Tamara

schrijft

Categorie: tamara (pagina 20 van 27)

Mijn artikel in JAN

doorgaan-na-zelfmoord-tips-van-een-ervaringsdeskundige-3049

Vorig jaar december verscheen in Jan Magazine mijn artikel over de zelfdoding van mijn broer Koen. Omdat ik als een heuse pro een contract had getekend waarin onder andere stond dat Jan tot juli van dit jaar het exclusieve recht had op het gebruik van het artikel, kon ik het nog niet vrijuit rondstrooien. Die periode is nu voorbij en ik mag mijn stuk delen met wie ik wil. Bij deze, te beginnen op mijn eigen pagina.

artikel-jan-magazine-dec-15-t-baars

Doorgaan

Nog één dag werken voor mijn welverdiende en broodnodige vakantie zich aandient. Het is donderdagavond, ik zit op de bank en geniet van een het-is-bijna-vakantie-biertje terwijl ik naar een documentaire van Louis Theroux kijk over alcoholisme. Ondanks de aftakeling die in beeld wordt gebracht, nip ik tevreden van mijn IPA. De ontspanning wint het langzaam van de vermoeidheid.

Mijn man komt thuis van een barbecue met collega’s. Hij komt naast me zitten, checkt het nieuws op zijn mobiel. ‘Er is een aanslag geweest in Nice’, zegt hij. Of het door het bier komt of door mijn bijna-vakantie-modus, geen idee, maar de volgende dag weet ik niet meer dat hij dit gezegd heeft. Volgens mij denkt hij dat ie het gezegd heeft.

De volgende dag heeft onze dochter haar eerste schoolreisje, naar het Land van Jan Klaassen. Ik heb haar roze Frozenrugtas alvast ingepakt met droge kleren, tip van de juf. Ik ga naar bed, iets te laat en met net één biertje te veel op om er de volgende dag niets van te merken.

Het is vijf uur in de ochtend. Ik word wakker omdat ik naar het toilet moet. Terug in bed check ik nog even mijn mobiel, wakker als ik ben. En ik lees over de aanslag. Over de doden. Over de paniek, de verbijstering. Toch worden mijn ogen zwaar en daar voel ik me een beetje schuldig over. Maar de slaap wint.

Het is zeven uur in de ochtend. Ons gezin wordt wakker. Ik vraag mijn dochter: ‘Wat ga je vandaag ook alweer doen?’ ‘Schoolreisje!’ roept ze zonder na te hoeven denken. Terwijl zij haar boterhammetjes eet en een kinderfilmpje kijkt, lees ik het laatste nieuws over Nice. Er staat een foto op de site van de NOS van een overleden kind dat op de boulevard in Nice ligt, bedekt met een zeil en met naast zich een groezelige knuffel. Snel klik ik de foto weg, ik geloof zo ook wel dat het een gruwelijk drama is. Mijn dochter heeft haar ontbijt op en begint weer over het schoolreisje. Ik vertel dat wij haar straks uit komen zwaaien.

Drie kwartier later zijn we net op tijd om mijn dochter hand in hand met haar huidige BFF in de bus te zien stappen. ‘Mamaaa! Papaaa!’ roept ze blij. Het duurt even voordat de grote bus met twee verdiepingen helemaal gevuld is met kleine purken in dezelfde shirtjes met de naam van de school erop. De chauffeur sluit de deuren en rijdt voorzichtig weg. Zwaaiende ouders, zwaaiende kinderen, zwaaiende juffen, een toeterende bus.

Ik stap op mijn fiets en rij naar mijn werk. Mijn hoofd is bij de laatste dingen die ik nog moet afronden. Af en toe wordt de onrustige gedachtenstroom onderbroken door de vertedering die ik voelde bij de aanblik van mijn stoere meid die zin heeft in haar eerste schoolreisje. En dan zie ik ook die ene foto weer voor me. Dat lichaampje, onzichtbaar door het zeil maar indringender kon het leed niet in beeld gebracht worden.

