Tamara

schrijft

Categorie: tamara (pagina 9 van 27)

Schaduw zonder zon

‘Heb ik nog tijd om langs Koen te gaan?’

Mijn moeder aarzelt kort en zegt dan: ‘Ja, kan wel even, als we meteen gaan.’

‘Oh maar je hoeft niet per se mee hoor.’

‘Jawel, ik wil wel even mee.’

Mijn moeder verlaat tijdelijk haar heiligdom – de keuken – met een kerstdiner in afronding en we trekken allebei onze jassen aan. Babbelend over van alles en niks lopen we richting het kerkhof. Het schemer is nog maar net overgegaan in donker. Echt koud is het niet. Het groen geverfde draaihekje dat er al staat zolang ik me kan herinneren, piept een beetje als we er doorheen lopen, het kerkhof op. Witte en grijze kiezels knerpen gepast onder onze voeten terwijl we direct linksaf slaan. Rechts de rij met urnengraven waar Koen ook tussen zit. Ligt. Staat. Hoe zeg je dat eigenlijk als iemand gecremeerd is en zijn urn met as begraven?

Mijn blik dwaalt over de graven. Her en der branden witte en rode lichtjes op de graven. Soms nep, veel echt. ‘Waarom branden ze rode lichtjes op een kerkhof?’ vraag ik mijn moeder, in de veronderstelling dat ze dat nog weet van vroeger ofzo. ‘Geen idee, maar het doet mij denken aan een hoerenbuurt.’ Ik lach. Mijn moeder laat zien welke route ze vaak neemt als ze het kerkhof bezoekt. Haar vader, mijn opa, krijgt ook altijd een groet. Mijn moeder is al enkele jaren ouder dan hij ooit werd en dat is raar, beaamt ze mijn opmerking daarover. Ze denkt nog vaak aan hem. We lopen verder. ‘Bah, er liggen steeds meer bekenden,’ constateert mijn moeder.

We eindigen de route voor het graf van Koen. Ma vertelt hoe ze hem vaak gedag zegt als ze weer gaat. Dag kind. En hoe mijn dochter, haar kleindochter, die af en toe meegaat naar ome Koen als ze bij opa en oma logeert, daarover tegen haar zei: ‘Hij hoort je toch niet.’ We grinniken en blijven nog even staan. Ik staar naar Koens naam op de steen. Mijn moeder zucht. En dan word ik overvallen door dikke tranen. Kutkutkut. Mijn broertje hoort hier niet te liggen of staan of wat dan ook, gewoon niet.

We lopen weg van het graf en mijn moeder haakt haar arm in de mijne. ‘Nee, ut vilt soms nie met,’ vat ze mijn gevoelens en die van haar in een zin samen. Meer hoeft er niet over gezegd te worden. Ik snotter nog even door als we het kerkhof weer af zijn en vraag of we een extra rondje door het dorp kunnen doen zodat ik niet met een jankhoofd aan het kerstdiner hoef aan te schuiven.

We passeren huizen met mensen in keukens en aan tafels en gluren naar binnen. Hadden ze de gordijnen maar dicht moeten doen. Mijn moeder praat me bij over wie waar woont of gewoond heeft en andere wetenswaardigheden over mijn geboortedorp en de bewoners. Ik vraag me af welke verhalen er werkelijk schuil gaan achter al die gevels en gezellig verlichte woonkamers.

Mijn tranen zijn opgedroogd als we thuiskomen. Mijn moeder duikt de keuken weer in en ik ga de woonkamer in. Op de bank wordt onze dochter vermaakt door haar vader en haar opa. Mijn man kijkt me onderzoekend aan en ik vrees dat ik betrapt ben. Inderdaad, zo blijkt later die avond tijdens de rit naar huis.

‘Hoe is het?’

‘Mwah. Heb het moeilijk met Koen.’

‘Dacht al zoiets. Zag het aan je ogen.’

