Tamara

schrijft

Categorie: tamara (pagina 22 van 27)

Doorgaan na zelfmoord: tips van een ervaringsdeskundige

Geplaatst op de website van Jan Magazine op 1 december 2015

doorgaan-na-zelfmoord-tips-van-een-ervaringsdeskundige-3049

© Frank Brandwijk

Doorgaan na zelfmoord: tips van een ervaringsdeskundige
Psyche – daily-life
Sherida van IJsselmuide – 01/12/2015 14:00

Hoe ga je door met je leven na de suïcide van een dierbare? We vroegen Tamara Baars – die voor JAN een verhaal schreef over de zelfmoord van haar broer – wat haar heeft geholpen. Hier haar antwoorden:

1. Boeken – ‘Er is veel materiaal over rouw in het algemeen, maar helaas weinig over rouw na zelfdoding. Ik heb zelf baat gehad bij het boek Verder van Anna Polet: een combinatie van haar persoonlijke ervaring en haar afstudeerproject. Ook heb ik Om zes uur zou ze komen eten gelezen; een dun boekje van Barbara Post, die haar beste vriendin aan zelfdoding verloor.’

2. Contact met lotgenoten – ‘Toevallig bleek een vriendin die ik kende van de sportschool een lotgenoot. Door die gedeelde ervaring veranderde zij van een vriendin in de buitenste ring naar een vriendin in de binnenste ring. Ik heb het met haar nog regelmatig over het effect van dit verlies op onze levens, ook na zoveel jaren. En ik heb een tijdje mailcontact gehad met twee vrouwen die beiden ook hun broer aan zelfdoding zijn verloren. Voor mij betekende dat toen vooral: herkenning, troost en houvast. Weten dat ik niet gek aan het worden was, dat al die rare en vooral heftige gevoelens erbij hoorden en zeer waarschijnlijk ook weer over zouden gaan.’

3. Neem het serieus – ‘Ik denk dat je jezelf en je rouw serieus moet nemen. Ook als het een hele tijd goed gaat en de rouw zijn ergste piek heeft gehad, kun je een terugslag krijgen. Omdat je getriggerd wordt, door bijvoorbeeld een liedje op de radio, of gewoon zomaar uit het niets. Helaas kan dat erbij horen. Loop er niet voor weg, maar wees mild voor jezelf en geef toe aan je verdriet.’

4. Psycholoog én haptonoom – ‘Lange tijd heb ik gesprekken gevoerd met een psycholoog en ging ik naar een haptonoom. Dat was voor mij een goede combinatie: bij de één kon ik vooral praten, bij de ander vooral voelen. Meestal was ik daarna een stuk rustiger en kon ik een paar uur slapen.’

5. Schrijven – ‘Ik heb alles van me afgeschreven. Als een malle heb ik op de PC zitten tikken (rammen, mag ik wel zeggen). Dan stopte het gemaal in mijn hoofd tijdelijk. Mede omdat er zo weinig te vinden is over rouw na zelfdoding, zeker in het geval van een broer of zus, ben ik nu mijn eigen ervaringen aan het opschrijven.’

En tot slot haar laatste – maar belangrijkste – advies:

6. ‘Doe wat jij denkt dat goed is, laat goedbedoelde adviezen waar je niets aan hebt van je af glijden en kies je eigen (rouw)pad. En zoek steun bij professionals, schaam je daar niet voor. Je moet zelf door de rouw maar je hoeft het niet alleen te doen.’

Het verhaal van Tamara Baars over de zelfdoding van haar broer staat in JAN 12, die nu in de winkel ligt.

Dood spoor

Ik heb me de wilde irritatie op de hals gehaald van de bassist van Triggerfinger. Mr. Paul. Overigens was ik niet de enige die zijn toorn opwekte.

Het kwam zo.