Gisteren vond er een trouwerij plaats, op de boulevard in Nice. Ik bekijk het filmpje. ‘We zijn begonnen met een minuut stilte. Uit respect voor de slachtoffers. Maar het is ook een mooie dag. Mijn zoon gaat trouwen’, zegt de vader van de bruidegom. Even later is een ander geluid goed hoorbaar: ‘Jammer voor jullie huwelijk, maar er zijn mensen dood!’ roept een boze vrouw.

En toch moet én zal het doorgaan. Schoolreisjes, bijna-vakantie-stress, trouwerijen. Het leven.

 

Hello world!

Welcome to WordPress. This is your first post. Edit or delete it, then start writing!

Daar is ie weer

Daar is ie weer. Die ene dag waarin ik me in de afgelopen acht jaar al een paar keer vergist heb. Dit jaar gaat het wel. Ik ga gewoon werken. Om er vervolgens ter plekke achter te komen dat concentreren niet makkelijk gaat, dat de tranen los zitten en dat ik me irriteer aan alle wissewasjes die voorbij komen. Dit jaar doe ik het anders. Ik heb een dag vrij genomen. Geen idee wat ik ga doen, misschien wel helemaal niks, maar ik geef mezelf de ruimte om te laten komen wat komt. Ook als er niks komt.

Vannacht werd ik wakker om half drie. Het eerste wat ik dacht was: acht jaar geleden om deze tijd was mijn broer net dood. Het is niet helemaal duidelijk hoe laat hij precies overleden is, maar het moet ergens tussen middernacht en een uur of drie zijn geweest. Ik weet nog dat ik me verbaasde dat ik toen niet wakker ben geworden. Hoe kan het bestaan dat je niet wakker wordt als iemand waar je zoveel van houdt uit het leven stapt? Dat zou je toch moeten voelen, dwars door de kosmos heen? Niet dus. Terwijl ik heerlijk lag te tukken, was mijn broertje zo eenzaam en zo ver weg van alles, dat de eeuwige slaap hem aantrekkelijker leek dan doorgaan.

Op 6 mei zag ik hem voor het laatst, op 7 mei smste hij me voor mijn verjaardag en op 9 mei identificeerde ik hem ’s ochtends in een koelcel van de politie. Het was net zulk prachtig weer als nu. Een belachelijk contrast met de grijze en ijskoude situatie waarin ik beland was.

Wordt het dan niet makkelijker, na acht jaar? Ik weet het niet. Niet makkelijker, hooguit draaglijker. Als in: ik heb het beter leren dragen. Maar ik zou die last het liefst nog steeds naast me neerzetten en er mijlenver van weglopen. Gewoon in een rugzak stoppen, naar een van God en alle zielen verlaten oord wandelen en daar de rugzak dumpen. Doei zware last, ik had niet om je gevraagd en trainen met gewicht doe ik voortaan wel in de sportschool. Inmiddels ben ik er van doordrongen dat dat geen optie is. Dus loop ik ermee door, dat moet ik en dat wil ik. Af en toe kan ik het wel van me afzetten maar definitief dumpen zit er niet in.

Ik zal mezelf met mildheid behandelen vandaag. Het is een kutdag en dat is het. Huilen mag, niet huilen ook. Er is een schrale troost: hoe ik me ook voel, ook al is het ‘al’ acht jaar geleden en zie ik Koen alleen in mijn dromen ouderwets ouwehoeren; ik hou nog steeds van hem. Misschien was het makkelijker als de liefde samen met de dood zou vertrekken naar gene zijde. Geen liefde is geen pijn. Maar ik voel wel pijn, schrijnend en zeurend en stekend. En dus weet ik: mijn liefde voor Koen is niet dood.

