Tamara

schrijft

Pagina 7 van 27

Taboemoe & de stoeren

Op social media volg ik mensen die open zijn over hun psychische problemen en eventuele bijbehorende medicatie. Mannen en vrouwen die daar ‘gewoon’ over vertellen, bloggen, vloggen en wat dies meer zij. Gewone mensen met een gewoon leven en een shitload aan kwaliteiten. En ja, soms ook een shitload aan problemen en medicijnen.

Een tijdje terug heb ik zelf maar liefst 1 blog gewijd aan mijn eigen medicijngebruik. Doodeng vond ik het. Lees maar terug waarom. Of nee doe maar niet, want straks vind je van alles van me. Al kan me dat heus niks schelen. Toch?

De mensen die ik volg worden, voor zover ik dat meekrijg via hun accounts, oneindig veel meer geplaagd door hun psychische kwesties dan ik. Ik heb het even niet over hoe dat een paar jaar geleden voor me was. Niet grappig namelijk. Maar ook toen functioneerde ik ‘normaal’ (hetgeen precies de reden was dat het even duurde voor er een arts was die me serieus nam).

Voor heel veel mensen ligt het niet zo eenvoudig. Ze zitten thuis, kunnen niet werken of studeren, of misschien wel maar niet op het niveau of in het vakgebied dat ze graag zouden willen. Maar er zitten ook mensen tussen die succesvol zijn in wat ze doen en oh ja, ook een gegeneraliseerde angststoornis hebben waardoor bijvoorbeeld treinritjes verre van tjoeketjoektralala gaan. Of autoritjes een DING zijn. Toch lastig als je ergens heen moet of wilt en het is niet op fietsafstand (dan heb ik niet over figuren – ze verkeren in mijn directe omgeving – die 80 kilometer ook nog steeds ‘op fietsafstand’ vinden).

Wat ik maar zeggen wil: deze mensen vind ik stoer en moedig. Ze zijn goed bezig. Allemaal loeidruk met herstellen of (leren) leven met wat eraan scheelt, en daarnaast dragen ze ook nog bij aan het verminderen van het taboe op psychische klachten. Tenminste, dat mag ik hopen. Of zouden ze ook volgers en reaguurders hebben die zichzelf en hun vooroordelen lekker laven aan de psychische kwetsbaarheid van anderen? Mensen blijven mensen natuurlijk.

Misschien moet ik er zelf ook meer over schrijven. Alleen ben ik in de gelukkige omstandigheid dat mijn leven op dat vlak – o.a. met dank aan pillen – nauwelijks materiaal levert om blogs mee te vullen.

Mag ik hier een paar accounts noemen van mensen die helaas wel met enige regelmaat in allerlei vertelstijlen hun tijdlijn kunnen vullen met psychische strijd? Wat mij betreft ga je ze volgen. Al was het maar een paar dagen. Screen jezelf op vooroordelen. Ik betrap mezelf er nog steeds op, shame on me, zelfs al ben ik taboemoe.

Hier komt een rijtje stoeren (zonder toelichting, hun verhalen vertellen zichzelf), met de insta-accountnamen, in willekeurige volgorde. Sommigen zitten ook op Facebook en/of Twitter en/of hebben een eigen site:

Jesse Laport

tessalidwina

Elkeschrijft

Marijkegroot80

raak_me

mignonnus

ericdemunck

hoofdtaal

lottiemaejones

Write like a motherfucker

Write like a motherfucker: quote van Cheryl Strayed, auteur van o.a. Wild

Eigenlijk zou ik er geen blog aan moeten wagen. Omdat ik nog niet weet wat ik te zeggen heb over de afgelopen vier dagen. En pas morgenmiddag rond half twee ronden we de retraite af. Maar het kriebelt, en ik moet gewoon even mijn vingers als een malle over het toetsenbord voelen gaan.

Vanavond leerde ik: schrijf over een ervaring als je er iets over te zeggen hebt. Dat lijkt een open deur, maar lees de zin nog maar eens. Wil je een ervaring in feitelijke zin delen, als in: kijk eens wat ik gezien, gedaan, gehoord heb? Of heb je er meer over te zeggen, kun je het duiden, voor jezelf en  anderen?

