Onderstaand verhaal is de eerste stap die ik vanmiddag zette om – hopelijk – een bijdrage te mogen leveren aan het nog te publiceren boek: ‘Wat kan ik van u leren?’
Het boek is een initiatief van Stichting ‘Goed doen voor een ander’. Deze stichting zet zich in om eenzaamheid onder ouderen draaglijker te maken. Dit doen zij o.a. door het organiseren van Koffieschenk Buurtprojecten in verzorgingshuizen. Vaak komen daar mooie gesprekken uit voort. Dit inspireerde de oprichter van de stichting, Edward Molkeboer, om een boek met verhalen van oudere mensen samen te stellen rond de centrale vraag: wat kan ik van u leren? Er zijn 50 schrijvers nodig die ieder één hoofdstuk van het boek schrijven. Inmiddels zijn er 35 schrijvers geselecteerd. Ik heb mijn schrijftalent gedoneerd en hoop bij de laatste 15 schrijvers te horen waarvan het verhaal wordt opgenomen in het boek. En als dat niet lukt, dan hoop ik in ieder geval de oude dame en haar kinderen en kleinkinderen blij te maken met een mooi verhaal over wie zij is en welke levenslessen ze graag met ons deelt.
Het laatste huis van de straat, daar woont ze, aldus de buurvrouw die voor mij het contact legde met mevrouw B. Mevrouw B. is vijfennegentig volgens mijn buurvrouw, maar zelf corrigeerde ze dat: ‘Ik word vierennegentig.’ Op leeftijd in ieder geval.
Ik bel aan bij het grote huis met donkerbruine kozijnen en bomen tot aan de hemel. De woning heeft aan de buitenkant de sfeer van ‘Pipi Langkous meets kunstatelier’. Het liefst zou ik eerst ongegeneerd door de ramen naar binnen loeren. Mijn dochter raapt ondertussen interessante blaadjes en takjes van de grond. Een slanke kranige dame in een verrassend moderne outfit – wit t-shirt met grafische print en een gestreepte broek – opent niet de voordeur maar de tuindeur. Haar grijze haar heeft ze opgestoken. Ze draagt een ronde bril op haar neus en een robuuste hippe ketting om haar nek. Oud maar niet bejaard, schiet door me heen.
‘Bent u mevrouw B.?’
‘Jazeker, dat ben ik’, volgt er kordaat met een lichte kraak in de duidelijke stem. ‘En u bent?’
‘Ik ben Tamara, de buurvrouw van Sophie.’
‘Help me even, Sophie… is dat die jongedame met dat donkere haar en dat jongetje?’
‘Ja, en ze heeft ook een meisje.’
‘Oh ja, nu weet ik het weer. Komt u verder.’
Ik mag plaats nemen op een kleine tuinbank in een tuin met veel gezellig en rommelig groen. Op het tafeltje ervoor staan nog wat restanten van de lunch. Een kop zwarte koffie in een jaren-zeventig-mok, een boterham met ei. Mijn dochter, die een beetje verlegen om zich heen kijkt, ziet een roodborstje door de tuin huppen en wijst me er enthousiast op. Mevrouw B. vertelt dat ze het vogeltje af en toe een kruimel toewerpt en dat het beestje daarom telkens terug komt.
‘Ik kom een afspraak met u maken voor een interview’, zeg ik. Ik merk dat mevrouw B. het wel gezellig vindt dat er iemand komt aanwaaien, maar dat ze nog steeds niet doorheeft wie ik ben en wat ik kom doen.
‘Ach, dat is waar ook. Sophie heeft het me verteld. Ik had een oudere vrouw verwacht maar u bent een jonge vrouw. Wacht, ik haal mijn agenda.’
Mevrouw B. komt terug met een flinke agenda en begint te bladeren. Voor ze weer gaat zitten, merkt ze op: ‘Ik krijg ineens de oude dag over me. Zomaar, opeens.‘ Ik weet niet goed wat ik daar op moet zeggen. Het lijkt mij namelijk een kleine ramp, als je lijf en leden niet meer doen wat ze altijd deden. Ik zeg iets algemeens doch hopelijk meelevends als: ‘Jee, wat vervelend.’
Mevrouw B. loopt de dagen van de week langs. Er staan allerhande afspraken in de agenda met bordeauxrode omslag. Maar dan ziet ze een gaatje. ‘Dinsdag overdag, zou u dan kunnen?’
‘Overdag werk ik dus dat lukt helaas niet.’
‘Och natuurlijk. Ja, dat was in mijn tijd niet’, zegt ze verontschuldigend.
We maken een afspraak voor de zaterdag erop en mevrouw B. noteert met een klassiek handschrift in ferme halen het tijdstip, mijn naam, mijn nummer en waar ik precies voor kom. Ik bedank haar en ze begeleidt mijn dochter en mij weer naar buiten. ‘Bel me nog wel even hoor, die zaterdagochtend. Want ik ben oud en ik vergeet dingen.’
Mijn dochter en ik wandelen terug naar huis. Ik ben een beetje onder de indruk geloof ik. Met mijn vierenveertig levensjaren voelde ik mezelf al behoorlijk levenswijs, maar na mevrouw B. ontmoet te hebben, realiseer ik me dat ik net uit het ei ben.
Ik verheug me op mijn gesprek met haar. ‘Ja, ik vertel je niet alles hoor’, grapt mevrouw B.