Ik wil de hele tijd van alles schrijven. Er rennen de laatste weken elke dag allerlei teksten, alinea’s en onderwerpen door mijn hoofd. Vooral vlak voor ik in slaap val. Dan weet ik zeker dat ik een Briljante Blog bedacht heb, met een Knallerrr van een openingszin, om de volgende morgen gapend te concluderen dat er bij nader inzien in het felle ochtendlicht niet veel kraak of smaak aan het onderwerp zit.
Soms zou ik willen schrijven over wat ik meemaak als HR-adviseur. Verhalen genoeg. Maar dan kan ik mijn integriteit net zo goed meteen gratis laten afhalen via Marktplaats. En een andere baan gaan zoeken.
Laatst bedacht ik dat collega’s eigenlijk een wonderlijk soort figuren zijn in een mensenleven. We kennen allemaal de uitspraak: ik zie mijn collega’s vaker dan mijn partner. Voeg daaraan toe: en vaker dan mijn kind, ouders en vriendinnen. Tijdens de lunchwandeling van vanmiddag met een collega besprak ik deze gedachte, mede naar aanleiding van het overlijden van een dierbare van een van onze andere collega’s, waarmee ik al twaalf jaar (en de collega met wie ik wandelde al vier jaar) samenwerk. ‘Ja, we kunnen binnenkort twee bruiloften en twee begrafenissen aftikken’, vat ik de gedeelde life events samen. Waarop mijn collega droog reageert: ‘En drie kinderen.’ Ietwat beschaamd schiet ik in de lach. Oh ja, we kregen ook kinderen. Minor detail.
Dat brengt me bij de term leedcompetitie. Ietwat onlogisch bruggetje, I know, maar dat bedoel ik dus: er rommelt van alles in mijn bovenkamer. Leedcompetitie dus. Om met dominee Gremdaat te spreken: kent u die uitdrukking?
Dat gaat zo:
Wat is erger? Je broer verliezen door zelfdoding of je kind? Je vader verliezen voor hij zeventig is of je man? Ik denk dat de dood van Koen voor mijn ouders erger is dan voor mij. Geen fijne gedachte, want ik was (en ben, maar dan niet meer de ontwrichtende variant) er zo onwaarschijnlijk beroerd van dat ik me niet wil voorstellen dat mijn ouders door een nóg grotere berg shit moesten scheppen. Voor de goede orde: mijn ouders hebben mij nooit het idee gegeven dat mijn verlies minder zwaar zou wegen dan dat van hen. Het zaadje voor die gedachte heb ik zelf geplant. Sinds ik moeder ben.
Maar het doet er helemaal niet toe wiens verdriet erger is. Bovendien, hoe hadden we dat willen meten dan? Wie de meeste tranen vergiet heeft gewonnen? Vaders, moeders, kinderen, partners, vrienden, iedereen moet sowieso minimaal vijfentachtig worden. Daarna is het verlies nog steeds erg pijnlijk maar hopelijk op den duur te verteren.
Misschien komen de teksten in mijn hoofd ook wel door de lezing die ik morgenavond ga geven. Ik ben zo bezig geweest met: wat ga ik – wel en niet – vertellen dat er nog een paar gedachtes zijn overgebleven waarvoor geen tijd is. Die moeten er blijkbaar toch uit en dan krijg je dit soort rommelige blogs met onduidelijke kop en staart. Maar wat kan het schelen, een mens moet eens wat proberen in het leven. Ik ken verhalen waarin dat leven aan de korte kant was, dus voor de zekerheid kun je maar beter doen wat je wilt op het moment dat je het wilt, zolang je er niemand pijn mee doet. Want er is al genoeg leed in de wereld.
Geef een reactie