Tamara

schrijft

Categorie: tamara (pagina 14 van 27)

Schrijfwedstrijd

Zal ik wel meedoen.. Zal ik niet meedoen..

En toen verscheen er een herinnering in mijn mailbox, van Editio, de online schrijfacademie die jaarlijks een debutantenschrijfwedstrijd uitzet. Begin dit jaar won ik de publieksprijs, heel gaaf.

Ik las de mail en dacht: inderdaad, waarom niet? Want zolang er nog een taboe bestaat op zelfdoding en depressie, zolang er nog dagelijks nabestaanden van zelfdoding bijkomen, heeft het zin mijn verhaal de wereld in te slingeren. Dus bij deze:

Balkonscène

Stemmen kan via Facebook. Klik op de link naar het verhaal, lees het en stem via het hartje rechts bovenaan. Als je wilt. Zou tof zijn.

2017-12-14 21.30.27

Mijn broertje en mijn man, 30 april 2008

 

 

Waar begin ik aan?

Het restaurant is goed gevuld. Vriendin C., vriendin S. en ik hebben de bestelling doorgegeven. Drie gangen is vermoedelijk te weinig om onze royaal met gezin, werk, hobby’s, Netflix en vrienden gevulde levens door te nemen. Maar we doen een poging.

‘Hoe gaat het met je boek?’ wil vriendin C. weten. Het is zeker de vierde keer die week dat ik de vraag krijg. Is het een teken dat ik vooral moet doorzetten? Ik vertel dat manuscript nummer vier momenteel bij mijn schrijfcoach ligt, en dat ik in afwachting ben van haar feedback.

‘Heb je al een titel?’ informeert C., terwijl ze van haar witte wijn nipt.

‘Ja. Eerst had ik Er is iets heel ergs gebeurd, maar dat heb ik veranderd in de eerste zin van zijn afscheidsbrief. Vond ik toch beter.’ ‘Mogen we weten welke zin dat is?’ tast vriendin S. voorzichtig af.

Dat mag. Ik noem de zin hardop. Even later kijken twee paar ogen me waterig aan. ‘Dat is een goeie titel’, zegt C. ‘Heftig hoor’, zegt S.

‘Jeetje. Moeten jullie ervan huilen?’ constateer ik een beetje geschrokken. ‘Het is toch ook gewoon kut of niet dan?’ vat C. het verhaal van de zelfdoding van mijn broer treffend samen.

‘Staat de hele afscheidsbrief in je boek?’ vraag S.

‘Ja.’

‘Wat vinden je ouders daarvan?’

‘Dat weet ik nog niet.’

De afscheidsbrief. Koens laatste boodschap aan de wereld. Zonder aanhef, gericht aan iedereen en niemand in het bijzonder. Voor mij is het volkomen logisch dat die tekst in het boek komt. Essentieel zelfs. Het is een puzzelstuk in het antwoord op de vraag: waarom stapte hij eruit? Maar het is ook intiem. Kan ik dat wel maken eigenlijk? Ik neem me voor het volgend weekend aan mijn vader voor te leggen; we gaan een dag samen op stap dus alle tijd.

Mijn vriendinnen en ik prikken in de dungesneden tonijn en carpaccio met Parmezaan, terwijl we doornemen hoe ik het boek onder de aandacht zou kunnen brengen. C. komt met het idee van een eigen website, en legt uit hoe ik een domeinnaam registreer. S. heeft contacten bij de regionale radio en biedt aan te zijner tijd een radio-interview te regelen. Eigenlijk heb ik geen idee hoe groot of klein ik het wil houden. Een aantal van vijftig boeken zal ik vast weten te slijten. Vriendin S. en C. voorspellen veel grotere aantallen. Zou het?

Hoezeer ik me ook voorbereid en verdiep in de wereld van self publishing, als ik mijn boek geboren laat worden zal ik nooit precies weten wat ik me op de hals haal. Niet in praktische zin en zeker niet in emotionele zin. En toch ga ik het doen. Dit verhaal moet verteld worden. Voor de zekerheid heb ik alvast twee domeinnamen geregistreerd: mijn naam en de titel van mijn boek.

keep-calm-and-write-your-damn-book

Dier en liefde

Op verzoek van Editio, de online schrijversacademie, heb ik een ter ere van dierendag een blog geschreven. Klik op de link! https://www.editio.nl/…/po…/tamara-baars-dier-en-liefde.html (De foto van het schattige meisje met dito hond komt niet uit mijn privé collectie ) Geen zin om te klikken? Lees dan de tekst hieronder.

