‘Dit was mijn spreekbeurt over de dolfijn.’ De kinderen in mijn klas giechelen en mompelen. Vijf minuten was ik aan het woord. Minstens tien te weinig volgens de voorbereidingsinstructies.
Met een droge mond en klamme handen ontvang ik van de docent het cijfer 5. ‘Je mag het overdoen als je wil?’ oppert ze. Hell no. Die 5 poets ik wel weg met opstellen en dictees.
Bloednerveus voelde ik me. Niet een beetje, niet heel even, niet kort van tevoren. Nee, maanden voordat ik aan de beurt was, schoot de angst me al in misselijke golven door de buik. Hoe dichterbij de datum, hoe slechter mijn nachten. Voorbereiden was een drama want dat betekende een langdurige confrontatie met het feit dat het toch echt binnenkort ging gebeuren. Dus bladerde ik snel door een flinterdun bibliotheekboekje over dolfijnen, zette wat feitjes achter mekaar en raffelde deze in ongekend hoog tempo voor de klas af. Halfdood van ellende.
In de jaren die volgden realiseerde ik me dat een goede voorbereiding wel degelijk het verschil kon maken, al was het maar voor de zenuwen. En dus gingen mijn spreekbeurten, boekbesprekingen en voordrachten op het VWO en de HEAO al een heel stuk beter. Inclusief de nachten voorafgaand aan De Datum. Een lolletje werd het echter nooit.
Eenmaal aan het werk sprak ik regelmatig voor groepen, in allerlei vormen en over allerlei onderwerpen. Nog steeds nerveus, maar ook met meer plezier. Iets met oefening baart kunst. Toen mijn boek uitkwam, sprak ik op mijn eigen boekpresentatie, en gaf daarna een aantal lezingen. Drie jaar geleden belde Radio 1. Of ik door Humberto Tan geïnterviewd wilde worden in zijn programma. Hell yeah. En dat was niet het enige media-optreden waar ik de afgelopen jaren ja tegen zei.
Vorige maand volgde ik een 2-daagse training ‘Spreken in het openbaar’. Omdat, en ik kan het zelf nauwelijks geloven, me dat LEUK leek.
Op dag 1 zei de trainster tegen ons, de acht deelnemers: ‘Stel, je geeft een spreekbeurt over de dolfijn.’ Te verbaasd dat ze precies dit voorbeeld koos, vergat ik te luisteren naar het punt dat ze wilde maken.
Op dag 2 stond ik voor de zoveelste keer met een verhaal voor de groep, want we oefenden ons suf. Nadat ik klaar was, sprak de trainster de magische tekst: ‘Dit was perfect. Een 10!’
En nu wil ik, veertig jaar na dato, de spreekbeurt over de dolfijn alsnog heel graag overdoen.
Met dank aan mijn werkgever, die me faciliteerde.
Met dank aan Laurien Verstraten, van Spreek.nl, voor de 10.

Geef een reactie