Een ding is me eens te meer helder geworden tijdens deze retraite, naast dat ik blijkbaar in staat ben heel lang achter elkaar mijn kwebbel dicht te houden: ik hou van schrijven. Ik wil het, ik kan het (zei ik dat nou echt?) en ik wil er beter in worden, er meer van weten, er anderen mee helpen of plezieren of allebei. Hier op mijn sobere kloosterkamer zit ik te wiebelen en draaien op de bureaustoel met de rugleuning die ik niet bijgesteld krijg waardoor ik als een prinsesje rechtop zit. Er moet iets uit, tekst, woorden, maar waarover dan?

Ik had gehoopt, niet verwacht, dat zich een thema voor een tweede boek zou aandienen. Dat is niet gebeurd. Wel bedacht ik me net, terwijl mijn witte adidasjes iets wegzakten in het zachte rode tapijt onderweg naar mijn tijdelijke schrijvershol, dat ik mijn eerste boek zou moeten herschrijven aan de hand van de kennis die ik nu opgedaan heb. Het zou er beter van worden! Maar nee, de inkt van de eerste versie is nog niet genoeg ingedroogd.

Niet alle theorie en oefeningen waren nieuw voor me deze dagen en daar was ik verbaasd over. Toen ik mijn boek schreef, volgde ik tegelijkertijd schrijfworkshops en een korte opleiding, mocht ik zelfs publiceren in bepaald geen lullige blaadjes. Ook het uitgeefproces zelf leverde veel kennis en ervaring op over structuur aanbrengen, je darlings killen, samenwerken met een redacteur en vormgever en de zakelijke kant van uitgeven.

Dus hoezo verbaasd dat ik het nodige heb opgestoken de afgelopen tien jaar? Het moet de innerlijke criticus zijn die af en toe een plekje bemachtigt vlak naast mijn oor en dan bijvoorbeeld lispelt: ‘Wat weet jij nou van schrijven? En je denkt ook nog dat je het kunt? Haha, zoek in godesnaam een andere hobby, nepschrijfstertje.’ Gelukkig leerde ik daar gister over: je hoeft niet van je innerlijke criticus af, maar leer er thee mee drinken. Of, in mijn geval: een biertje. En daarna ga ik writen like a motherfucker.

Amen.

Meer info over deze schrijfretraite: check de site van Geertje Couwenbergh.

Tijd, tijd, tijd

Tot mijn verbazing heb ik een beetje genoeg van het schrijven over Koens dood en mijn verdriet. Krijg nou wat.

Nog niet zo lang geleden postte ik ’s avonds een blog, geschreven tijdens een k..avond waarop ik ouderwets kopje onderging in het gemis van mijn broer. De volgende dag haalde ik de blog vrij snel weer van mijn site. Ik stoorde me namelijk aan mijn eigen woorden, vond ze te dramatisch, op het slachtofferige af.

Betekent dit dat ik de hele toestand een plekje heb gegeven? Welnee. Zo werkt dat niet bij mij. Maar ik bespeur een soort metaalmoeheid. Ik heb er nu wel alles over gezegd, zoiets.  

Best gek om dit toe te geven. Alsof ik mijn broertje verloochen. Alsof ik hem niet langer wil missen. Dat laatste lijkt me overigens best comfortabel maar de barst in mijn hart is de andere kant van mijn liefde voor Koen en die koester ik. Maar mocht ik de ik-mis-Koen-aan/uit-schakelaar ooit vinden, dan ga ik ‘m intensief gebruiken. Wat een vondst: klik pijn aan, klak pijn uit. Eventueel met dimmer. Net waar ik zin in heb.

Er komt ook een vaag schuldgevoel opzetten. Want ik weet dat er mensen zijn – geen idee hoeveel precies maar al was het maar 1 – die iets hebben aan mijn blogs over rouw en zelfdoding. En dat is nou juist één van de belangrijkste redenen dat ik mijn boek geschreven heb: andere mensen die hetzelfde meemaken, een steuntje in de rug bieden.