Mr. Paul had op de Facebookpagina van Triggerfinger een foto geplaatst van hemzelf, liggend op het spoor. Esthetisch gezien wellicht een plaatje, maar ik kreeg er hele andere associaties bij. Heel gek, maar iets met zelfmoord. Niet in de laatste plaats dankzij de doodsoorzaak van mijn broer, al verkoos hij een andere manier dan het spoor. Het olijke kiekje veroorzaakte bij mij de noodzaak gisteravond een reactie achter te laten, als volgt: “Ben dol op Triggerfinger, maar deze foto vind ik akelig. En nee, het ontbreekt me verder niet aan humor.” Dat laatste voegde ik toe omdat je met zo’n reactie de kans loopt voor zuurpruim te worden uitgemaakt, dat wilde ik maar voor zijn. Ik scoorde desondanks een reactie in die sfeer van Triggerfinger, ik vermoed van Mr. Paul himself, die ik helaas niet helemaal kon lezen omdat de pagina plus foto al weggehaald was. Het enige dat ik nog kon zien was: “Ik vind van wel… .“

Afijn. Inmiddels was de foto verdwenen maar Mr. Paul had blijkbaar zo’n shitload aan reacties over zich heen gekregen, dat hij besloot een gepeperde respons te formuleren. Gericht aan alle azijnpissers en moraalridders die aanstoot namen aan de foto. Die konden vrij vertaald allemaal de rambam krijgen (en ook fuck you en get a life). En oh ja, hij zou stoppen met zijn digitale dagboek. Dat leek me nogal rigoureus. Maar goed, ik begrijp wel dat Mr. Paul een beetje pissig wordt van mensen die niet alleen de foto bekritiseren (alhoewel, zelfs dat bleek te veel) maar ook nog beginnen over een vermeende voorbeeldfunctie (hallo, het is een rockband, niet het Leger des Heils) of dat het plaatje mensen op ideeën zou brengen (lijkt me iets te veel eer).

Niet veel later verscheen er weer een bericht van Mr. Paul, dat hij zich bij nader inzien niet de mond liet snoeren, en besloten had zijn dagboek gewoon voort te zetten. Uitstekend. Het vorige gepeperde bericht, waar ik ook op gereageerd had, was wederom weggehaald.

Ondertussen groeide mijn verbazing over het hele gedoe. Als je een kunstenaar bent en je maakt muziek, je schrijft teksten en plaatst foto’s, dan weet je toch dat dat reacties oproept, variërend van bejubelend tot beschimpend? Dat is wat kunst onder andere doet, mensen raken. Althans, wat ik er van begrijp na bijna negen jaar dienstverband bij een hogeschool voor de kunsten.

Ik ben het met Mr. Paul eens dat hij dit soort foto’s gewoon moet kunnen plaatsen. Waar ik echter afhaak, is bij zijn felle tirade tegen iedereen die truttig en moraliserend gereageerd heeft. Een toontje lager was plezant geweest. Of hij had zichzelf openlijk kunnen afvragen waaróm mensen aanstoot nemen aan zo’n foto. Dat kan namelijk ook met iets anders te maken hebben dan met burgermanstruttigheid. Bijvoorbeeld met een zeer pijnlijke persoonlijke ervaring. En dat mag ook gewoon gezegd worden.

Artikel in de NRC Next

nrc.next

Zo voelt het als je broer een einde aan zijn leven maakt

Broer

Na de dood van Joost Zwagerman volgden de reacties van vrienden en deskundigen. Tamara Baars verloor haar broer die een einde aan zijn leven maakte. „Er laait een fel gif in me op als ik de woorden van die deskundigen lees.”

Tamara Baars

Vrijdagochtend 9 mei 2008. De agent pakt mijn schouders vast en zegt: „Er is iets heel ergs gebeurd. Koen is overleden.” Per direct is mijn leven en dat van mijn ouders voor altijd anders. Wij zijn voortaan nabestaanden als gevolg van zelfdoding. Ik heb geen broer meer. Een deel van mijn geschiedenis is dood. Als ik later die dag zijn koude lijf identificeer, een lang en gespierd lichaam dat helemaal gaaf is, wil ik hem bij de verwarming leggen. Vlug, warm hem op, misschien bedenkt hij zich. Zo snel als die gedachte door mijn hoofd schiet, zo hard komt bij me binnen dat ik hier naar de dode verpakking van mijn broer sta te kijken. Voorzichtig raak ik zijn arm aan. Dit is dus een lijk. Nee, het is mijn broer. Mijn man houdt me vast terwijl we naar Koens bleekblauwe gezicht staren.

