Ik dacht, ik doe weer eens mee aan een schrijfwedstrijd, uitgezet door Sweek. De opdracht luidde: schrijf een kort verhaal van maximaal 250 woorden met als thema angst.
Dit keer voer ik geen campagne om stemmen binnen te halen (dus no worries ;-)). Ik laat de beoordeling graag aan de jury over. Eind van de maand volgt de uitslag. Eerste prijs: 50 euro en publicatie in een bundel (dat laatste gebeurt ook als je tot de max 25 finalisten behoort).
Een korte toelichting op mijn verhaal: het is non-fictie, gebaseerd op mijn eigen jeugdherinneringen. Voor wie mijn boek gelezen heeft: daarin beschrijf ik ook hoe ik zelf al vanaf kinds af aan – hetgeen ik me overigens pas realiseerde toen ik de 40 voorbij was – last heb gehad van angsten. Dat was niet elke dag zo, maar wel vaak genoeg om er last van te hebben gehad. En omdat ik met mijn boek wil bijdragen aan het verkleinen van het taboe op onderwerpen als zelfdoding, depressie en angststoornissen, kan ik zelf niet achterblijven om hierover open te zijn. Dat blijft best eng, maar ik doe het voor de goede zaak.
Zie hier de link naar het verhaal op de site van Sweek, of lees het hieronder.
Ze wilde wel maar durfde niet. Alleen zeg je dat niet tegen je moeder als je al zo groot bent. Met een strak gezicht hoorde ze de opdracht aan. Goed onthouden. Niet vergeten. Ze trok haar paardenstaart nog eens aan, pakte haar zwarte omafiets uit de garage en stapte op. Haar buik voelde week vanbinnen. In haar hoofd herhaalde ze de opdracht tot ze op de plaats van bestemming was. Met een trillend been duwde ze tegen de standaard van de fiets en zette ‘m neer. Op slot doen hoefde hier niet. Bij binnenkomst werd ze begroet. Ze dwong zichzelf te glimlachen en terug te groeten. Iedereen kende iedereen maar dat stelde haar niet gerust. Integendeel. De airco deed haar handen nog klammer aanvoelen. Ze was nog een paar meter verwijderd van waar ze moest zijn. De woorden herhaalden zich in haar hoofd, overstemd door het ruisen van het bloed in haar oren. Goed onthouden. Niet vergeten. Zo koud als haar vingers aanvoelden, zo warm was haar gezicht. Van binnen oefende ze haar tekst onophoudelijk. Hoe moeilijk kon het zijn. De geur die haar tegemoet kwam deed haar slikken tegen een opkomende misselijkheid. Ze bestudeerde haar vingernagels maar daar viel niets meer af te bijten. Ze probeerde het toch. Het begon te bloeden. Vlug stak ze haar hand in haar broekzak. Plots werd het woord tot haar gericht.
‘Zeg het maar, jongedame!’
‘Een ons achterham en een pond jong belegen kaas alsjeblieft.’
Geef een reactie