Ook daarover hoeft niet meer gezegd te worden. Terwijl we in stilte verder rijden denk ik aan de woorden van Manu Keirse, een Vlaamse rouwdeskundige. ‘Rouw is als het ware een schaduw die levenslang met u mee gaat. Soms is de schaduw groot, soms is de schaduw kleiner. En soms denkt u dat de schaduw er even niet is, maar wacht hij toch om de hoek op u en overvalt hij u onverwacht weer.’

Er mag gelachen worden

Dood, zelfdoding, rouw. Deze thema’s zijn van nature vrij humorloos. Toch kon er een lach vanaf vorige week vrijdagmiddag, tijdens mijn eerste lezing naar aanleiding van mijn boek. Eerst nog aarzelend. Maakte ze nou een grapje? Mogen we lachen? Toen gedurende mijn verhaal duidelijk werd dat ik de boel af en toe ontlucht met een gebbetje, werd de grinnik steeds losser.

Ik geloof heilig in de werking van humor. Juist bij de zware thema’s in het leven. Daarbij zal ik zeker niet de clown uithangen of aan de zwaarte voorbijgaan, maar af en toe een geintje tussendoor geeft ruimte aan de ellende. Zo voel ik dat.

Het was een bijzondere middag. Dat begon wat mij betreft al met het gegeven dat ik geheel vrijwillig een ‘spreekbeurt’ hield, minstens drie kwartier lang. Had je mij op mijn veertiende gevraagd of ik ooit zoiets zou doen, dan had ik je gezegd niet zulke achterlijke vragen te stellen. Ik voel nog mijn trillende benen en de buikpijn tijdens een boekbespreking in 3 VWO. Al die ogen, al die oordelen, op mij gericht. Een gruwel.

In de loop der jaren heb ik blijkbaar toch iets weten te overwinnen want toen Hilde me vroeg of ik een lezing zou willen geven naar aanleiding van mijn boek, zei ik direct ja. Voor misschien wel dertig man, een klas vol.

En jawel, daar stond ik weer, voor de klas. Met mijn boek als metgezel, passages lezende, filmpjes tonende, mijn persoonlijke verhaal delende. En het ging goed. De mensen die naar mijn verhaal hadden geluisterd, lieten me weten er echt iets aan te hebben. Een man was geraakt omdat hij ook een broer kwijt was geraakt aan zelfdoding. Een vrouw realiseerde zich hoezeer ze haar verdriet had weggestopt. Weer een andere dame herkende zich in de afwisselende en contrasterende emoties die mijn rouwproces (en daar ben ik niet uniek in) kenmerkten. ‘Erg authentiek’, ‘wat een eerlijk verhaal’, ‘goed gedaan’, ‘doe je dit vaker?’, ‘heel erg bedankt, echt’; ik kreeg het allemaal als veren in mijn achterwerk gestoken. Een pauwenstaart was er niets bij.

De dood van Koen is en blijft zinloos. Ik zou mijn boek en alle mooie reacties op mijn lezing per direct voor hem inruilen, als het kon. Maar mijn broertjes overlijden is onomkeerbaar. Hoe fantastisch is het dan dat zijn dood en mijn verhaal nu anderen steunt?

Er was een dame die na afloop zei: ‘Ik heb nu het idee dat ik Koen ook een beetje ken. Heb je er bewust voor gekozen om geen foto van hem te laten zien? Ik ben wel nieuwsgierig eigenlijk.’ Dat snap ik, hij was namelijk ook echt een toffe gast. Grappig, gezellig, sociaal. Maar nee, een foto toevoegen aan de presentatie zou te veel een memorial worden naar mijn smaak. Dat begreep ze.

Maar weet je wat, hier kan het wel, een mooie foto plaatsen van mijn broertje. Alsjeblieft. Dat hij met zijn verhaal en ik met het mijne nog maar veel mensen troost mogen bieden.