Triest

Op een recente zonnige zaterdagmorgen loop ik de voordeur uit, samen met mijn dochter. Ik breng haar weg voor een nachtje logeren bij opa en oma Giesbeek, want wij hebben die avond een etentje. Ik gooi het logeerkoffertje alvast achterin de auto en open vervolgens het portier, waarna mijn kind zich tevreden op haar stoel nestelt. Haar gezicht is witjes, ze heeft ’s nachts en ’s ochtends over gegeven. Maar nu lijkt ze bijna weer haar frisse zelf. Op dat witte snoetje na dan. Had ik vroeger ook snel last van. ‘Wat he-j een pieredrietkleur’, riep mijn moeder dan, ‘bu-j ziek?’ Vertaling: ’Wat heb je een wormenpoepkleur, ben je ziek?’ Ik weet niet waar deze complimenteuze spreuk vandaan komt. Uit de Giese klei vermoed ik, omstreeks 1892.

Terug naar de auto. Net voor ik in wil stappen, komt er een buurvrouw aan gewandeld. Ze groet me vriendelijk en blijft staan voor een praatje. ‘Zeg, ik las je artikel in de Jan, jeetje heftig hoor. Goed geschreven. Wat een verhaal zeg’, begint de buurvrouw, na een wederzijdse hoe-is-het-goed-met-jou-aanloop. Ik reageer instemmend, leg uit hoe dat artikel zo tot stand is gekomen en wat mijn bedoeling erachter is. De buurvrouw knikt begrijpend. Dan zegt ze uit het niets: ’Ik heb altijd al gevonden dat je iets triests over je had, maar nu weet ik waar dat vandaan komt!’

Ik kijk haar aan, vermoedelijk glazig, en zeg: ‘Oh ja? Grappig! Of nou ja, grappig is niet het goede woord in dit verband, maar da’s wel apart zeg.’ De onzintekst schuurt over mijn lippen naar buiten en het ongemak schuift als een raam met dubbelglas tussen mij en de buurvrouw in. Ik ben zo van mijn à propos dat het niet in me opkomt om haar te vragen waarom ze denkt dat het een goed idee is deze mening met mij te delen. Of had ik haar moeten complimenteren met haar hypersensitiviteit? Die ze blijkbaar wel inzet om iets aan me te zien dat er niet is, maar niet om aan te voelen dat ze haar psychologie van de kouwe grond voor zich moet houden.

Ik klets nog wat in de ruimte, in een laffe poging mijn ongemak af te zwakken. En alsof het nog niet genoeg is, rondt de buurvrouw het gesprek af met:  ‘Fijn weekend.. enne.. nou ja.. eh.. maar niet te veel aan denken hè!’

Nee joh. Ik denk al bijna 8 jaar lang elke dag aan mijn broer, maar weet je wat, vandaag sla ik een dagje over. In plaats daarvan zeg ik, nog lachend ook: ‘Komt goed!’

Ik gesp mijn dochter vast in de autoriem en neem daarna plaats achter het stuur. Keuvelend rijden we richting Giesbeek. Hoewel ik de humor van de hele scène die zich zojuist heeft afgespeeld direct zie, voel ik ‘m nog niet.

In Giesbeek aangekomen, meldt mijn dochter dat ze buikpijn heeft. Lees: ik ga m’n ontbijtje eruit gooien. Opa Giesbeek opent de achterdeur om zijn kleindochter te verwelkomen en mijn kind mikt direct een fraaie kledder kots op de stoep, nog net voor de drempel. Later die avond halen we haar toch maar weer op.

Nu het etentje niet doorgaat, app ik vriendin F. verontwaardigd (ja, nu wel) wat er gebeurd is. Zij vindt het iets voor een conferance. Ik doe de suggestie de scène te verkopen aan Claudia de Breij of Ronald Goedemondt. Maar dat doe ik pas nadat ik het verhaal heb uitgebreid met een hoofdstuk waarin ik de buurvrouw in mekaar tik.

Oudere berichten Nieuwere berichten

© 2025 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