Tamara

schrijft

Categorie: tamara (pagina 10 van 27)

Praat erover: World Suicide Prevention Day

113 Zelfmoordpreventie hanteert het als een korte slogan: praat erover. Over suïcide, over suïcidale gedachten. Vooral als je die zelf hebt maar ook als je vermoedt dat iemand in je omgeving daar last van heeft. Laatst las ik op Facebook een reactie van iemand die zei: ik vind de slogan niet fijn, het roept een schuldgevoel op.

Een schuldgevoel dat in je oor sist: als ik er maar meer over gepraat had, was mijn geliefde er niet uit gestapt.

Ik dacht er even over na. Hoewel ik zeker begreep wat ze bedoelde, denk ik er niet zo over.
Praat erover, omdat het kan helpen. Niet omdat het zal helpen. Garantie tot aan de voordeur. Maar het gesprek mijden en het taboe in stand houden helpt zéker niet. Praat erover, omdat niemand het verdient met vooroordelen geconfronteerd te worden als hij of zij suïcidaal is. Of in eenzaamheid te moeten worstelen. Praat erover, omdat nabestaanden van een suïcide niet zitten te wachten op een postume veroordeling van hun geliefde. Dat is nodeloos kwetsend. Weg met het taboe.

Zou mijn broertje er nog geweest zijn als ik vaker dan die ene keer de vraag had gesteld of hij eruit wilde stappen? Ik zal het nooit weten en dat is tragisch. Maar ik sta zonder schuldgevoel achter de aanmoediging van 113: praat erover.

Aanstaande maandag 10 september is het wereld zelfmoordpreventie dag, oftewel World Suicide Prevention Day (WSPD), georganiseerd door de International Association for Suicide Prevention (IASP). Als je de cijfers op de website van WSPD ziet weet je niet wat je leest: ieder jaar wereldwijd meer dan 800.000 doden door suïcide. Elke 40 seconden beëindigt ergens op de wereld iemand zijn of haar leven. Voor elke persoon die eruit stapt zijn er ongeveer 135 naasten die hier onder lijden.

Hoezeer ik me ook uitspreek tegen het taboe op depressies, angststoornissen en zelfdoding, ook ik ben nog niet vrij van terughoudendheid als ik iemand tref die ‘raar’ is. Daar werd ik me gistermiddag weer eens bewust van. Toen ik terugliep van de prachtige boekhandel in Zwolle, Waanders in de Broeren, naar het conservatorium waar ik aan het werk was, zag ik een man die niet helemaal in orde leek. Ik gok 50 jaar oud, een gele plastic Jumbotas in de hand, een lange lichtbruine jas over zijn schouders die om hem heen wapperde in het aangename briesje. Op zijn bovenlip een jaren ’70 snor. Hij zag er weliswaar gedateerd maar zeker niet onverzorgd uit. Ik hoorde dat hij tegen een stel aan het mopperen was: ‘Maakt niet uit hoor, dat ik niet uitgenodigd ben, ik koop zelf wel een taartje!’ Het stel keek ongemakkelijk en liep door.

Ondertussen naderde ik de man en hij ving mijn blik. ‘Of ik bak zelf iets, is nog goedkoper ook. Of ik haal een keizerbroodje. Kost vijftig cent, bij de Coop. Fijn personeel daar trouwens, vooral de bedrijfsleider’, vertelde hij aan mij en de rest van de stad. Ik glimlachte vriendelijk, hoopte ik. Ik wendde mijn blik af, de man liep al pratend verder en ik ging het conservatorium binnen, me afvragend wat er met de man aan de hand zou zijn. Wat had ik moeten doen? Een praatje aangaan? Als ik al zou durven. Ik hoopte dat zijn eventuele problemen mild zouden zijn.

Deze man was natuurlijk een onbekende voor me. Anders is het wanneer het met iemand uit mijn eigen kring niet goed lijkt te gaan. Daar zou ik wel naar vragen. Vaker dan een keer. Ook als het die ene vraag zou betreffen. Praat erover.