Een dag na Koens dood zijn we bij mijn ouders. Mijn moeder omhelst me en kijkt me aan met een gezicht dat ik bijna onherkenbaar vind, zo scherp staat de wanhoop erin gebeiteld. „Jij doet zoiets toch niet, hè?” vraagt ze me, net als de dag ervoor. Ik kom opnieuw niet verder dan: „Nee, echt niet.” Het is de waarheid. Maar hoe kan ze daarop vertrouwen als ze zeker wist dat Koen zoiets ook niet zou doen? In ons gezin plegen we geen zelfmoord – het idee was nog nooit bij ons opgekomen.

Alsof mijn geest naakt is, niet langer beschermd door een schedel of rationele gedachten, kom ik de week tussen het doodsbericht en de crematie door. Ik weet telkens precies wat ik wil, hoef geen seconde na te denken bij elke beslissing die genomen moet worden. Ik wil mijn broer verzorgen en aankleden, de kleding haal ik zelf op uit zijn appartement. Een week lang zie ik hem elke dag, dood in zijn kist. Ik raak hem aan, praat met hem en neem vrienden mee. Op de crematie draag ik snotterend mijn afscheidswoorden voor aan meer dan driehonderd mensen.

De dag na de crematie ben ik ziek. Met een kramp in mijn buik die ik nooit eerder zo voelde, blijf ik in bed liggen. Slapen betekent tijdelijk geen pijn. Ik ben verbaasd dat ik al mijn ledematen nog heb, zo zeker weet ik dat er ergens iets geamputeerd moet zijn. Later die week dringt uit het niets tot me door hoe onomkeerbaar de dood is. Mijn broer is voor altijd weg. Geen flauwe grappen meer, nooit meer samen een biertje doen. Er volgt een huilbui die niet op lijkt te houden.

Het verdriet van mijn ouders is nauwelijks te verdragen. Ze houden zich in mijn aanwezigheid zo goed mogelijk, vragen niets van me. Ik hoef het gat dat hun dode zoon achterlaat niet te dichten. Pas na lange tijd zie ik hoe bewonderenswaardig hun houding is. Na drie weken ga ik weer aan het werk. Ik doe zoals ik me herinner dat ik altijd deed. Dat hou ik drie maanden vol en dan is het op. De wereld is onveranderd, maar ik ben niet meer dezelfde.

Sinds mijn broer zichzelf op 30-jarige leeftijd van het leven beroofde, hoort niet alleen het dagelijkse gemis bij me, maar ook het thema zelfdoding. Vanaf het eerste moment werden mijn ouders en ik geconfronteerd met speculaties over het waarom. We komen uit een klein dorp en de geruchtenmachine kwam direct op gang. Mijn broer zou aan de drugs zijn (af en toe een joint) en schulden hebben (hij studeerde weer en was niet rijk). Het interesseerde me niet. Ze kletsten maar, als ze blijkbaar niet genoeg hadden aan hun eigen saaie leven. De geruchten in het dorp verstomden binnen een maand. En wij bleven achter met de schrijnende gaten in ons hart.

Nooit heb ik me een seconde geschaamd voor de daad van mijn broer. Ook niet toen ik ontdekte dat er nog steeds een taboe rust op zelfdoding. Sommige mensen reageerden ongemakkelijk, om welke reden dan ook, maar ik weigerde geheimzinnig te doen over de doodsoorzaak.

De tijd gaat voort, ongeacht hoe ik me voel of wat ik doe. Ik schrijf de ellende van me af, jank tot mijn ogen eruitzien als ontplofte aardbeien en ik haak voorzichtig weer aan bij de realiteit.

Het leven na Koen heeft een vorm aangenomen waarmee ik vooruitkan. Ik vraag me niet langer af waarom hij me niet belde toen hij zo diep zat, of wat ik zelf anders had kunnen doen. Dat de afschuwelijke ervaring van zijn zelfdoding voortaan bij me hoort, is een gegeven. Ik accepteer het niet en heb het ook geen plekje gegeven. Ik heb ermee leren leven, en dat gaat me meestal heel aardig af.

