Tamara

schrijft

Pagina 19 van 27

Schrijfwedstrijdje doen?

Tijdens een schrijfdag in Diemen, vorige maand, vroeg een medebezoekster mij: ‘En, ben jij een schrijfster?’ Dat had nog nooit iemand aan mij gevraagd.

‘Euh.. Ja. Ik geloof het wel. En jij?’

‘Ja, want ik schrijf een boek.’

‘In dat geval ben ik ook een schrijfster.’

Vandaag heb ik besloten mee te doen aan de debutantenschrijfwedstrijd van Editio. Op de website kun je ook een test invullen, die antwoord geeft op de vraag ‘Wat voor schrijver ben jij?’ Onderstaand het hoopvolle resultaat na invulling van een vraag of acht.

In jou schuilt de nieuwe Auke Kok.
Je gaat zorgvuldig te werk, doet altijd uitvoerig bronnenonderzoek. Checken en dubbelchecken. De feiten zijn heilig. Maar als je eenmaal alles verzameld hebt wat je nodig hebt, geordend en op een rijtje gezet, geef je je zinnen de sporen en krijgt het verhaal een ongekende vaart. Het kan de geschiedenis van een familie zijn, een opmerkelijk sportevenement, het leven van een geboren crimineel, onder jouw handen komen deze biografische verhalen tot leven. Zo’n schrijver kun jij worden.

Auke Kok, cool. De man die af en toe bij DWDD zit (al vind ik dat tegenwoordig een bedenkelijke eer). Hij vertelt altijd gepassioneerd, komt me authentiek over. Alleen heb ik nog nooit een boek van hem gelezen, dus Sinterklaas weet nu wat er op mijn verlanglijstje staat.

En dan die debutantenschrijfwedstrijd. Die is bedoeld voor schrijvers die nog geen boek hebben uitgegeven. Mooi, daar hoor ik bij. Er wordt een juryprijs vergeven en een publieksprijs. De kans op de publieksprijs mag je zelf vergroten door je verhaal te promoten. Dus, bij wijze van stok achter de deur, kondig ik hier alvast aan: binnen nu en een week is mijn verhaal klaar en gepubliceerd op de website van Editio. Voor de meesten van mijn regelmatige lezers is het geen nieuw verhaal, maar toch heb ik het wel opnieuw opgeschreven.

En omdat er genoeg plaats is voor meer stokken achter de deur, heb ik ook contact gezocht met een schrijfcoach die me kan helpen met mijn boek. Want ik zei het al eerder: dat boek moet en zal er komen. Maar eerst die schrijfwedstrijd. Misschien vind ik het spannendste onderdeel nog wel: mijn verhaal promoten. Ongemakkelijk, om zo nadrukkelijk aandacht te vragen voor wat ik te vertellen heb. Om mijn eigen podium te creëren en lezers aan te sporen een like uit te delen op de website van Editio.

Maar als je iets wilt, komt het niet vanzelf. Doorzetten, af en toe buiten je comfort zone treden (en dan vlug weer terug) en vertrouwen op je sterke wil. Dat is wat ik doe en blijf doen. Het duurt lang, maar ook dat hoort er blijkbaar bij. Ik bedoel, Inge Schilperoord (zij schreef ‘Muidhond’, lees dat boek) heeft vier jaar over haar debuut gedaan en zij maakte het schrijven gewoon onderdeel van haar werkweek. Kun je nagaan. Maar woord voor woord kom ik dichterbij. Ik hou vol, hopelijk mijn lezers ook.

 

 

Uitpoepen, doorspoelen, klaar.

‘Laat hem maar,’ zei zuster Monica, ‘hij moet het gewoon even verwerken.’ Zo praten mensen over verdriet. Verdriet verwerk je, het is net als met voedsel verteren. Je mag het niet houden. Je moet het koste wat kost zien te verliezen.’

Deze passage las ik afgelopen zomer in het boek getiteld ‘Het waanzinnige van sneeuw’ van Alex Boogers. Ik zat op het terras voor ons huisje op La Palma. Het was al donker maar heerlijk van temperatuur. Rechts van me zat mijn man op een stoel, ook verdiept in iets met letters. Voor me op de terrastafel een biertje dat verwoede pogingen deed me van het boek af te leiden. Het is dat het muisstil was om ons heen, anders was ik opgesprongen met een luidkeels: ‘Juist!’ In plaats daarvan nam ik een ferme slok Spaans bier.

