‘Ik ga buiten roken, ga je mee?’
Het is half twee ’s nachts en samen met een vriendin geniet ik van de live muziek in een rockcafé. We hebben eerst pizza gegeten, en daarna besloten we in een dolle bui: laten we de kroeg induiken waar we ooit jarenlang tot het meubilair behoorden.
‘Ja, ik loop mee. Alleen wil ik mijn tas niet onbeheerd laten staan.’
Naast mijn tas, die ik geparkeerd heb op een zitje, zijn drie knappe jongens neergestreken. ‘Zeg, wij gaan roken, wil jij deze tas bewaken tot we terug zijn?’ vraagt mijn vriendin aan één van hen. Hij belooft plechtig de boel in de gaten te houden.
We vertrekken naar buiten. Mijn vriendin rookt haar peuk, en ik sta lekker af te koelen. Het is bloedheet binnen. Was dat tien jaar geleden ook al zo? Na een kwartier gaan we het lawaai en de hitte weer tegemoet. De knappe jongen meldt dat hij de tas met zijn leven heeft bewaakt. ‘Je hebt er toch niet in gekeken?’ wil mijn vriendin weten. ‘Jawel, maar ik heb alles teruggedaan. Ook de foto’s van de kinderen’, grijnst hij.
Ik roep nog dat ik maar één kind heb. Waarom zeg ik dat eigenlijk? En dan realiseer ik me: mijn gevoelsleeftijd mag dan hooguit dertig jaar zijn; deze twintigjarige knapperd ziet de bierdrinkende moeder van boven de veertig die ik ben. Mijn vriendin en ik proosten nog een keer op de mooie avond.
Inzending schrijfwedstrijd Zin Magazine
Geef een reactie