Er is liefde die niet sterft

Binnen 24 uur nadat mijn broer overleden was, moesten we nadenken over dingen als een kist, een tekst op de rouwkaart en de kleren die hij aan moest. Ik had over al die dingen wel een half jaar na willen denken, of beter nog: helemaal nooit, maar dat behoorde niet tot de mogelijkheden. Dus daar zaten we, aan tafel, met een map vol plaatjes van kisten en diverse modellen rouwkaarten. Over de prijs van de kist die we kozen zei mijn vader: ‘Als ik bij de Gamma een paar vurenhouten planken haal, timmer ik voor zes tientjes een minstens zo mooie kist in elkaar.’ Hij was ooit timmerman. Niet dat het hem om het geld te doen was, maar om de bizar hoge prijs van een voorwerp dat al die euro’s gewoon niet waard was. We bestelden het onding toch maar via de uitvaartonderneming.

Dan de tekst op de rouwkaart. Mede omdat mijn vader een liefhebber is van de teksten van Toon Hermans, sloeg ik een boekje uit zijn boekenkast open met allerhande versjes en gedichtjes van Toon. Toeval of niet, ik kreeg direct de pagina voor me met daarop de volgende tekst:

Zoals de dag
uit de nacht treedt
treedt het leven
uit de dood
er is liefde
die niet sterft

Ik liet het mijn ouders zien en de beslissing was snel gemaakt: op de rouwkaart.

Enkele maanden later kreeg ik van een coach waar ik gesprekken mee voerde ten tijde van het overlijden van Koen, een prachtig boekje opgestuurd, getiteld: Vingerafdruk van verdriet, door Manu Keirse. Op de eerste bladzijde stond precies datzelfde gedichtje van Toon.

Het boekje van een schrijver van wie ik tot op dat moment nog nooit had gehoord, bleek van bladzij tot bladzij herkenning op te roepen. En ook erkenning. Voor dat wat ik voelde na Koens dood, en dat dat niet raar was of abnormaal. Het hoorde er allemaal bij, er was zelfs een boekje over verschenen door iemand met verstand van zaken. Ik werd niet gek dus.

Via Facebook ontdekte ik vorige week dat Manu Keirse op televisie zou komen, bij De Verwondering. Een herhaling van een eerdere uitzending.

Ik luisterde naar de man die me raakte met zijn zachte en toch zulke rake Vlaamse woorden. Opnieuw voelde ik me erkend. Nu in de fase waarin ik met het verdriet heb leren leven. Hetgeen overigens niet wil zeggen dat dat nooit meer inspanning behoeft, integendeel.

Wat me vooral trof was dat Manu Keirse zei: ‘In mijn nieuwe boek heb ik het woord verwerking verbannen.’ Ik riep bijna tegen het televisiescherm: wat goed! Ik heb me namelijk nooit kunnen vinden in het woord ‘rouwverwerking’, hoe gangbaar ook. Alsof het verdriet ooit op is, klaar. Nee. Je leert het dragen, en dat is echt iets anders. Soms til je het relatief makkelijk met je mee, en soms wordt het je te zwaar en moet je de last even neerzetten en er bij stilstaan. Keirse vergelijkt rouw met je eigen schaduw. Je schaduw is altijd bij je, soms zie je ‘m even niet omdat-ie achter je valt. Maar dan loop je de hoek om en is-ie opeens weer recht voor je.

Dat mijn liefde voor Koen niet samen met hem is gestorven vond ik eerst ingewikkeld. Want waar laat je die liefde als de persoon in kwestie dood is? Het leek wel liefdesverdriet, alleen duizend keer heftiger. Nu weet ik dat die pijn genegenheid is. Maar wees gerust: er zijn dagen dat de liefde voor mijn broer me gestolen kan worden. Gratis af te halen, in cadeaupapier. Dat zijn de momenten dat mijn schaduw recht voor me valt.