Mede dankzij mijn boek heb ik een paar lezingen mogen geven en werd ik door 113Zelfmoordpreventie onlangs gevraagd om bij te dragen aan een middag over suïcidepreventie, bedoeld voor een breed georiënteerde beroepsgroep. En de Ivonne van de Ven Stichting vroeg me dit voorjaar zitting te nemen in het comité van aanbeveling voor de petitie die momenteel loopt, die als doel heeft suïcidepreventie een vast onderdeel te maken van de opleidingen voor artsen en andere hulpverleners (wil je tekenen? Deze zin is de link naar de site, klik en zet je handtekening). Het voelt goed om dat soort dingen te doen. Koen komt er niet mee terug, maar het idee dat ik bijdraag aan het voorkomen van vergelijkbaar leed voor anderen, geeft zijn dood een piepklein beetje zin. Tegen wil en dank.

Is dat wat ik wil met mijn ervaringsdeskundigheid als nabestaande van zelfdoding? Bijdragen aan suïcidepreventie, lezingen geven? Ja, zeker. Maar doe ik dat alleen als ik gevraagd word of ga ik mezelf ook promoten met die ‘diensten’? Ik weet het nog niet.

Mijn haptonoom zei ooit, toen ik destijds weer eens een poging deed om op hoog tempo door mijn rouwproces te jakkeren, want ja, alles om maar zo snel mogelijk van dat verschrikkelijke gevoel af te zijn: ‘Tijd, tijd, tijd, Tamara, geef het nou eens tijd.’ Dat advies is me altijd bij gebleven omdat het toepasbaar is op zoveel (taaie) dingen in het leven.

Dus laat ik er ook nu op vertrouwen dat de tijd gaat uitwijzen wat ik wel of niet wil doen met mijn dooie broertje en alle spin-off die zijn actie op mijn levensbord kwakte.

Kist met gedicht |ArtEZfinals | vandaag

Rock & rouw

Een dood broertje hebben is best ingewikkeld. Niet alleen in de periode van ontwrichtende en eindeloos aanvoelende rouw, maar ook nu, elf jaar na dato. Koens afwezigheid is er elke dag. Hij is dood misschien wel aanweziger dan hij bij leven was. Ook voordat ik mijn boek uitbracht.

Ik schreef en schrijf over Koens overlijden om andere mensen die ook zoiets meemaken, herkenning en daarmee troost te bieden. Om het taboe op zelfdoding te helpen verkleinen en zo het aantal suïcides te helpen verlagen. En omdat ik het verlies van Koen iets minder zinloos wil maken.

Wat ik niet wil, is enkel gezien worden als nabestaande van zelfdoding. Of als een soort one-issue-woman. Tamara? Die praat alleen nog over haar dooie broertje en suïcidepreventie. De mensen in mijn directe kring weten dat dat niet zo is, dat ik geïnteresseerd ben in veel verschillende onderwerpen waar ik – afhankelijk van setting, stemming en specifiek thema – serieus of met geouwehoer met anderen over van gedachten wissel.

Maar hoe kom ik over op ‘de rest’? Zij die mijn blogs lezen, mijn berichten op Instagram, Facebook en LinkedIn? Ik weet niet eens wie wat leest, afgezien van de reacties die ik af en toe krijg. Biecht: soms post ik iets luchtigs op mijn kanalen, om duidelijk te maken dat ik echt niet hele dagen deze zware thema’s loop te herkauwen. Waarom wil ik dit zo nodig uitdragen? Voer voor psychologen denk ik. Of voor een avondje bieren aan de bar met goede vriendinnen. Kijk, doe ik het weer.

Ik denk dat veel mensen die rouwen om hun dierbare zich afvragen hoe lang ze hier over ‘mogen’ praten, hoe lang ze er aandacht voor mogen vragen. Wanneer moet de rouw volgens anderen klaar zijn en wordt het verlies van je geliefde een onderwerp dat je vooral voor jezelf houdt? Ik prijs mezelf gelukkig dat ik omgeven word door geweldige mensen waarvan er nog nooit één heeft laten merken dat ik er maar eens over op moet houden, over dat dooie broertje. Als ze het al dachten, hebben ze het voor zich gehouden. Sterker nog, ze beginnen er zelf over, ook na 11 jaar, 1 maand en 10 dagen. Fantastisch, dat is niet iedereen gegeven. Tegelijkertijd probeer ik zelf het Koenonderwerp ook te doseren, hetgeen best lastig is met de mooie activiteiten waar ik me sinds het uitkomen van mijn boek mee bezig mag houden.

Een mens kan ingewikkeld in elkaar steken, een rouwend mens misschien nog ingewikkelder. Maar ik denk dat niemand alleen als nabestaande van zelfdoding, rouwende of anderszins eendimensionaal door het leven wil gaan. Ik in ieder geval niet.

