Binnen 24 uur nadat mijn broer overleden was, moesten we nadenken over dingen als een kist, een tekst op de rouwkaart en de kleren die hij aan moest. Ik had over al die dingen wel een half jaar na willen denken, of beter nog: helemaal nooit, maar dat behoorde niet tot de mogelijkheden. Dus daar zaten we, aan tafel, met een map vol plaatjes van kisten en diverse modellen rouwkaarten. Over de prijs van de kist die we kozen zei mijn vader: ‘Als ik bij de Gamma een paar vurenhouten planken haal, timmer ik voor zes tientjes een minstens zo mooie kist in elkaar.’ Hij was ooit timmerman. Niet dat het hem om het geld te doen was, maar om de bizar hoge prijs van een voorwerp dat al die euro’s gewoon niet waard was. We bestelden het onding toch maar via de uitvaartonderneming.
Dan de tekst op de rouwkaart. Mede omdat mijn vader een liefhebber is van de teksten van Toon Hermans, sloeg ik een boekje uit zijn boekenkast open met allerhande versjes en gedichtjes van Toon. Toeval of niet, ik kreeg direct de pagina voor me met daarop de volgende tekst:
Zoals de dag
uit de nacht treedt
treedt het leven
uit de dood
er is liefde
die niet sterft
Ik liet het mijn ouders zien en de beslissing was snel gemaakt: op de rouwkaart.
Enkele maanden later kreeg ik van een coach waar ik gesprekken mee voerde ten tijde van het overlijden van Koen, een prachtig boekje opgestuurd, getiteld: Vingerafdruk van verdriet, door Manu Keirse. Op de eerste bladzijde stond precies datzelfde gedichtje van Toon.
Het boekje van een schrijver van wie ik tot op dat moment nog nooit had gehoord, bleek van bladzij tot bladzij herkenning op te roepen. En ook erkenning. Voor dat wat ik voelde na Koens dood, en dat dat niet raar was of abnormaal. Het hoorde er allemaal bij, er was zelfs een boekje over verschenen door iemand met verstand van zaken. Ik werd niet gek dus.
Via Facebook ontdekte ik vorige week dat Manu Keirse op televisie zou komen, bij De Verwondering. Een herhaling van een eerdere uitzending.
Ik luisterde naar de man die me raakte met zijn zachte en toch zulke rake Vlaamse woorden. Opnieuw voelde ik me erkend. Nu in de fase waarin ik met het verdriet heb leren leven. Hetgeen overigens niet wil zeggen dat dat nooit meer inspanning behoeft, integendeel.
Wat me vooral trof was dat Manu Keirse zei: ‘In mijn nieuwe boek heb ik het woord verwerking verbannen.’ Ik riep bijna tegen het televisiescherm: wat goed! