Zaterdagochtend 4 mei. De cappuccino staart me aan. Ik staar terug, focus me op de schuimlaag. Zijn er eigenlijk mensen die cappuccinoschuim kunnen lezen, net als koffiedik? Ik zoek namelijk al de hele schoolvakantie van mijn dochter (de afgelopen twee weken) naar een antwoord op de vraag: ‘Zou dit een goed moment zijn om het te vertellen?’ Het cappuccinoschuim heeft helaas geen idee. Rechts van me aan tafel zit mijn dochter ingespannen te schrijven in een piepklein notitieblokje met Teigetje op de voorkant.

‘Mama, is twintig eerst met een twee en dan een nul?’

‘Ja, klopt.’

Ze schrijft verder, ieder getal telkens hardop zeggend. Twintig, eenentwintig, tweeëntwintig…

Zal ik het dan nu maar zeggen?

‘Hoe schrijf je dertig?’

‘Als de twintig met een twee en een nul was, hoe schrijf je dan de dertig?’

‘Eerst een drie en dan een nul?’ Ze wacht mijn bevestiging niet af want ze voelt dat het kwartje is gevallen en noteert de dertig met uiterste precisie.

Ik besluit het erop te wagen voor ze bij de veertig is.

‘Zeg lieffie, ik moest je nog iets belangrijks vertellen over ome Koen, weet je dat nog?’

‘Ja.’ Ze stopt met schrijven en kijkt me aan.

‘Ik had al verteld dat ome Koen dood is gegaan omdat hij ziek was toch? Nou, hij wilde dus zelf dood.’

Ze zet haar denkhoofd op. Het ratelt in haar bovenkamer. Ik hou mijn mond want ik weet dat er vanzelf iets komt. ‘Ik snap het niet.’ Ik leg uit: ‘Hij wilde zelf dood. En dat niet alleen, hij heeft het ook zelf gedaan. Hij heeft zichzelf dood gemaakt.’

‘Hè?’ Een ongelovige blik, een scheef lachje. Ze wendt haar blik af en schrijft verder. Bij de vijftig raakt ze een beetje in de war zie ik. De tweeënvijftig lijkt een vijfenvijftig, maar daar was ze nog niet.

Ondertussen is manlief binnen gekomen en hij luistert mee. Vera houdt weer op met schrijven en kijkt me opnieuw aan.

‘Maar jij had toch ook die ziekte? En jij wilde niet dood?’ Ze formuleert het meer als constatering dan als vraag maar ik reageer toch.

‘Nee, ik wilde niet dood. Ome Koen was veel zieker dan ik. Hij voelde zich zó rot, dat hij wilde dat het ophield.’

‘Jij wilde niet dood want jij dacht: ik heb nu een dochter!’ constateert ze grijnzend.

‘Precies!’ zeg ik lachend. Snel voeg ik eraan toe: ‘Maar ik wil het gewoon zelf niet hoor. Toen niet en nooit niet.’ Want stel je voor dat ze hieruit opmaakt dat ze verantwoordelijk is voor mijn levensgeluk. Ja, je weet soms niet wat zo’n smurf zich in d’r sponzige bolletje haalt.

Tot slot leg ik haar uit hoe mensen het noemen als iemand zichzelf dood maakt. Zelfmoord, zelfdoding, suïcide. En ik leg ook uit dat ik het haar echt zelf wilde vertellen, zodat ze het niet van een ander zou horen. En dat ze me er altijd van alles over mag vragen.

Opeens vertelt ze over de opa van een vriendinnetje. Dat vriendinnetje had haar verteld dat opa niet meer wilde leven, terwijl hij niet eens ziek was. Op mijn vraag of hij dan nu dood was, wist ze het antwoord niet. Maar ze vond het verhaal wel vergelijkbaar met dat van Koen. ‘Alleen was ome Koen wel erg jom.’ *)

Ik slik. Ze lijkt echt te begrijpen dat Koen veel te jong overleden is, terwijl de leeftijd van 30 jaar toch als hoogbejaard moet aanvoelen vanuit het perspectief van een 7-jarige. Toen ik 12 jaar was overleed een oom van me op 29-jarige leeftijd. Beetje vroeg maar dan heb je toch een mooi leven gehad, dacht mijn kinderbrein. Ik leerde razendsnel dat 29 piepjong is. Er is nog een foto waar deze oom samen met mijn broertje op staat. Bizar om te bedenken dat ze er allebei niet meer zijn en dat dat met gemak nog had gekund.

Dochterlief houdt het schrijven voor gezien, staat op van haar stoel en pakt de iPad. Ze nestelt zich ermee op de bank en begint een spelletje waar ze steeds handiger in wordt. Met haar kleine wijsvingertje zwiept ze het poppetje over het scherm en kletst ondertussen nog wat over familie, dat ze nog een oom heeft, maar dat het wel jammer is dat ze die andere oom nooit gekend heeft. ‘Yesss, ik heb er een poppetje bij!’ Snel schakelen kunnen ze, dat grut.

Het spelletje slokt haar aandacht op en ik laat dochterlief met rust. Haar kennende komen er nog meer vragen, maar daar moet ze eerst een tijdje op broeden. De details van ome Koens dood heb ik achterwege gelaten, want ik weet dat het een kwestie van tijd is voor ze daar zelf over begint. En dan is het vroeg genoeg om er meer over te vertellen. Tot die tijd kan ik nadenken over welke woorden ik in godsnaam moet kiezen om haar die ellende behapbaar aan te reiken.

Ik kijk naar mijn allerleukste kind van de wereld en zucht. Nu weet ze het. Hoef ik niet meer in een kramp te schieten als iemand in mijn omgeving over Koens dood begint of over zelfmoord, terwijl zij in de buurt is. Hopelijk was mijn uitleg niet te vroeg. In ieder geval niet te laat.

*) Jom, jommes, jomste. Zo spreekt dochterlief de ‘ng’ uit.