Mijn derde en laatste blog van een mini-serie over rouwen en schrijven, in het online magazine van Editio.
https://www.editio.nl/magazine/podium
Mijn derde en laatste blog van een mini-serie over rouwen en schrijven, in het online magazine van Editio.
https://www.editio.nl/magazine/podium
Editio, de online schrijversacademie die zich richt op debutanten, vroeg me of ik een blog wilde schrijven voor hun online magazine. Ja, leuk! En dit eerste blog inspireerde hen om me te vragen er een mini serie van drie van te maken. Tuurlijk. Dus hier deel I van ‘Rouwen & schrijven’:
https://www.editio.nl/magazine/podium
De uitwerking van de laatste opdracht van de schrijfcursus van Editio: Levensverhaal schrijven. Het is een hoofdstuk uit mijn manuscript, dat ik nog flink onder handen heb genomen voor ik het inleverde. De feedback die ik van tutor Auke Kok kreeg was zeer bemoedigend! Hij sloot zijn commentaar af met: ‘Met deze toon, deze zelfbeheersing (show, don’t tell), met dit gedoseerde vertellen kan het werkelijk iets heel moois worden.’ Mijn medecursiste was een stuk kritischer. Zij schreef bijvoorbeeld: ‘Ik mis emotie. De zorg, de vragen. Het klinkt zo luchtig. Ik merk ook dat een dergelijk feestje een feestje van een andere generatie is. Ik ken de werking van foute en morbide grappen niet.’
Oordeel zelf.
Balkonscène
Koninginnedag 2008. Roel en ik slenteren door de drukke straten richting Rijnkade. In de verte komt het grote balkon van mijn broertje in zicht.
‘Zullen we kijken of hij er is?’ ‘Gezellig’, zegt Roel. We passeren volle kroegen met lachende gezichten. De buitenbarretjes doen goede zaken; het bier wordt met liters tegelijk in plastic bekers getapt. Midden op de weg is een podium geplaatst en een coverband leeft zich uit alsof het hun laatste dag is. Met het hoofd afgewend tegen de scherpe decibellen, lopen we voorbij. Aan het einde van de straat, vlakbij de Rijn, bevindt zich het appartement van mijn broer. Ik kijk omhoog naar het enorme balkon en zie Koen met zijn lange gestalte tussen zijn vrienden staan. ‘Hee Koen!’ roep ik, nog net hoorbaar boven het feestlawaai. Hij draait zich om en er verschijnt een glimlach. ‘Hee zus! Wacht, ik kom eraan.’ Koen laat ons binnen en we lopen naar boven.
Het balkon heeft eigenlijk meer weg van een dakterras. Erg netjes onderhouden is het niet, mijn broer eigen. Op de grote scheefliggende tegels glimt een onbestemde kleur mos, een oude rieten stoel staat op drie poten weg te schimmelen in een hoek en de balustrade was vermoedelijk ooit wit van kleur. Her en der staan mensen te praten. Sommige herken ik, de meeste niet. Bijna iedereen heeft een blik Aldibier vast. Ik leun over de reling en zie de mensen in oranje outfits voorbij schuifelen. Een brei aan geluiden en geuren waait over mijn hoofd. Gitaren, gelach, shaslick op de barbecue, sigaretten. Koen drukt me een blik lauw bier in de handen. ‘Proost!’ roept hij opgewekt. Zijn gezicht verraadt dat die opgewektheid oppervlakkig is.
‘Hoe gaat het?’ vraag ik hem. ‘Redelijk’, is zijn korte antwoord. Ik tast af of hij er hier en nu over wil praten. ‘Heb je al iets gehoord van de Gelderse Roos?’ probeer ik voorzichtig.
Koen vertelt dat hij negentien mei een intake heeft. ‘Dat is mooi’, zeg ik. Koen knikt instemmend, maar ik zie zijn aarzeling. In een poging hem tot steun te zijn, vertel ik dat de medicijnen mij erg goed doen. Dat ik me eindelijk weer normaal begin te voelen. Blij dat het even niet over hem gaat, kijkt hij me geïnteresseerd aan. Ik vertel ook nog dat ik op internet gezocht heb naar fora over depressiviteit, maar dat ik daar al snel mee opgehouden ben. ‘Het lijkt wel alsof daar alleen mensen komen die geen depressie hebben maar een depressie zijn.’ Ik trek er een vies gezicht bij en Koen schiet in de lach. ‘Nee, dat is ook niks voor mij.’ Met een gemaakt stemmetje vervolgt hij: ‘Meid, hoe gaat het met je? Nog zelfmoordpogingen ondernomen de laatste tijd? Je zou het touw eens moeten proberen, helemaal hip.’ We grinniken eensgezind om zijn morbide grapje. Ik voel ruimte om een serieus bruggetje te slaan en zeg: ‘Gelukkig heb ik dat niet, de neiging om van een brug te springen. Jij dan?’ ‘Nee, nee, zeker niet’, bezweert hij me. Hij maakt nog wat foute grappen en ik wil mijn broer geloven. Zoiets doen wij niet.
