Vanochtend vroeg. Ik breng eyeliner aan op mijn bovenste ooglid, terwijl ik via mijn mobiel luister naar Miss Podcast, gemaakt door Mischa Blok. In deze podcast, die ’s nachts wordt opgenomen, interviewt ze gasten onder gebruikmaking van ‘de geluiden uit hun leven’. Er kan van alles voorbij komen, geluiden van alledaagse gebruiksvoorwerpen uit iemands jeugd en natuurlijk ook muziek. Daarnaast luistert de gast zelf van tevoren een podcast, uitgezocht door Mischa, die vervolgens gerecenseerd wordt. Dit keer interviewt Miss Podcast Ferd Grapperhaus.
Mijn linkeroog is klaar, rechts moet nog. Maar die actie moet ik staken. Want uit mijn mobiel komt plots de cello suite van Bach (no. 1 prélude in G major, voor de liefhebbers). Alsof er iemand een kraantje open draait, rollen er direct tranen over mijn wangen. De eyeliner leg ik op het plankje voor de spiegel en ik kijk een beetje verbaasd naar mijn huilende spiegelbeeld.
Deze cellosuite werd gespeeld tijdens de crematie van Koen. Een paar jaar geleden stond deze muziek onder een reclame die telkens op de radio voorbij kwam. Iedere keer schrok ik me lam. Maar nu had ik ‘m al een tijd niet gehoord. En klabats, zonder enige filter komen de cellogeluiden bij me binnen. Ik denk niet eens aan de crematie, wel aan Koen. En aan hoe kut het is dat hij er niet meer is. Niet alleen nu, tijdens de komende feestdagen, maar altijd. Die feestdagen interesseren me niet zo. Juist in het dagelijks leven is het gemis zo pijnlijk.
Ik staar mezelf nog even aan terwijl Bach doorspeelt. Mijn ogen blijven waterig. Volgens Blok en Grapperhaus is het een muziekstuk dat troost brengt. ‘Godsamme’, zeg ik hardop, en loop met de mobiel in mijn hand naar mijn werkkamer. Ik zet Ferd en de zogenaamde troost van Johan Sebastian uit.
Met één kaal oog, ga ik achter mijn computer zitten. Eerst even opdrogen. Ik open mijn mailbox en constateer als altijd dat het leven gewoon doorgaat. Tien minuten later zijn allebei mijn ogen opgemaakt.