Met dank aan Jurgen en Hilde voor het organiseren van de middag, waarmee ze mij een podium gaven en andere mensen geholpen hebben.

Leg dat maar eens uit

Als je onze dochter zou vragen wie ome Koen was, zou ze dit kunnen zeggen:

‘Dat was mama’s broer, hij was ziek en nu is-ie dood. Dat is niet leuk. Mama was heel verdrietig. Oma gaat soms met mij naar het kerkhof en dan maken we het graf van ome Koen netjes.’

Koen is dood, maar dat betekent niet dat hij doodgezwegen wordt. Ik vertel dochterlief soms spontaan over hem, of ze vraagt er zelf naar. Als ik met mijn ouders praat, komt hij terug in anekdotes en herinneringen. Dat stemt ons een enkele keer verdrietig maar dat weerhoudt gelukkig niemand ervan om zijn naam te blijven noemen.

Zaterdag gingen dochterlief en ik samen op pad. Er was die ochtend een educatief momentje ontstaan over geld. Mijn dochter heeft een spaarpot in de vorm van een glimmende roze eenhoorn en die wordt af en toe omgekeerd om geld te tellen. De waarde van geld zegt haar nog niets, maar het tellen ervan vindt ze interessant. Zo ook die ochtend. ‘Kijk mama, twee euro!’ zegt ze, waarbij ze een muntje van twee eurocent omhoog houdt. Mijn uitleg dat twee euro meer is dan twee eurocent gaat er nog niet in. Er staat toch een twee op? Nou dan.

Na het tellen en stapeltjes maken van de vele muntjes, besloot dochterlief naar de Intertoys te willen om van haar geld iets moois te kopen. Uitstekend. Een uur later, want: ‘wacht even’ en ‘waar is mijn portemonnee’ en ‘waar zijn mijn schoenen, nee niet die, die andere’, zaten we bij de bushalte. Mijn dochter had net als ik haar tasje schuin om gehangen en met daarin haar geld en buskaart. ‘Handig hè,’ constateerde ze tevreden.

‘Hoe lang duurt het nog voor de bus komt?’
‘Acht minuten.’ Dat is lang als je zes bent dus tijd voor wat afleiding.

‘Zal ik je iets laten zien?’ Ik pak mijn telefoon en toon Vera de flyer van de lezing waar ik op 30 november de hoofdact verzorg. ‘Ken je die vrouw?’ zeg ik, terwijl ik mijn eigen foto aanwijs.
‘Ja, dat ben jij,’ zegt ze, op een toon die het midden houdt tussen: ik ben niet stom en ik ben niet blind.
‘En ken je dat boek?’
‘Ja, dat is ome Koen.’
‘Mooi antwoord’, denk ik. ‘Precies’, zeg ik. ‘Weet je wat ik ga doen? Ik ga aan een groep mensen vertellen over hoe het was toen ome Koen doodging.’
‘Maar dat heb je toch al een keer gedaan?’ Ze doelt op mijn boekpresentatie afgelopen maart.
‘Dat is waar. Maar dit is iets anders. Ik ga nu niet vertellen over mijn boek maar wel over wat er gebeurde toen ome Koen doodging en dat ik heel verdrietig was.’

Dochterlief springt van het bankje van de bushalte en zet een stemmetje op. Haar bovengebit vertoont middenvoor een gat en daarnaast bungelt een losse tand die ieder moment uit haar kaak kan vallen. Het wisselen is in volle gang. Ze trekt een min of meer serieus gezicht en steekt van wal.
‘Hallo, ik ben Tamara Baars en ik vertel iets over ome Koen. Hij was ziek en ging dood. Ik heb die ziekte ook maar niet zo erg.’
Glimlachend neemt ze weer plaats op het bankje.
‘Goed gedaan! Zo ga ik het ook ongeveer doen’, prijs ik haar presentatietalent.