Omdat zijn bier op is of – zo zal ik me later afvragen – omdat het gesprek hem te dichtbij komt, verdwijnt Koen naar de keuken. Zijn vrienden worden steeds luidruchtiger. Jerome, Koens beste vriend, spreekt me aan. Hij vindt dat ik maar eens met Koen en hem op stap moet, want, meldt hij grijnzend: ‘Ik heb besloten dat jij wel een toffe zus bent.’ Ik lach: ‘Uitnodiging geaccepteerd.’
Dan begint Jerome over Koen, dat het niet zo lekker met hem gaat. ‘Ik weet niet goed wat ik ermee aan moet. Behalve dan regelmatig contact houden en met hem praten.’ We wisselen onze gedachtes over Koen met elkaar uit en spreken af dat we hem een beetje in de gaten zullen houden. Mijn oog valt op hoe Roel en Koen gezellig pratend over de balustrade leunen. Ik wil een foto maken van hun twee ruggen, allebei gehuld in een bruin leren jack, verschillend van tint. Plots bekruipt me een onheilspellend gevoel dat ik niet kan plaatsen. ‘Leuk voor later’ flitst het door mijn hoofd. Ik maak de foto en negeer de rare vlaag van angst. Het is een mooie Koninginnedag, verder niks.
Negen dagen later stapt mijn broertje uit het leven.
Afgelopen schrijfweek behandelde het thema ‘de waarheid’. De waarheid heeft veel kanten weten we, afhankelijk van wiens perspectief je kiest. De president van Amerika heeft daar ook een filosofie over; iets met ‘alternatieve feiten’. Een uitermate actueel schrijfthema dus.
De oefening luidde:
Neem nu een moeilijk familiegegeven, verzonnen of waar, en beschrijf dat kort maar gedetailleerd. Let op: omdat we nooit weten wat ‘de’ waarheid is en hoe die door verschillende betrokkenen beleefd wordt, schrijf je het korte verhaalfragment twee keer.
Het eerste fragment diende vanuit mijn perspectief geschreven te worden, het tweede fragment vanuit het perspectief van de andere partij. En tot slot mocht je in maximaal honderd woorden reflecteren op deze oefening.
Als voorval koos ik voor de door mij geïnitieerde breuk met een vriendin, nog geen maand na het overlijden van mijn broertje. Toen ik bedacht hierover te gaan schrijven, voelde ik al weerstand. Dat beschouwde ik als een signaal om door te zetten want daar schuurde blijkbaar iets. En een boek wordt pas interessant als de hoofdpersoon een (innerlijk) conflict ervaart heb ik geleerd, dus ik begon met frisse tegenzin aan de oefening.
Het eerste fragment ging vlot. De boosheid over het gedrag destijds van mijn voormalig vriendin kon ik snel oproepen en verwoorden. Daarna probeerde ik me te verplaatsen in haar perspectief. Van nature ben ik een empathisch mens; ook als iemand een andere mening heeft dan de mijne. Dit keer liet die eigenschap me in de steek. De feedback van Auke Kok luidde bijvoorbeeld dat ik de houding van mijn vriendin meer mocht verdedigen. Ook deed hij de suggestie om te beschrijven aan welke mindere kant van mij zij zich gestoord zou kunnen hebben. Daar zou ik een betere schrijver van worden. Het benoemen van mijn mindere kanten, verhoogt mijn geloofwaardigheid, zo betoogde hij.
Hij heeft gelijk natuurlijk.
Mijn mindere kanten benoemen, dat durf ik wel aan. Maar de houding van mijn voormalig vriendin verdedigen? Hell no. Toen realiseerde ik me: blijkbaar is er een hardnekkig bodempje gif achter gebleven dat maakt dat ik over deze schrijfoefening struikelde. Dus misschien moet ik de oefening nog eens maken en de feedback verwerken, net als ik de vorige keren heb gedaan.
Maar voorlopig begin ik daar niet aan want ik vind dat deze voormalig vriendin zich uitzonderlijk egocentrisch heeft gedragen in een periode dat ze er juist voor me had moeten zijn. Zie hier een mindere kant van mij: ik doe lang over het loslaten van dingen, zelfs als ik er geen reet aan heb om ze vast te houden.
Opdracht week 6 van de schrijfcursus:
Voorbereiding: schets een tijdlijn van je eigen leven of van de hoofdpersoon in jouw project in sprongen van 7 jaar. Probeer bij je leven tot nu toe in elk vak met steekwoorden op te schrijven wat je leven toen tekende. Kies tot slot een gebeurtenis die in jouw leven bepalend is geweest. Iets wat je gedaan hebt of wat je overkomen is.