In februari 2010 trouwen mijn man en ik. Dat Koen geen getuige is, doet pijn. Toch vieren we die dag oprecht het leven. Na verloop van tijd overwin ik zelfs mijn angst om een kindje te krijgen. Een kind kun je tenslotte kwijtraken. Maar ik leef nog en angst mag niet bepalen hoe ik mijn leven inricht. In 2012 wordt onze dochter geboren. We besluiten haar niet te vernoemen naar haar dode oom, uit zorg dat zijn naam onbedoeld een levenslange last op haar schouders legt.

Dinsdagavond 11 september 2015. Met een vriendin ga ik naar het concert van U2. We beleven een prachtige avond, die ons regelmatig herinnert aan de tijd dat we al kwartjeszoekend over de dansvloer van de dorpsdisco schoven. Op de terugweg in de auto horen we via de radio het nieuws van de zelfdoding van Joost Zwagerman. Het bericht komt als een anticlimax. Toch bestaat het akelige bericht al snel naast de euforie over het concert. We wisselen onze evaluatie van de prestaties van U2 af met onze verbijstering over de dood van Zwagerman.

De volgende dag wemelt het van de stukken in kranten en op fora – ik kan het niet helpen maar ik moet het lezen. Van medeleven tot het oordeel dat zelfdoding laf en egoïstisch is. Van elke veroordeling word ik pissig. Wat weten mensen van diepe wanhoop en ellende?

De dag na het concert en de dood van Zwagerman lees ik ook een artikel van Bram Bakker, dat bizar genoeg één dag voor Zwagermans dood in de krant verscheen. Bakker spreekt over zijn vriend Rogi Wieg. Wieg krijgt euthanasie toegewezen wegens ondraaglijk en uitzichtloos psychisch lijden. Bakker vond het niet uitzichtloos. Bovendien had hij liever gezien dat Wieg zelfmoord pleegde. Dat was voor Bakker beter te verteren geweest, omdat het dan een weloverwogen keuze zou zijn geweest. Er laait een fel gif in me op als ik die woorden lees. Hoe kan een psychiater dit in het openbaar verkondigen? Mijn broer heeft zichzelf van zijn leven beroofd en dat is voor mij niet beter te verteren dan euthanasie. Als beide vormen van levensbeëindiging al te vergelijken zijn. Bakker is arts, maar zijn woorden wekken de indruk dat hij niet weet wat hij zegt. Hopelijk weet hij nu meer van het leven van een nabestaande.

Tamara Baars (42), P&O-adviseur bij een hogeschool voor de kunsten.


Dit artikel is verschenen in de nrc.next van woensdag 23 september op pagina 14 & 15

Wat een avond

Opgewonden als twee provinciale bakvisjes van veertigplus reden vriendin M. en ik gistermiddag richting onze hoofdstad, voor het concert der concerten. Na zes jaar smachten zouden we hen weer zien, de fijne heren van U2. Met gepaste trots over onze onverschrokkenheid reden we de parkeergarage van de Amsterdam Arena binnen. Tevreden constateerde ik dat ik het toch maar mooi goed geregeld had met het vooraf gekochte digitale parkeerkaartje . Het leverde me zelfs een kusje op van vriendin M. Ik bedoel maar.

We verlieten de parkeergarage, de auto strak neergezet achterlatend. Vriendin M. wist nog wel een lekker eettentje om een bodempje te leggen voor de muzikale avond. Van provinciaaltjes veranderden we tijdelijk in locals en we liepen nonchalant een Surinaams Chinees eettentje binnen, alwaar wij de enige blanken waren.Twee veggie loempia’s, een won ton soep en twee roti later wandelden we weer naar buiten, richting Ziggo Dome.
Na enig wachten in een rij vol met generatiegenoten in versleten U2 t-shirts uit 1988, konden we de Ziggo Dome betreden. Oranje muurverf, veel bierbarren alsmede smoothiebekers lachten ons tegemoet. Giechelend van de zenuwen namen we plaats op paarse stoeltjes met een comfortabele zitting. Links van ons zat een U2-fan die deze tournee al in Barcelona en New York gezien had. En oh ja, hij ging morgen en zaterdag ook nog een keer. Hij moest zijn tong afbijten om ons niet te verklappen wat voor geweldigs we te horen en te zien zouden krijgen.