Hopelijk ben ik met mijn luchtige postings niet enkel bezig met het pimpen van mijn speciaalbierdrinkende rockchickimago (ah nee, dat zal toch niet?), maar geven ze ook een steuntje in de rug aan iedereen die zich herkent in mijn verhaal. Het wordt beter, er komt weer ruimte voor alles, echt.

Heb ik wel eens verteld dat ik een groot U2-fan ben?
(Foto: Sam Jones, via www.billboard.com)

Nu weet ze het. Deel 2.

Gisterochtend, half 8. Terwijl ik mijn haar in de shampoo zet onder de douche, dribbelt mijn dochter de badkamer binnen, trekt haar onderbroek omlaag en gaat op de wc zitten.

‘Mama?’

‘Ja.’

‘Gistermiddag toen ik bij Anne was, vonden we twee van jouw boekenleggers op de stoep. Op eentje zat een slak. De andere was nog schoon, die heb ik aan de papa van Anne gegeven.’

‘Heel goed.’ Geen troep op straat laten vallen, die boodschap zit er goed in. Geldt ook voor de boekenleggers van mama die per ongeluk uit de mini-bieb zijn gewaaid. Oprapen die handel.

Ze zit nog steeds op de wc. ‘Is de titel van jouw boek: Als jullie dit lezen ben ik dood?’

‘Klopt.’

‘Waarom heb je die titel gedaan?’

Ik zeg dat ik eerst wil douchen en het haar daarna uitleg. Met een waterstraal op je hoofd en een beslagen deur ertussen praat niet zo handig, zeker niet over dit onderwerp.

Even later ben ik afgedroogd en staat dochterlief tanden te poetsen. Ik leg uit waarom mijn boek de titel heeft die zij zelf kan lezen.

‘De titel van het boek is de eerste zin van de afscheidsbrief van ome Koen.’

Kindlief spuugt tandpasta uit en is even stil. Ik zie de denkblik weer verschijnen.

‘Wist hij dan dat hij dood zou gaan?’

‘Ja, hij schreef eerst de brief en toen maakte hij zichzelf dood.’

‘Waar is dat gebeurd?’

‘In zijn huis.’

‘Was jij daar bij?’

‘Nee, de bovenbuurman heeft ome Koen gevonden. En hij heeft meteen de politie gebeld.’

‘Wat deden de polities toen?’

‘Ze kwamen kijken wat er gebeurd was. En ze hebben ook een dokter gebeld die ome Koen moest onderzoeken, of hij echt dood was.’

‘Ja, die kan wel echt zeggen of dat zo is’, reageert mijn dochter alsof ze prima snapt hoe de procedures na een suïcide verlopen.

‘Wist jij het toen ook al?’

‘Nee, want het was midden in de nacht. Ik hoorde het pas de volgende ochtend.’

‘Zijn er in de avond nog polities op kantoor??’ Vera kijkt me verbaasd aan.

‘Jazeker, de politie werkt overdag en ’s nachts.’

Kindlief loopt de badkamer uit, pakt Raffie (pluche speelgoedgiraf) onder de arm en hobbelt naar beneden. Einde gesprek. En nog steeds geen vraag over hoe ome Koen het dan precies gedaan heeft, zichzelf doodmaken. Pas geleden vertelde iemand*) me hoe zij het had verteld aan haar kind. Dat iemand kan stikken, of dood kan bloeden. Zonder termen te gebruiken als ‘verhanging’ of ‘voor de trein springen’. Het kind in kwestie had nog wel gevraagd of het ook met een pistool kon. Ja, dat kan ook.

Een andere tip die ik ooit kreeg van mijn bff M.: vraag eerst aan je kind hoe hij of zij zelf denkt dat iets zit. Dan kun je daarbij aansluiten. Ook toepasbaar voor vragen als: waar komen baby’s vandaan? En: hoe komt een baby uit de buik? Of: waarom hebben meisjes geen plassertje?

Ik vermoed dat ik over een paar weken ‘Nu weet ze het. Deel 3.’ kan schrijven.

Deel 1 vind je hier.

*) Als je je eigen tip herkent: sorry, maar ik weet gewoon niet meer wie het was! Hoe dan ook: erg bedankt.

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2025 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