Opdracht: schrijf een verhaalfragment over een leeftijdsfase van je hoofdpersoon (jij of een ander) die jou fascineert. Gebruik je ervaringen uit de eerste experimenten: gebruik goedgekozen details om de tijd te schetsen. Het hoeven er niet veel te zijn, als ze maar veelzeggend zijn! Max. 300 woorden.
Hieronder weer twee versies: mijn oorspronkelijke uitwerking, en de uitwerking nadat ik de feedback van Auke Kok en mijn medecursiste heb verwerkt. Kleine verschillen misschien, maar ik vind versie 2 beter.
Versie 1:
7 en 9 mei 2008
‘Gefeliciteerd zus!’ Ik houd mijn hand voor het schermpje van mijn Nokia om het sms’je van mijn broertje te kunnen lezen. Zowaar, hij is mijn vijfendertigste verjaardag niet vergeten. Ik sms terug: ‘Dankjewel broertje. We zitten op het terras!’ Ik stop de Nokia weer in mijn tas. Roel en ik proosten met onze glazen. Ik geef weinig om mijn verjaardag. Bovendien is mijn huis, sinds vier maanden ons huis, te klein om veel mensen comfortabel te kunnen ontvangen.
Daar zit ik, halverwege de dertig, een leuke vent aan mijn zijde, een baan waar ik blij van word en een gezellig sociaal leven. Volgens mij heb ik de boel op de rit, bedenk ik tevreden. Binnenkort eens met Roel bespreken hoe het met onze kinderwens staat. Hebben we die eigenlijk? Ik nip van mijn biertje en wenk de ober voor een portie bitterballen.
Achtenveertig uur later ligt alles overhoop. De vent, de baan en het sociale leven zijn er nog. Maar niets is meer belangrijk. De politieagent is direct en duidelijk: ‘Er is iets heel ergs gebeurd. Je broer is overleden. Hij heeft zelfmoord gepleegd.’ Onder mijn voeten opent zich een luik en ik val. Roel vangt me op en zet me behoedzaam op een stoel.
Voor ik in staat ben weer vooruit te kijken, ben ik een jaar verder. En voor ik na kan denken over het bestaan van een kinderwens, heb ik nog meer tijd nodig. Eerst trouwen we. Het wordt een feestelijke dag waarop we het leven vieren, ondanks het gapende gemis. Vier jaar na Koens dood wordt onze dochter geboren. Zij eist met gemak een liefde op die ik nog niet ken en waarvoor ik ruimte blijk te hebben naast mijn verdriet. Ik voel het overal: ik ben een ander – maar gelukkig – mens.
Versie 2, na verwerking feedback:
‘Gefeliciteerd zus!’ Ik houd mijn hand voor het schermpje van mijn Nokia om het sms’je van mijn broertje te kunnen lezen. Zowaar, hij is mijn vijfendertigste verjaardag niet vergeten. Ik sms terug: ‘Dankjewel broertje. We zitten op het terras!’ Ik stop de Nokia weer in mijn tas.
Daar zit ik, een leuke vent aan mijn zijde, een baan waar ik blij van word en een gezellig sociaal leven. Volgens mij heb ik de boel op de rit, bedenk ik tevreden. Binnenkort eens met Roel bespreken hoe het met onze kinderwens staat. Hebben we die eigenlijk? Ik nip van mijn biertje en wenk de ober voor een portie bitterballen.
Achtenveertig uur later ligt alles overhoop. De vent, de baan en het sociale leven zijn er nog. Maar niets is meer belangrijk. De politieagent is direct en duidelijk: ‘Er is iets heel ergs gebeurd. Je broer is overleden. Hij heeft zelfmoord gepleegd.’ Onder mijn voeten opent zich een luik en ik val. Roel vangt me op en zet me behoedzaam op een stoel.
De tijd die volgt is onwerkelijk. Regelmatig voelt het alsof ik van buitenaf naar mezelf kijk. Ik probeer overeind te blijven door te doen zoals ik altijd deed. Maar ik huil wekenlang, elke dag.
Voor ik in staat ben weer vooruit te kijken, ben ik een jaar verder. En voor ik na kan denken over het bestaan van een kinderwens, heb ik nog meer tijd nodig. Eerst trouwen we. Het wordt een feestelijke dag waarop we het leven vieren, ondanks het gapende gemis. Vier jaar na Koens dood wordt onze dochter geboren. Zij eist met gemak een liefde op die ik nog niet ken en waarvoor ik ruimte blijk te hebben naast mijn verdriet. Ik voel het overal: ik ben een ander – maar gelukkig – mens.
© 2024 Tamara
Thema gemaakt door Anders Noren — Boven ↑