Ik nodig je uit om het hele interview te bekijken en beluisteren, maar bij weinig tijd in ieder geval de twee minuten tussen 3min10sec en 5min10sec.

Het resultaat van een depressiebehandeling

Een vriendin appte me onlangs het bericht over de maatregel van Menzis, inzake het vergoeden van de kosten voor de behandeling van depressie. Ze appte erbij: jij hebt hier vast een mening over. Dat leek mij ook, toen ik de titel boven het artikel zag: Menzis vergoedt depressiebehandeling op basis van resultaat. Maar toen ik het nieuwsbericht gelezen had, bleef een mening uit. Daarvoor moet je ten slotte begrijpen wat er bedoeld wordt, en ik begreep het niet. Behalve dan dat er op de centen gelet moet worden. Maar hoe de maatregel van Menzis daaraan bijdraagt? De regeling betreft mensen met niet-chronische depressieve klachten waarvoor minder dan een jaar behandeling nodig is. Wat is niet-chronisch en hoe weet je of het wel of niet chronisch is op het moment dat je hulp zoekt?

Ik stuitte op een filmpje van Pieter Derks, waarin hij voor de radio het idee van Menzis genadeloos en geestig neersabelt. En ik las een column van Myrthe van der Meer (schrijfster van twee psychiatrische romans: PAAZ en UP, aanraders), waarin ze – weliswaar redelijk genuanceerd maar toch – de maatregel van Menzis eveneens zeer kritisch ter discussie stelt. En ik? Ik snapte nog steeds de bedoeling (en de praktische werkwijze) niet van de maatregel. Dus ik besloot de site van Menzis er op na te slaan. Dat hielp niet, verklap ik vast.

Ik lees dit:

We kiezen voor een aanpak waarbij resultaat beloond wordt in plaats van het aantal behandelingen. Dit betekent dat behandelingen altijd worden betaald en zorgaanbieders extra financieel worden beloond als de uitkomst voor de patiënt beter is.

Daar kun je niet tegen zijn. Dus de patiënt kan gewoon zijn behandelingen blijven declareren, ook als het langer dan een jaar duurt? Prima. En de zorgverlener krijgt eventueel een extra zakcentje als de patiënt binnen een jaar gelukkig (met een ‘betere uitkomst’… whatever that may be) het pand verlaat? Hoe gaat Menzis dan voorkomen dat zorgverleners alleen ‘makkelijke’ patiënten in behandeling nemen? Of al te snel de diagnose ‘niet-chronisch’ stellen?

Ik lees dit:

“In de te maken afspraken staan uitkomsten van zorg die voor patiënten van belang zijn centraal”, legt Bas van Riet Paap, manager GGZ bij Menzis, uit. “Denk aan klachtvermindering, klanttevredenheid, reductie van wachttijden en het verbeteren van de kwaliteit van leven. De zorgaanbieders worden voor dát soort verbetering beloond in plaats van enkel het aantal behandelingen. Daarnaast worden de uitkomsten aan verbetertrajecten gekoppeld. waarbij de GGZ-specialisten elkaar helpen de zorg steeds verder te ontwikkelen.” Inmiddels hebben 18 GGZ-organisaties zich aangemeld voor deze werkwijze.

Op zich mooi, want de lange wachttijden binnen de GGZ zijn té idioot voor woorden. Levensgevaarlijk ook. Voor wie daar meer van wil weten: check deze informatiekaart. Maar hoe draagt de maatregel van Menzis bij aan de verkorting van de wachttijden? Er zijn 18 GGZ-organisaties die zich aangemeld hebben. Dus je zou denken: zij zien er heil in. Of kunnen ze niet anders? Een manager van zo’n GGZ-organisatie zegt:

“Door samen en open te werken aan betekenisvolle uitkomsten voor de patiënt kunnen we meer dan ooit van waarde zijn. Wanneer professionals over instellingen heen bij elkaar in de keuken kijken, behandelingen vergelijken en van elkaar leren, kunnen we sneller en beter verbeteren. Dit is iets wat de patiënt én de zorg regionaal en landelijk ten goede komt.”