Dier en liefde

Ze heette Cindy. Haar zwarte haren glansden als opgepoetste herenschoenen. Als ze me met haar bruine ogen onschuldig aankeek en smeekte om aandacht, bood ik zelden weerstand. Zodra ik uit school kwam, huppelde ze me tegemoet voor een aai over de bol. Mijn moeder nam haar een jaar voor mijn geboorte in huis. We groeiden samen op. Ik wist niet beter of Cindy was er, altijd.

Blaffen deed ze niet vaak. Grommen alleen als je te dicht in haar buurt kwam wanneer ze een bot afkloof. Toen ik groter werd, stopte ik Cindy graag in mijn oranje poppenwagen. Dat tolereerde ze enkele minuten, daarna sprong ze eruit en bleef uit mijn buurt tot de kust veilig was.

Rond haar twaalfde werd Cindy ziek. Vermoedelijk omdat ze stiekem aardappelschillen had gegeten. Haar rug werd smal, haar vacht dof.  Mijn vader ging met het arme beest naar de dierenarts. ‘Ongeneeslijk ziek,’ luidde het vonnis, en ze kreeg een spuitje. Wat was ik verdrietig.  Zelfs mijn vader, eerder hondengedoger dan -liefhebber, moest bekennen dat hij een traantje had weggepinkt bij het verlies van onze harige vriendin. Als troost kreeg ik haar halsband met daaraan het metalen kokertje waar haar naam en adres in zaten. Het rammelende geluid ervan klonk zo vertrouwd dat het leek alsof Cindy niet echt weg was.

Sindsdien is Dierendag voor mij nooit meer hetzelfde.

De allereerste Dierendag vond plaats op 4 oktober 1930, aldus de site van de Dierenbescherming. De dag is bedoeld om aandacht te vragen voor het welzijn van dieren. Mooi. Dieren behandel je met respect en zorg en dat is helaas niet voor iedereen vanzelfsprekend.

Er zijn ook mensen die de invulling van respect en zorg voor een huisdier vrij ruim nemen. Zo hoorde ik  twee weken geleden op de radio over het verschijnsel peticure: de nagels van je hond (of kat) laten lakken. Een opkomende trend uit Amerika. In San Diego bestaat zelfs een speciale nagelsalon voor honden. Het doet me denken aan honden die kleine Uggs aangemeten krijgen, of een regenjasje van dezelfde stof als de jas van het bazinnetje.

Er zijn ook mensen die hun hond ‘ons kindje’ noemen. Ze stellen de liefde voor hun teckel gelijk aan de liefde voor een kind. Mijn moeder is zowel haar hond als haar kind kwijtgeraakt.

Wekelijks bezoekt mijn moeder het graf van haar jongste kind, waarbij ze de plantjes met pijn en liefde verzorgt en de olielamp brandend houdt. Ze zet verse bloemen neer en poetst de grafsteen met zachte hand zodat de naam van haar zoon niet vervaagt.

Achter de glazen kastdeurtjes in de woonkamer staat een foto van Cindy, liggend op de donkerblauwe vloerbedekking van destijds. Eens per twee weken wordt het lijstje door mijn moeder vluchtig afgestoft.

Dode man o dode man

Pas geleden attendeerde een lotgenoot me op de verschijning van het boek van Nathan Vos, getiteld: Man o man. Hij vertelt in dit boek over de zelfdoding van zijn broer David in 2015, en zet zijn eigen ervaring in een bredere context. Namelijk die van ‘de man’, om zo een poging te doen te achterhalen waarom mannen twee keer zo vaak zelfmoord plegen als vrouwen. In 2016 waren dit 1279 mannen en 615 vrouwen (bron: www.cbs.nl).

De boekbeschrijving schetst onder andere: ‘Mannen klooien. Ze spelen eerder een rol, meerdere vaak, dan dat ze een echt leven hebben. Waarom? Wij mannen leerden nooit volwassen te worden, zoals vrouwen dat wel leerden, betoogt Nathan. Daardoor weten we niet waar we voor staan, hoe we het beste met onszelf en anderen moeten omgaan en wat we nou eigenlijk echt willen.’