‘Wat had-ie ookisweer voor ziekte?’ wil ze weten.

Ik vertel dat Koens ziekte depressie heet en dat mensen met die ziekte zich heel rot voelen.
‘Maar ik snap niet dat je daar dood aan kunt gaan’, zegt mijn dochter.
‘Dat leg ik je een andere keer nog wel eens uit’, antwoord ik. Tot mijn opluchting neemt ze genoegen met het antwoord en schakelt moeiteloos over op iets anders, namelijk haar nieuwste kunstje: hypnose. Ze komt met haar gezicht dichtbij het mijne, beweegt met wiebelende vingers richting mijn ogen en zegt op bezwerende toon: ‘Kijk me diep in de ogen, en zorg dat de bus nu komt!’

Warempel, de trolley verschijnt in de verte.

Het is een vraag die me bij tijd en wijle bezighoudt: wanneer is de tijd rijp om mijn kind uit te leggen dat er mensen zijn die zichzelf van het leven beroven? Dat ome Koen dat ook heeft gedaan?

Ze zit nu in groep 3 en leert in rap tempo lezen en schrijven. Gelukkig is ze vooral geïnteresseerd in boeken met plaatjes, maar wat als ze mijn boek wil lezen?

Ik vertrouw erop dat we samen toegroeien naar het juiste moment. Misschien kan ik haar eerst stukjes uit mijn boek voorlezen. De waarheid in etappes aanbieden. Ik zie al voor me hoe ze me vervolgens hypnotiseert: ‘Kijk me diep in de ogen en zorg dat ome Koen weer levend wordt!’

Oh ja, bij de Intertoys heeft ze een aapje gekocht dat je om je vinger kunt klemmen en dat meer dan veertig verschillende geluidjes maakt. Helaas had ze daar genoeg centjes voor.

Het loopt!

Mijn tweede kindje, mijn boek, is morgen precies een half jaar oud. Kinderen van die leeftijd kunnen meestal zitten, omrollen en brabbelen. Mijn boek probeert zelfs al te staan. Wat zeg ik? Het loopt!

Maar liefst 316 exemplaren heb ik verkocht het afgelopen half jaar (vandaag nog 3 stuks). En zoals mijn vader zei: ‘Als je het aantal mensen telt dat jouw boek niet gekocht maar wel gelezen heeft, kom je minstens aan de 500.’ Dat zou best eens kunnen. En met binnenkort 44 exemplaren in 44 bibliotheken moet dat zeker lukken.

Driehonderdvijftien exemplaren vind ik zelf heel veel, maar is dat in meer objectieve zin ook zo? Met die vraag wendde ik mij tot mijn collega-selfpubbers in onze Facebookgroep. Een gemiddelde van 50 boeken per maand voor een (zelf uitgegeven) debuut schijnt dus inderdaad helemaal niet gek te zijn. En als je een tweede boek uitbrengt, gaat het eerste boek ook weer (meer) verkopen, zo was de ervaring. Ja, nou, daar denk ik nog over na.

Sinds mijn verhaal spreekwoordelijk op straat ligt, krijg ik wekelijks reacties. De meeste komen van lezers (BEDANKT LIEVE MENSEN!) maar er zitten ook professionals tussen, uit allerhande werkvelden (OOK BEDANKT!).

Om een beeld te geven van de reacties van professionals van de afgelopen tijd:

Op 24 augustus ontving ik een mail van een bibliotheek in Sliedrecht, met de vraag of ik ook lezingen geef. Echt wel! De afspraak is nog niet definitief maar hopelijk gaat het door.

Mijn boek was al verkrijgbaar via de website van In de Wolken, en op 30 augustus lieten ze me weten dat mijn boek genoemd wordt in hun nieuwsbrief, die naar 6000 mensen gestuurd is. Bijbehorende tekst: Een aangrijpend, zeer persoonlijk boek van Tamara Baars. Open en eerlijk vertelt ze over haar broer Koen, die met een depressie te maken had en uiteindelijk een einde aan zijn leven maakte. Over hoe ze als zus dit immense en plotselinge verlies leerde dragen.