Als instellingen beloond worden voor de kwaliteit van de behandeling, gaan ze ‘dus’ bij elkaar in de keuken kijken? Doen ze dat nog niet dan? Mijn voormalig psychiater had intervisie-bijeenkomsten met collega’s, zo vertelde hij me eens. Is hij een uitzondering en werkt de rest van de geestelijke gezondheidszorg knus op hun eigen eiland? Geen idee.

Een manager van Menzis legt uit: “Als een GGZ-instelling het beter doet dan vooraf ingeschat, dan worden zij beloond. Daardoor wordt er betere zorg geleverd voor elke besteedde euro. Dat principe lijkt vanzelfsprekend maar tot dusver werkte het zorgstelsel niet zo.”

Hoezo beter dan vooraf ingeschat? En beter dan wat of wie? En hoe wordt dat gemeten? Welke criteria gelden er?

Begrijpen Pieter Derks en Myrthe van der Meer het allemaal wel, en zijn ze daarom zo kritisch?

Het is verleidelijk om in de Calimero-houding te schieten bij dit soort berichten: die grote boze zorgverzekeraar denkt alleen aan geld en niet aan de kleine hulpeloze mens achter de depressie. Maar ik beheers me, want ik begrijp het gewoon niet goed genoeg om een gefundeerde mening te kunnen vormen.

Dus Menzis, ik nodig jullie van harte uit om het nog eens glashelder aan mij (en de rest van Nederland, in het bijzonder jullie al dan niet chronisch-depressief verzekerden) uit te leggen. Desgewenst kom ik persoonlijk langs, schrijf jullie uitleg eigenhandig op en dan mogen jullie mijn artikel gratis op je website plaatsen.

Graag gedaan!

Angststoornis

Ik dacht, ik doe weer eens mee aan een schrijfwedstrijd, uitgezet door Sweek. De opdracht luidde: schrijf een kort verhaal van maximaal 250 woorden met als thema angst. 
Dit keer voer ik geen campagne om stemmen binnen te halen (dus no worries ;-)). Ik laat de beoordeling graag aan de jury over. Eind van de maand volgt de uitslag. Eerste prijs: 50 euro en publicatie in een bundel (dat laatste gebeurt ook als je tot de max 25 finalisten behoort).

Een korte toelichting op mijn verhaal: het is non-fictie, gebaseerd op mijn eigen jeugdherinneringen. Voor wie mijn boek gelezen heeft: daarin beschrijf ik ook hoe ik zelf al vanaf kinds af aan – hetgeen ik me overigens pas realiseerde toen ik de 40 voorbij was – last heb gehad van angsten. Dat was niet elke dag zo, maar wel vaak genoeg om er last van te hebben gehad. En omdat ik met mijn boek wil bijdragen aan het verkleinen van het taboe op onderwerpen als zelfdoding, depressie en angststoornissen, kan ik zelf niet achterblijven om hierover open te zijn. Dat blijft best eng, maar ik doe het voor de goede zaak.

Zie hier de link naar het verhaal op de site van Sweek, of lees het hieronder.