Het duurde even voor ik door had dat Nathan de broer is van Mei Li Vos (politica), die in 2016 in het televisieprogramma ‘De Kist’ sprak over de dood van haar broer David. Haar kwetsbaarheid raakt me, net als de totale herkenbaarheid bij de emoties die ze beschrijft.

In de NRC Next van dit weekend stond een interview met Nathan:

‘Een zelfhulpboek is het zeker niet, al kun je er wel aan aflezen dat hij „kilo’s boeken” over psychologie en spiritualiteit heeft doorgeworsteld. Wat is het wel? Zelfonderzoek, rouwverwerking, research. Maar bovenal is het een serieuze poging om ‘de’ man te doorgronden. Zijn missie was en is: begrip krijgen én kweken voor de niks-aan-de-hand-man.’

Ik ben benieuwd welke reacties het boek los gaat maken. De eerste reactie hoorde ik al van mijn lotgenoot: zij stoort zich aan de generaliserende toon, aan de ogenschijnlijke zekerheid waarmee bepaalde uitspraken gedaan worden. En de tweede reactie stond na het weekend als ingezonden brief in de NRC Next. De schrijfster van de brief besluit haar betoog met: ‘Kijk naar het individu, niet naar zijn of haar (gender)identiteit. Er bestaat niet zoiets als ‘de’ man of ‘de’ vrouw. Trouwens ook niet zoiets als ‘de’ zelfmoordenaar.’

Ik voel mee met die reacties. Maar ik weet nog niet wat ik er verder van vind. Laat ik het boek eerst maar eens lezen. In de basis juich ik de verschijning ervan toe omdat het bijdraagt aan het bespreekbaar(der) maken van zelfdoding, depressie en rouw; een belangrijk deel van mijn motivatie om te schrijven over m’n eigen ervaringen.

Of ik het verhaal van Nathan Vos herkenbaar vind moet blijken. Was mijn broer ook een ‘niks-aan-de-hand-man’? Deels wel. Hij heeft niemand laten merken dat hij zelfdoding overwoog. Zijn masker was groot en stevig vastgezet. Had ik hem kunnen redden door nog meer te praten, beter door te vragen, geen genoegen te nemen met zijn antwoord ‘nee natuurlijk niet’ toen ik hem quasinonchalant vroeg of hij suïcidaal was? Ik zal het nooit weten. Maar het bijbehorende schuldgevoel heb ik al lang geleden losgelaten. Als ik het interview lees met Nathan Vos is hij daar zelf nog niet aan toe, en dat spijt me voor hem want het is een erg zinloos en dus akelig gevoel.

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het boek vooral een vorm van rouwverwerking is, zeker als je bedenkt dat hij het zo kort na de dood van zijn broer geschreven heeft. Maar hoe jij of ik er ook tegenaan kijken, wat mij betreft staat voorop dat het goed én moedig is dat Nathan Vos zich zo kwetsbaar durft op te stellen en laat zien wat er met je kan gebeuren als je broer sterft door zelfdoding.

Wat kan ik van u leren?

Onderstaand verhaal is de eerste stap die ik vanmiddag zette om – hopelijk – een bijdrage te mogen leveren aan het nog te publiceren boek: ‘Wat kan ik van u leren?’

Het boek is een initiatief van Stichting ‘Goed doen voor een ander’. Deze stichting zet zich in om eenzaamheid onder ouderen draaglijker te maken. Dit doen zij o.a. door het organiseren van Koffieschenk Buurtprojecten in verzorgingshuizen. Vaak komen daar mooie gesprekken uit voort. Dit inspireerde de oprichter van de stichting, Edward Molkeboer, om een boek met verhalen van oudere mensen samen te stellen rond de centrale vraag: wat kan ik van u leren? Er zijn 50 schrijvers nodig die ieder één hoofdstuk van het boek schrijven. Inmiddels zijn er 35 schrijvers geselecteerd. Ik heb mijn schrijftalent gedoneerd en hoop bij de laatste 15 schrijvers te horen waarvan het verhaal wordt opgenomen in het boek. En als dat niet lukt, dan hoop ik in ieder geval de oude dame en haar kinderen en kleinkinderen blij te maken met een mooi verhaal over wie zij is en welke levenslessen ze graag met ons deelt.