Je verdriet verwerken. Alsof het gaat over een productieproces. Een transformatie. Het plastic afval wordt verwerkt tot herbruikbare materialen. Het verdriet wordt verwerkt tot.. ja tot wat? Eigenlijk wordt bedoeld: uitgevaagd, schoon geschrobd met dikke bleek tot het niet meer voelbaar of zichtbaar is. Verteren, zoals de hoofdpersoon in het boek van Alex Boogers zegt. En dan uitpoepen, doorspoelen, klaar.

Ik geloof daar niet in. En het hoeft ook niet, verdriet wegvagen alsof het er nooit was. Waarom? En voor wie? Sommige soorten verdriet vertrekken nooit, al wil je dat nog zo hard. De hoofdpersoon in het boek verliest zijn zus aan zelfdoding. En die pijn blijft voor de rest van je leven bij je.

Toen mijn broer overleed, dacht ik dat ik nooit meer normaal zou worden. Dat er buiten het intense leed nooit meer ruimte zou kunnen zijn voor iets anders. Voor mooie dingen. Dat bleek gelukkig anders. De ontwrichting hield op te bestaan, ik veerde terug en kon weer lachen. Alles was voorgoed veranderd, dat wel.

Ergens koester ik de pijn om het verlies van Koen. Omdat het me herinnert aan dat ik van hem hou, nog steeds. Het is raar dat het kan, blijven houden van iemand die er niet meer is. Waar hou je dan van? Van de herinnering aan die persoon? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat ik die liefde nog steeds voel. Wanneer Koens schrijnende afwezigheid me weer eens bespringt in een onbewaakt ogenblik, probeer ik me daarom niet te verzetten maar het te omarmen. Niet handig als je net onderweg bent naar je werk of als je op het schoolplein staat om je kind op te halen. Het gemis wacht niet met zich aandienen tot je alleen thuis bent.

Nu, na ruim acht jaar, kan ik mijn tranen bedwingen met een paar keer diep ademhalen. En als mijn dochter dan enthousiast op me afrent op het schoolplein, ben ik direct afgeleid. Al prikt het verlies soms nog even door met de gedachte: wat ontzettend jammer dat mijn dochter en haar ome Koen elkaar nooit zullen leren kennen.

Dat boek komt er

Vandaag is mijn broer op de kop af acht jaar, vier maanden en negen dagen dood. Hij stapte er zelf uit. Een volstrekt zinloze gebeurtenis die alleen tegen wil en dank iets heeft toegevoegd aan mijn leven. Maar dat wat het toegevoegd heeft, namelijk een dikke vette levensles over verlies, zou ik per ommegaande inruilen voor een levende broer.

Vanaf mijn negende schrijf ik dagboeken. Van spelen met de barbies tot aan de eerste zoen en van heftig hartezeer tot aan puberale filosofietjes over het leven. Schriften vol. Toen Koen overleed, begon ik diezelfde dag nog te schrijven over wat er gebeurd was. En wat er mij gebeurde. Eerst nog als vanouds met pen en papier maar dat voldeed niet meer. Ik dank mijn ouders dat ze me ooit naar een cursus blind typen hebben gestuurd want nu kon ik als een malle met tweehonderd aanslagen per minuut heel die misselijke ellende in de computer rammen. En al vrij snel wist ik: dit dagboek is een houvast om mijn verhaal op te schrijven. Voor iedereen die ook zoiets meemaakt. Omdat herkenning troost biedt. Als er dan toch niets meer aan te doen is, dan knijp ik uit alle macht het minieme beetje zingeving uit dit verdriet.

En er zijn weinig verhalen die gaan over het verlies van een broer of zus door zelfdoding. Wel vond ik boeken van partners die vertellen over hun levensgezel die uit het leven stapte, of van ouders over hun tienerkind. Maar ik vond minder dan een handvol verhalen van zussen die hun broer aan zelfdoding zijn kwijt geraakt. En dus moet mijn verhaal daar aan toegevoegd worden.

Het is een lang proces. Niet in de laatste plaats omdat ik een leven heb dat tijd vreet, maar ook omdat het een hele struggle is om het verhaal op te schrijven. Want wat ís mijn verhaal eigenlijk? Hoe bouw ik het op, in welke volgorde? Wat is relevant en interessant voor de lezer? En hoeveel geef ik van mezelf bloot? Vandaag leerde ik op een schrijfdag van het blad Schrijven Magazine dat als je jezelf opvoert als hoofdpersonage, je met de billen bloot moet. Laat maar zien, die rafelrandjes van je karakter. Slik.

Ik heb al ruim vijfenveertigduizend woorden getikt. Misschien moet de helft ook weer geschrapt worden. Maar al duurt het nog acht jaar, vier maanden en negen maanden: dat boek komt er. Voor Koen, voor mezelf en vooral voor iedereen die te maken heeft met zelfdoding.