Op 31 augustus kreeg ik een mail van een post-HBO-opleiding, gericht op verliesbegeleiding, met het verzoek een inkijkexemplaar van mijn boek te mogen ontvangen. Nu weet ik niet precies wat bedoeld werd met ‘inkijkexemplaar’ maar ik heb aangegeven waar mijn boek te koop is. Mochten ze hopen op een gratis exemplaar: sorry. Hoezeer ik ook vereerd ben met de belangstelling.

Dat moet ik misschien uitleggen: uitgeven in eigen beheer kost geld. Om man en euro te noemen: ik heb ruim € 5.000 geïnvesteerd. Met liefde en verspreid over de tijd, maar het is veel geld. Om over de tijdsinvestering nog maar te zwijgen. Mijn doel is niet om er rijk van te worden, dan had ik wel iets anders bedacht. Maar als je een appeltaart haalt bij de bakker, krijg je die toch ook niet gratis mee?

Het duurt nog minstens 200 boekverkopen voor ik uit de kosten ben en van geld verdienen is al helemaal geen sprake als je denkt in termen van uurloon (de HRM-er in mij spreekt). Allemaal prima, daar kies ik voor, maar mijn boek al te makkelijk gratis weggeven ga ik dus niet doen. Uitzonderingen daar gelaten.

Op 3 september kreeg ik een bericht van een dame werkzaam in de uitvaartbranche:
Ik las het zaterdag in een adem uit.
Dank je wel!
Bijzonder hoe je feiten, verdriet en hoop deelt in een goed lopend en dito lezend verhaal.
Petje af!

Zij vindt dat er binnen de uitvaartbranche meer aandacht besteed moet worden aan suïcide. Binnenkort organiseert ze daarom een speciale dag met dat thema, waarbij mijn boek op de leestafel komt te liggen. Heel tof! Ik heb haar aangeboden een stapel boekenleggers toe te sturen voor haar gasten, en dat vond ze een goed plan.

Het voelt nog steeds wat ongemakkelijk om te zeggen dat ik trots ben op mijn boek, en op alle reacties die ik krijg. Maar als ik de afgelopen maanden een ding geleerd heb dan is het wel: pal voor mijn boek gaan staan. Niet afzwakken (boekje… eh, heeft het een kabouterformaat ofzo?) of vals bescheiden doen (er zijn vast betere schrijvers dan ik… ja, en?).

Mijn boek, het verhaal van mijn broertje, verdient een plek in alle boekenkasten van Nederland. Omdat het mensen helpt, omdat het bijdraagt aan het verkleinen van het taboe op zelfdoding en depressie en omdat het goed geschreven is.

Jullie merken, ik leer elke dag bij.

 

Verkoopgrafiek, profi toch?

nrc.nada

Afgelopen week heb ik mij een tikje opgewonden. Dat begon op maandag, en daarna liep de bloeddruk elke dag een beetje op. Maandag was het namelijk World Suïcide Prevention Day, maar mooi dat mijn krant, de nrc.next, daar geen enkele aandacht aan besteedde. En zoals ik begreep gold dat voor alle landelijke dagbladen. Ook online kon ik precies nul Nederlandse nieuwssites betrappen op berichtgeving hierover. Jaarlijks wereldwijd 800.000 doden, waarvan rond de 1900 in Nederland. Dat is geen nieuws begrijp ik. Ik snap heus wel dat het onderwerp zelfdoding niet elke dag in de krant kan, maar dat het zelfs op World Suïcide Prevention Day geen aandacht krijgt, daar maak ik me pissig over. Met een klein artikel was ik al content geweest, al verdient het onderwerp mijns inziens minimaal een paginagroot verhaal. Helaas. Dus ik dacht, ik schrijf nrc.next:

