Tamara

schrijft

Categorie: tamara (pagina 15 van 27)

I am better then, I am

Als je verkering uit is, gaat elk liedje op de radio over jouw hartenpijn. Iedereen die een gebroken hart heeft (gehad), weet dat. Zelf bewaar ik goede herinneringen aan ‘R.U. Kiddin’ me’ van Anouk. Vol overgave gilde ik mee met de radio of in de kroeg:  ‘What has she got that I don’t have?’, uiteraard afgerond met de hoopvolle slotzin: ’I am better then.’

Aan dit fenomeen moest ik denken toen ik afgelopen week mijn laatste vakantiedag in de sauna doorbracht. Sinds ik intensiever met mijn boek over mijn dode broer bezig ben, stuit ik om de haverklap op verhalen en interviews die gaan over zelfdoding, depressie, dode broers of zussen. Ik zoek het er niet op uit. Denk ik.

Ik bestelde een geitenkaassalade en las er een blad naast, want ik was alleen. Eerst de Fd Persoonlijk, gevolgd door Vrouw, bij gebrek aan de Linda of Flow. In de Fd Persoonlijk stond een verhaal van Bert Natter, journalist/schrijver/uitgever, waarin hij vertelde over zijn overeenkomsten met Koning Willem-Alexander. Zo hadden ze bij elkaar op school gezeten. En ze hebben allebei een dode broer. Bert Natter schreef er invoelend over.

De geitenkaassalade smaakte prima, de Fd Persoonlijk was uit en ik begon aan Vrouw. Daarin een interview met actrice Rifka Lodeizen, onder andere over haar rol als moeder van een overleden zoon in de film Tonio, naar het boek van  A.F.Th. van der Heijden. Hij schrijft hierin over het verlies van zijn enige kind, Tonio. Ik durf het tot op de dag van vandaag niet te lezen. Te confronterend. Enerzijds vanwege de pijn die ik zie bij mijn eigen ouders (lastiger te verdragen dan mijn eigen gemis), anderzijds omdat ik zelf moeder ben en de gedachte dat onze dochter… Ik kan het niet eens opschrijven.

Tijdens de twee vakantieweken op La Palma eind juli, begon ik aan het boek ‘Het smelt’ van de Vlaamse schrijfster Lize Spit. Niet gehinderd door inhoudelijke voorkennis maar getriggerd door de lovende kritieken, leek het mij een goed idee dit debuut te lezen. En inderdaad, vanaf de eerste bladzijde: rake zinnen, authentieke metaforen en prettig schurende formuleringen. Al snel kwamen er een depressie, een dood zusje en een strop voorbij. Het thema zelfdoding werd later nog verder uitgediept. Een pijnlijk goede roman die ik – hoe gek dat ook moge klinken gezien de thematiek – met bijzonder veel genoegen heb gelezen.

Zoals de liefdesliedjes hielpen mijn gebroken hart te lijmen en vooruit te gaan, zo helpen de persoonlijke verhalen en krachtige romans over verlies om door te gaan met schrijven. Het kan geen toeval zijn dat ze mijn pad kruisen. Dat boek gaat er komen.

P.S. Ik mag het graag nog eens in herinnering brengen: ten tijde van mijn deelname aan de debutantenschrijfwedstrijd van online schrijfacademie Editio, schreef mijn collega B., a.k.a. Tammo Tamminga, een ontroerend lied geïnspireerd op mijn verhaal. Luister hier.

Niet op eieren graag

‘Maar als ik enthousiast aan je vertel dat ik komend weekend met mijn broer en zus de zomerfeesten ga vieren, dan denk ik achteraf: ai, dat was niet zo tactisch van me.’ Aan het woord is mijn gewaardeerde en empathische collega S. tijdens een etentje vanavond.

Gelukkig snapte collega S. het ook toen ik zei dat ik het heel vervelend zou vinden als zij, of wie dan ook, mij niet meer zou vertellen over leuke bezigheden met broers of zussen omdat ze bang zijn mij te kwetsen. Als iemand me zoiets vertelt, denk ik heus wel: bleh, dat kan ik dus niet meer doen met mijn broertje. Maar al snel volgt de gedachte: wat goed dat jullie elkaar zo opzoeken. Geniet ervan! Mijn collega vond dat ik een groot hart had. Dat valt reuze mee. Ik ben gewoon geoefend in ruimte geven aan beide gedachtes zonder dat de negatieve gedachte de positieve overschaduwt. Of andersom.