Ze wilde wel maar durfde niet. Alleen zeg je dat niet tegen je moeder als je al zo groot bent. Met een strak gezicht hoorde ze de opdracht aan. Goed onthouden. Niet vergeten. Ze trok haar paardenstaart nog eens aan, pakte haar zwarte omafiets uit de garage en stapte op. Haar buik voelde week vanbinnen. In haar hoofd herhaalde ze de opdracht tot ze op de plaats van bestemming was. Met een trillend been duwde ze tegen de standaard van de fiets en zette ‘m neer. Op slot doen hoefde hier niet. Bij binnenkomst werd ze begroet. Ze dwong zichzelf te glimlachen en terug te groeten. Iedereen kende iedereen maar dat stelde haar niet gerust. Integendeel. De airco deed haar handen nog klammer aanvoelen. Ze was nog een paar meter verwijderd van waar ze moest zijn. De woorden herhaalden zich in haar hoofd, overstemd door het ruisen van het bloed in haar oren. Goed onthouden. Niet vergeten. Zo koud als haar vingers aanvoelden, zo warm was haar gezicht. Van binnen oefende ze haar tekst onophoudelijk. Hoe moeilijk kon het zijn. De geur die haar tegemoet kwam deed haar slikken tegen een opkomende misselijkheid. Ze bestudeerde haar vingernagels maar daar viel niets meer af te bijten. Ze probeerde het toch. Het begon te bloeden. Vlug stak ze haar hand in haar broekzak. Plots werd het woord tot haar gericht.

‘Zeg het maar, jongedame!’
‘Een ons achterham en een pond jong belegen kaas alsjeblieft.’

Waarover dan?

Zeker zou ik een tweede boek willen schrijven. Maar waarover? Ik ben sowieso nog hartstikke druk met alle promotionele activiteiten rondom boek 1. Ook na de zomer heb ik nog wat plannetjes. Ondertussen rommelt het in mijn bovenkamer. Boek twee. Ik kan vast geen thema vinden dat er zo uit MOEST als nu het geval was. Iets over het moederschap? Nee, op een tweede Daphne D. zit niemand te wachten. No offence Daphne.

Ik geloof dat ik opnieuw een innerlijke noodzaak moet voelen om een boek te schrijven, omdat het me anders niet lukt. Dan krijgt de rest van mijn leven voortdurend voorrang. Hoe graag ik de woorden ook aan elkaar plak, herschik, omgooi, weggooi en toch weer opschrijf. Schrijven is voor mij en mijn hersenpan een feest. Of eigenlijk meer een soort meditatie.

Misschien moet er een vervolg komen op boek 1? Titel: Als jullie dit lezen ben ik best gelukkig. Al had ik mijn broertje duizend, wat zeg ik: een miljoenmiljardduizend (formulering gejat van mijn dochter), liever naast me gehad. Flauwe grappen maken, ouwehoeren, roddelen over onze ouders, mijn dochter uit logeren brengen naar haar oom. Dat zit er – eindeloos pijnlijk – niet meer in en toch leid ik een aangenaam bestaan. Hoe spannend is een boek dat gaat over iemand die een leuk leven heeft? Personages in een boek moeten een conflict ervaren (ik verzin dit niet zelf) en als dat er niet is, wordt het een laffe hap. Oninteressant.

Maar ja, ik zit niet te wachten op conflicten in mijn leven van welke aard dan ook. Dus blijft over: fictie. Een roman schrijven, ontstaan uit mijn verbeelding en geholpen door eigen ervaringen. Maar nog steeds vraag ik me af: welk verhaal wil, nee moet ik kwijt? Om nog maar te zwijgen over hoe idioot moeilijk het is om een goede roman uit de pen te persen. En ik heb er ook niet voor doorgeleerd.

Ik ga eerst maar eens op vakantie. Beetje naar de vulkanische rotsen van het Canarische eiland staren waar we op neerstrijken straks. Spaans pilsje d’r bij, papieren dagboek in de aanslag, een e-reader vol verse zinnen en verhalen ter inspiratie. Wie weet wat er tot mij komt.

Maar als er iemand is die alvast wat suggesties wil aandragen: graag, leef je uit en laat je reactie achter op mijn site, Facebook, Twitter, Instagram of LinkedIn. Of overal. Ik zou bijna zeggen: degene die de gouden tip levert, krijgt het eerste exemplaar van mijn tweede boek cadeau.


Aldus Murat Isik (schrijver van o.a. ‘Wees onzichtbaar’, ligt nog op mijn plank):

Aldus wijlen Renate Dorrestein (schrijver van o.a. … te veel om op te noemen, lees alles!):

Oudere berichten Nieuwere berichten

© 2025 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