Mijn artikel in JAN

doorgaan-na-zelfmoord-tips-van-een-ervaringsdeskundige-3049

Vorig jaar december verscheen in Jan Magazine mijn artikel over de zelfdoding van mijn broer Koen. Omdat ik als een heuse pro een contract had getekend waarin onder andere stond dat Jan tot juli van dit jaar het exclusieve recht had op het gebruik van het artikel, kon ik het nog niet vrijuit rondstrooien. Die periode is nu voorbij en ik mag mijn stuk delen met wie ik wil. Bij deze, te beginnen op mijn eigen pagina.

artikel-jan-magazine-dec-15-t-baars

Doorgaan

Nog één dag werken voor mijn welverdiende en broodnodige vakantie zich aandient. Het is donderdagavond, ik zit op de bank en geniet van een het-is-bijna-vakantie-biertje terwijl ik naar een documentaire van Louis Theroux kijk over alcoholisme. Ondanks de aftakeling die in beeld wordt gebracht, nip ik tevreden van mijn IPA. De ontspanning wint het langzaam van de vermoeidheid.

Mijn man komt thuis van een barbecue met collega’s. Hij komt naast me zitten, checkt het nieuws op zijn mobiel. ‘Er is een aanslag geweest in Nice’, zegt hij. Of het door het bier komt of door mijn bijna-vakantie-modus, geen idee, maar de volgende dag weet ik niet meer dat hij dit gezegd heeft. Volgens mij denkt hij dat ie het gezegd heeft.

De volgende dag heeft onze dochter haar eerste schoolreisje, naar het Land van Jan Klaassen. Ik heb haar roze Frozenrugtas alvast ingepakt met droge kleren, tip van de juf. Ik ga naar bed, iets te laat en met net één biertje te veel op om er de volgende dag niets van te merken.

Het is vijf uur in de ochtend. Ik word wakker omdat ik naar het toilet moet. Terug in bed check ik nog even mijn mobiel, wakker als ik ben. En ik lees over de aanslag. Over de doden. Over de paniek, de verbijstering. Toch worden mijn ogen zwaar en daar voel ik me een beetje schuldig over. Maar de slaap wint.

Het is zeven uur in de ochtend. Ons gezin wordt wakker. Ik vraag mijn dochter: ‘Wat ga je vandaag ook alweer doen?’ ‘Schoolreisje!’ roept ze zonder na te hoeven denken. Terwijl zij haar boterhammetjes eet en een kinderfilmpje kijkt, lees ik het laatste nieuws over Nice. Er staat een foto op de site van de NOS van een overleden kind dat op de boulevard in Nice ligt, bedekt met een zeil en met naast zich een groezelige knuffel. Snel klik ik de foto weg, ik geloof zo ook wel dat het een gruwelijk drama is. Mijn dochter heeft haar ontbijt op en begint weer over het schoolreisje. Ik vertel dat wij haar straks uit komen zwaaien.

Drie kwartier later zijn we net op tijd om mijn dochter hand in hand met haar huidige BFF in de bus te zien stappen. ‘Mamaaa! Papaaa!’ roept ze blij. Het duurt even voordat de grote bus met twee verdiepingen helemaal gevuld is met kleine purken in dezelfde shirtjes met de naam van de school erop. De chauffeur sluit de deuren en rijdt voorzichtig weg. Zwaaiende ouders, zwaaiende kinderen, zwaaiende juffen, een toeterende bus.

Ik stap op mijn fiets en rij naar mijn werk. Mijn hoofd is bij de laatste dingen die ik nog moet afronden. Af en toe wordt de onrustige gedachtenstroom onderbroken door de vertedering die ik voelde bij de aanblik van mijn stoere meid die zin heeft in haar eerste schoolreisje. En dan zie ik ook die ene foto weer voor me. Dat lichaampje, onzichtbaar door het zeil maar indringender kon het leed niet in beeld gebracht worden.

Gisteren vond er een trouwerij plaats, op de boulevard in Nice. Ik bekijk het filmpje. ‘We zijn begonnen met een minuut stilte. Uit respect voor de slachtoffers. Maar het is ook een mooie dag. Mijn zoon gaat trouwen’, zegt de vader van de bruidegom. Even later is een ander geluid goed hoorbaar: ‘Jammer voor jullie huwelijk, maar er zijn mensen dood!’ roept een boze vrouw.

En toch moet én zal het doorgaan. Schoolreisjes, bijna-vakantie-stress, trouwerijen. Het leven.

 

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