Vriendin M. zegt me af en toe dat ze zich mijn woorden herinnert, als ze weer eens wrevel voelt richting haar broer of zus. ‘Welke woorden?’ wilde ik weten, me niet bewust dat ik blijkbaar iets wijs had gezegd. ‘Je zei me ooit toen ik over hen mopperde: jij hébt tenminste nog een broer en een zus. Dat helpt me relativeren.’ Ik bedoelde die opmerking gekscherend wist ik weer, maar eigenlijk zit er voor mij meer waarheid in dan ik zelf doorhad.

Vriendin F. is heel goed met haar zus M., die ik ook graag mag. Als ik hen samen zie ben ik jaloers. Ik geef het eerlijk toe. De vanzelfsprekendheid in het contact, de gedeelde geschiedenis, de gelijkenis, zelfs de irritaties die er soms zijn vind ik benijdenswaardig. Ik wil dat ook. Ik had dat ook. Des te mooier dat zij zich realiseren hoe waardevol het is om elkaar te hebben. Als ik me niet vergis zei zus M. ooit dat de dood van Koen haar daar bewuster van had gemaakt.

En zo zijn er nog meer mensen die me met regelmaat met de neus op de feiten drukken als ze vertellen over het leuke samenzijn met broers of zussen. Of over hoe irritant of belachelijk hij of zij nu weer gedaan heeft. En dat is heel goed. Ga bij mij niet op eieren lopen omdat mijn broertje dood is. Koester je broer(s) of zus(sen), ze zijn je geschiedenis en je bloed. Vertel me over hen. Ook al zijn ze soms stom. Vind ze dan stom met liefde en geniet ervan dat je een broer of zus hebt om je grenzeloos aan te storen.

Ik zou er wat voor geven om me weer eens ouderwets kapot te irriteren aan mijn broertje.

Rouwen en schrijven

Mijn derde en laatste blog van een mini-serie over rouwen en schrijven, in het online magazine van Editio.

https://www.editio.nl/magazine/podium

Rouwen en schrijven

Editio, de online schrijversacademie die zich richt op debutanten, vroeg me of ik een blog wilde schrijven voor hun online magazine. Ja, leuk! En dit eerste blog inspireerde hen om me te vragen er een mini serie van drie van te maken. Tuurlijk. Dus hier deel I van ‘Rouwen & schrijven’:

https://www.editio.nl/magazine/podium

Balkonscène

De uitwerking van de laatste opdracht van de schrijfcursus van Editio: Levensverhaal schrijven. Het is een hoofdstuk uit mijn manuscript, dat ik nog flink onder handen heb genomen voor ik het inleverde. De feedback die ik van tutor Auke Kok kreeg was zeer bemoedigend! Hij sloot zijn commentaar af met: ‘Met deze toon, deze zelfbeheersing (show, don’t tell), met dit gedoseerde vertellen kan het werkelijk iets heel moois worden.’ Mijn medecursiste was een stuk kritischer. Zij schreef bijvoorbeeld: ‘Ik mis emotie. De zorg, de vragen. Het klinkt zo luchtig. Ik merk ook dat een dergelijk feestje een feestje van een andere generatie is. Ik ken de werking van foute en morbide grappen niet.’

Oordeel zelf.

Balkonscène

Koninginnedag 2008. Roel en ik slenteren door de drukke straten richting Rijnkade. In de verte komt het grote balkon van mijn broertje in zicht.

‘Zullen we kijken of hij er is?’ ‘Gezellig’, zegt Roel. We passeren volle kroegen met lachende gezichten. De buitenbarretjes doen goede zaken; het bier wordt met liters tegelijk in plastic bekers getapt. Midden op de weg is een podium geplaatst en een coverband leeft zich uit alsof het hun laatste dag is. Met het hoofd afgewend tegen de scherpe decibellen, lopen we voorbij. Aan het einde van de straat, vlakbij de Rijn, bevindt zich het appartement van mijn broer. Ik kijk omhoog naar het enorme balkon en zie Koen met zijn lange gestalte tussen zijn vrienden staan. ‘Hee Koen!’ roep ik, nog net hoorbaar boven het feestlawaai. Hij draait zich om en er verschijnt een glimlach. ‘Hee zus! Wacht, ik kom eraan.’ Koen laat ons binnen en we lopen naar boven.