Het laatste huis van de straat, daar woont ze, aldus de buurvrouw die voor mij het contact legde met mevrouw B. Mevrouw B. is vijfennegentig volgens mijn buurvrouw, maar zelf corrigeerde ze dat: ‘Ik word vierennegentig.’ Op leeftijd in ieder geval.

Ik bel aan bij het grote huis met donkerbruine kozijnen en bomen tot aan de hemel. De woning heeft aan de buitenkant de sfeer van ‘Pipi Langkous meets kunstatelier’. Het liefst zou ik eerst ongegeneerd door de ramen naar binnen loeren. Mijn dochter raapt ondertussen interessante blaadjes en takjes van de grond. Een slanke kranige dame in een verrassend moderne outfit – wit t-shirt met grafische print en een gestreepte broek – opent niet de voordeur maar de tuindeur. Haar grijze haar heeft ze opgestoken. Ze draagt een ronde bril op haar neus en een robuuste hippe ketting om haar nek. Oud maar niet bejaard, schiet door me heen.

‘Bent u mevrouw B.?’

‘Jazeker, dat ben ik’, volgt er kordaat met een lichte kraak in de duidelijke stem. ‘En u bent?’

‘Ik ben Tamara, de buurvrouw van Sophie.’

‘Help me even, Sophie… is dat die jongedame met dat donkere haar en dat jongetje?’

‘Ja, en ze heeft ook een meisje.’

‘Oh ja, nu weet ik het weer. Komt u verder.’

Ik mag plaats nemen op een kleine tuinbank in een tuin met veel gezellig en rommelig groen. Op het tafeltje ervoor staan nog wat restanten van de lunch. Een kop zwarte koffie in een jaren-zeventig-mok, een boterham met ei. Mijn dochter, die een beetje verlegen om zich heen kijkt, ziet een roodborstje door de tuin huppen en wijst me er enthousiast op. Mevrouw B. vertelt dat ze het vogeltje af en toe een kruimel toewerpt en dat het beestje daarom telkens terug komt.

‘Ik kom een afspraak met u maken voor een interview’, zeg ik. Ik merk dat mevrouw B. het wel gezellig vindt dat er iemand komt aanwaaien, maar dat ze nog steeds niet doorheeft wie ik ben en wat ik kom doen.

‘Ach, dat is waar ook. Sophie heeft het me verteld. Ik had een oudere vrouw verwacht maar u bent een jonge vrouw. Wacht, ik haal mijn agenda.’

Mevrouw B. komt terug met een flinke agenda en begint te bladeren. Voor ze weer gaat zitten, merkt ze op: ‘Ik krijg ineens de oude dag over me. Zomaar, opeens.‘ Ik weet niet goed wat ik daar op moet zeggen. Het lijkt mij namelijk een kleine ramp, als je lijf en leden niet meer doen wat ze altijd deden. Ik zeg iets algemeens doch hopelijk meelevends als: ‘Jee, wat vervelend.’

Mevrouw B. loopt de dagen van de week langs. Er staan allerhande afspraken in de agenda met bordeauxrode omslag. Maar dan ziet ze een gaatje. ‘Dinsdag overdag, zou u dan kunnen?’

‘Overdag werk ik dus dat lukt helaas niet.’

‘Och natuurlijk. Ja, dat was in mijn tijd niet’, zegt ze verontschuldigend.

We maken een afspraak voor de zaterdag erop en mevrouw B. noteert met een klassiek handschrift in ferme halen het tijdstip, mijn naam, mijn nummer en waar ik precies voor kom. Ik bedank haar en ze begeleidt mijn dochter en mij weer naar buiten. ‘Bel me nog wel even hoor, die zaterdagochtend. Want ik ben oud en ik vergeet dingen.’

Mijn dochter en ik wandelen terug naar huis. Ik ben een beetje onder de indruk geloof ik. Met mijn vierenveertig levensjaren voelde ik mezelf al behoorlijk levenswijs, maar na mevrouw B. ontmoet te hebben, realiseer ik me dat ik net uit het ei ben.

Ik verheug me op mijn gesprek met haar. ‘Ja, ik vertel je niet alles hoor’, grapt mevrouw B.

Oudere berichten Nieuwere berichten

© 2025 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