En het was inderdaad geweldig. Wat een prachtige nummers. Voor de liefhebbers: zelfs Octobre en Two Hearts Beat As One kwamen voorbij. Adembenemend sfeervol. Het visuele spektakel was ook overweldigend. En toch op een bepaalde manier heel basic. De gitaar van Edge en de (ietwat schorre) stem van Bono brachten zowel mij als vriendin M. terug naar vroegere jaren, waarin we al kwartjeszoekend over de dansvloer van zaal Pellen in Drempt schoven. Bijna beduusd verlieten we de tribune na slotnummer One, waarbij Bono zelf niet meer hoefde te zingen, zo hard deed iedereen mee. Zelden meer kippenvel gehad. Ik voel het weer, nu ik er aan terugdenk.

Eenmaal in de auto, zet vriendin M. de radio aan. We worden getrakteerd op meer U2 dankzij 3FM die de sfeer nog even vast probeert te houden. Totdat de presentator een bericht van een heel andere orde meldt. Joost Zwagerman heeft zelfmoord gepleegd. Vriendin M. neemt een piepende ademteug en mij ontsnapt een vloek. Opnieuw beduusd staren we naar het asfalt dat onder ons doorschiet. Terwijl wij sprongen op Pride, stapte Zwagerman eruit. Terwijl wij een ongekende saamhorigheid voelden met de band en alle mensen in de zaal, was Zwagerman zo eenzaam dat hij het leven verliet.

Wat een avond.

Hartjes plakken

Met twee gekleurde stickertjes op zijn voeten komt mijn vader door de achterdeur naar buiten en gaat weer op de tuinstoel zitten. Mijn dochter is nog binnen en verantwoordelijk voor de versieringen op opa. Even later is opa weer serieus in gesprek met mijn man. Al valt het niet mee dat gesprek serieus te nemen als mijn blik op de beplakte, in slippers gestoken melkwitte voeten valt. Vera komt ook weer naar buiten en presenteert haar eigen schattige voetjes, helemaal vol met wel twintig hartjesstickers. Ze grijnst er trots bij en neemt plaats op haar eigen stoeltje in steigerhoutlook, door opa in elkaar getimmerd. Het chocolade verrassingsei eist haar aandacht op en blij schudt ze haar paardenstaartje heen en weer terwijl ze stukjes chocola in haar mond stopt. Mijn vader kijkt naar haar, naar mij en weer naar haar. Zijn blik lees ik als een combinatie van liefde en vertedering.

Hier moest ik aan denken toen ik net het liedje van Claudia de Breij luisterde, ‘hand op het hout’. Het gaat over wat je je kind allemaal voor goeds toewenst en hoeveel zorg(en) je voelt, al vanaf het moment dat het in je buik zit.

Dat je gezond blijft,
dat je uitkijkt in het verkeer
Altijd goed uitkijkt,
en eigenlijk nog veel meer

dat de anderen allemaal heel voorzichtig zijn met jou
en dat er later iemand van je houden zal,
zoals ik van je hou

En dan denk ik opeens niet alleen aan de stickertjes die Vera vanochtend op de voeten van haar opa plakte, maar ook aan hoe die opa ooit zelf zo’n kleine peuter om zich heen had. En hoe hij die peuter, eenmaal dertig jaar oud geworden, moest wegbrengen. En hoe mijn moeder ook een dikke buik had en al van haar zoon hield toen hij nog de grootte van een cashewnoot had. Het liedje van Claudia is niet eens heel erg sentimenteel maar toch zit ik opeens te snotteren. Omdat ik me een fractie in kan leven in hoe het moet zijn om een kind kwijt te raken.

Als ik naar Vera kijk, als ik haar nekje kriebel en zij ‘nouhou mama hou op’ roept, als ze geconcentreerd voor de duizendste keer Frozen kijkt, als ze trots in haar onderbroekje rond paradeert (want net zindelijk)…ik kan uren naar haar kijken en eindeloos aan haar zitten. Ze is er en dat moet zo zijn. Een collega zonder kinderen vroeg laatst: “Wat voel je dan, als je naar je kind kijkt?” Voor mij is er maar één – niet bijster uniek maar wel erg waar – antwoord: liefde. Zelfs als ik haar achter het behang wil plakken. En vooral als zij hartjes op opa plakt en opa dat allemaal goed vindt.

Oudere berichten Nieuwere berichten

© 2025 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