Het balkon heeft eigenlijk meer weg van een dakterras. Erg netjes onderhouden is het niet, mijn broer eigen. Op de grote scheefliggende tegels glimt een onbestemde kleur mos, een oude rieten stoel staat op drie poten weg te schimmelen in een hoek en de balustrade was vermoedelijk ooit wit van kleur. Her en der staan mensen te praten. Sommige herken ik, de meeste niet. Bijna iedereen heeft een blik Aldibier vast. Ik leun over de reling en zie de mensen in oranje outfits voorbij schuifelen. Een brei aan geluiden en geuren waait over mijn hoofd. Gitaren, gelach, shaslick op de barbecue, sigaretten. Koen drukt me een blik lauw bier in de handen. ‘Proost!’ roept hij opgewekt. Zijn gezicht verraadt dat die opgewektheid oppervlakkig is.

‘Hoe gaat het?’ vraag ik hem. ‘Redelijk’, is zijn korte antwoord. Ik tast af of hij er hier en nu over wil praten. ‘Heb je al iets gehoord van de Gelderse Roos?’ probeer ik voorzichtig.

Koen vertelt dat hij negentien mei een intake heeft. ‘Dat is mooi’, zeg ik. Koen knikt instemmend, maar ik zie zijn aarzeling. In een poging hem tot steun te zijn, vertel ik dat de medicijnen mij erg goed doen. Dat ik me eindelijk weer normaal begin te voelen. Blij dat het even niet over hem gaat, kijkt hij me geïnteresseerd aan. Ik vertel ook nog dat ik op internet gezocht heb naar fora over depressiviteit, maar dat ik daar al snel mee opgehouden ben. ‘Het lijkt wel alsof daar alleen mensen komen die geen depressie hebben maar een depressie zijn.’ Ik trek er een vies gezicht bij en Koen schiet in de lach. ‘Nee, dat is ook niks voor mij.’ Met een gemaakt stemmetje vervolgt hij: ‘Meid, hoe gaat het met je? Nog zelfmoordpogingen ondernomen de laatste tijd? Je zou het touw eens moeten proberen, helemaal hip.’ We grinniken eensgezind om zijn morbide grapje. Ik voel ruimte om een serieus bruggetje te slaan en zeg: ‘Gelukkig heb ik dat niet, de neiging om van een brug te springen. Jij dan?’ ‘Nee, nee, zeker niet’, bezweert hij me. Hij maakt nog wat foute grappen en ik wil mijn broer geloven. Zoiets doen wij niet.

Omdat zijn bier op is of – zo zal ik me later afvragen – omdat het gesprek hem te dichtbij komt, verdwijnt Koen naar de keuken. Zijn vrienden worden steeds luidruchtiger. Jerome, Koens beste vriend, spreekt me aan. Hij vindt dat ik maar eens met Koen en hem op stap moet, want, meldt hij grijnzend: ‘Ik heb besloten dat jij wel een toffe zus bent.’ Ik lach: ‘Uitnodiging geaccepteerd.’

Dan begint Jerome over Koen, dat het niet zo lekker met hem gaat. ‘Ik weet niet goed wat ik ermee aan moet. Behalve dan regelmatig contact houden en met hem praten.’ We wisselen onze gedachtes over Koen met elkaar uit en spreken af dat we hem een beetje in de gaten zullen houden. Mijn oog valt op hoe Roel en Koen gezellig pratend over de balustrade leunen. Ik wil een foto maken van hun twee ruggen, allebei gehuld in een bruin leren jack, verschillend van tint. Plots bekruipt me een onheilspellend gevoel dat ik niet kan plaatsen. ‘Leuk voor later’ flitst het door mijn hoofd. Ik maak de foto en negeer de rare vlaag van angst. Het is een mooie Koninginnedag, verder niks.

Negen dagen later stapt mijn broertje uit het leven.

Oudere berichten Nieuwere berichten

© 2025 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