welhaast kwijlend van zoveel schoon, uniek en origineel taalgebruik, luister ik naar de voordrachten van deze afstuderende schrijvers. Zij tonen een humor, welbespraaktheid, creativiteit en inlevingsvermogen waar ik me met gevoelens van jaloezie aan laaf. Tijdens de pauze raken F. en ik bijna in een acute depressie: wat doen wij in godsnaam op kantoor, met onze oogklepjes voor, gericht op een scherm en toetsenbord?? Waarom leven wij geen groots en succesvol schrijversleven? We bedenken dat wij vermoedelijk rond ons 20e jaar laffe teckels waren zonder flauwe notie van wat er zoal te koop was in de wereld, laat staan dat we het lef hadden om iets als een schrijfopleiding te gaan volgen. Met een glas bier in de hand keren we terug naar de zaal voor het tweede deel van de voorstelling. Na nog een uur weldadige literatuurconsumptie krijgt het hoofd van de opleiding het laatste woord. Hij zegt onder andere dat deze schrijfsters vanavond ons bewustzijn verruimd hebben. Ja, dat vinden F. en ik nou ook. Dus oogklepjes af en op naar ’t Moortgat, om de avond te evalueren en ons bewustzijn nog wat verder te verruimen. Het wordt al licht als we ieders ons weegs gaan, toegezongen door kwetterende vogels. Ietwat zwabberend op mijn mamafiets zwoeg ik de bult op naar huis en neem me moedig voor: in een volgend leven ben ik geen P&O-adviseur bij ArtEZ maar volg ik er de schrijfopleiding.

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