Geachte heer/mevrouw,

Hoe is het mogelijk dat nrc.next, dezelfde krant die mij drie jaar geleden vroeg een artikel te schrijven over de zelfdoding van mijn broer, nu geen enkele aandacht heeft geschonken aan World Suicide Prevention Day? Ik weet dat er keuzes gemaakt moeten worden uit het vele nieuws dat de wereld dagelijks aanlevert, maar ik begrijp niet waarom een dag als deze jullie krant niet haalt. Jaarlijks overlijden er wereldwijd 800.000 mensen door suïcide. En dat verdient geen artikel op Wereld Suïcide Preventie Dag? Wat een gemiste kans om bij te dragen aan het bespreekbaar maken en daarmee voorkomen van zelfdoding. En tot mijn ontsteltenis moet ik concluderen dat ik dit bericht ook zou kunnen sturen naar alle andere landelijke dagbladen.

Met vriendelijke groet,
Tamara Baars

In geval van plaatsing van mijn reactie, zou dat binnen drie dagen gebeuren, zo meldde een automatische ontvangstbevestiging. Maar de Opiniehoek bleef verstoken van mijn bericht. En ik snap dat er ook hier gekozen moet worden. Van de 222 brieven die ze deze week kregen, haalden er maar 24 het ochtendpapier. Gemiste kans dat die van mij er niet bij zat. Het is een belangrijk, groot onderwerp. Veel doden, nog veel meer nabestaanden, enorme impact. Natuurlijk, ik realiseer me dat mijn persoonlijke betrokkenheid bij het thema mijn verontwaardigde gemoed heeft versterkt. En toch.

Geen aandacht in de krant voor die ene speciale dag per jaar en mijn reactie op die misser is niet geplaatst. En nu? Zal ik de dame die de afdeling Opinie bij nrc.next aanvoert nog eens een mail sturen? Ik wil het begrijpen namelijk, waarom ze er niets over geschreven hebben. De afwijking om alles en iedereen te willen begrijpen speelt mij wel vaker parten, ook als mensen of dingen volstrekt onbegrijpelijk zijn. Dus toch maar loslaten? En focussen op de mensen en kanalen die begrijpen hoe belangrijk het is dat zelfdoding uit de taboesfeer gehaald wordt?

Op TV is er gelukkig wel aandacht aan besteed. Een prachtig en ontroerend gesprek tussen Jacobine en de in mijn ogen zeer wijze Jan Mokkenstorm, op zondag 9 september, over zijn streven om op nul zelfdodingen uit te komen. Een indringende documentaire van Frans Bromet en Nathan Vos, op maandag 10 september, over vrouwen wiens partner, de meesten volslagen onverwacht, uit het leven zijn gestapt.

Tegen beter weten in keek ik ook vandaag weer in de krant of de Opinieredactie zo verstandig was geweest mijn reactie alsnog te plaatsen. Nada. Wel een artikel over de jaarlijks 100.000 doden door slangenbeten. Begrijp me niet verkeerd, zo wil je ook niet aan je einde komen maar hallo, 800.000 doden door suïcide.

Loslaten en vooral stug volhouden om zelfdoding beter bespreekbaar te krijgen. Laat ik dat maar doen. Zowel voor de mensen met suïcidaal gedrag, als voor de mensen om hen heen, als voor iedereen die tot de groep ‘nabestaanden van’ behoort. Wie weet wordt het ideaal van Jan Mokkenstorm dan ooit realiteit. Helaas zal hij daar zelf geen getuige meer van zijn, omdat zijn tijd op aarde er bijna op zit, zo vertelde hij bij Jacobine. Kanker.

We moeten ergens aan dood gaan, maar nul zelfdodingen en nul doden door kanker vind ik toch een uitermate fijne gedachte. En ach, schijt aan de krant.

Oudere berichten Nieuwere berichten

© 2025 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