Huis Oostpool aan de Nieuwstraat in Arnhem. Te midden van een kluwen hippe studenten wacht ik voor de schuifdeuren van het theater op mijn goede vriendin F. Of ik wil of niet, draai ik de ingang steeds opnieuw mijn rug toe. Mijn blik trekt naar rechtsboven. Ik draai me weer om en zet een paar langzame passen de andere kant op. Om vervolgens toch weer terug te keren naar het grote balkon, nog steeds met een smoezelig wit hekwerk ervoor. Voor de twee ramen ontdek ik nette lichtgrijze gordijnen en per raam twee zilverkleurige kandelaars op de vensterbank, met knalroze kaarsen erop. Voor zover nodig, bewijst de kleur van de kaarsen definitief dat er toch minimaal één vrouw woont, en mijn broertje niet meer. De nieuwe bewoonster had anders dat hek ook wel even mogen poetsen. Ik voel gedraai in mijn buik en mijn ademhaling kruipt per minuut steeds hoger van buik naar borst richting keel. Verbaasd constateer ik deze onprettige fysieke sensaties. Niet eerder sinds Koens dood heb ik zo lang voor zijn voormalig appartement gestaan. De plek waar hij woonde en overleed.
Opgelucht constateer ik de komst van F. Kom, naar binnen! Er wacht ons een voorstelling van de eerste lichting studenten die afstuderen aan de nog prille schrijfopleiding van ArtEZ. Vrijwel direct na binnenkomst word ik afgeleid door enkele collega’s die een praatje komen maken. Mijn ademhaling keert terug naar een comfortabele plek.
De voorstelling die we te zien krijgen is van een indrukwekkende getalenteerdheid. Vijf jonge vrouwen die de moed hadden vier jaar geleden aan deze nieuwe opleiding te beginnen, waarbij de meesten van hen op dat moment niet de zegen van hun ouders kregen. Een schrijfopleiding? Kun je daar je brood mee verdienen?
Welhaast kwijlend van zoveel schoon, uniek en origineel taalgebruik, luister ik naar de voordrachten van deze afstuderende schrijvers. Zij tonen een humor, welbespraaktheid, creativiteit en inlevingsvermogen waar ik me met gevoelens van jaloezie aan laaf. Tijdens de pauze raken F. en ik bijna in een acute depressie: wat doen wij in godsnaam op kantoor, met onze oogklepjes voor, gericht op een scherm en toetsenbord?? Waarom leven wij geen groots en succesvol schrijversleven? We bedenken dat wij vermoedelijk rond ons 20e jaar laffe teckels waren zonder flauwe notie van wat er zoal te koop was in de wereld, laat staan dat we het lef hadden om iets als een schrijfopleiding te gaan volgen. Met een glas bier in de hand keren we terug naar de zaal voor het tweede deel van de voorstelling. Na nog een uur weldadige literatuurconsumptie krijgt het hoofd van de opleiding het laatste woord. Hij zegt onder andere dat deze schrijfsters vanavond ons bewustzijn verruimd hebben. Ja, dat vinden F. en ik nou ook. Dus oogklepjes af en op naar ’t Moortgat, om de avond te evalueren en ons bewustzijn nog wat verder te verruimen. Het wordt al licht als we ieders ons weegs gaan, toegezongen door kwetterende vogels. Ietwat zwabberend op mijn mamafiets zwoeg ik de bult op naar huis en neem me moedig voor: in een volgend leven ben ik geen P&O-adviseur bij ArtEZ maar volg ik er de schrijfopleiding.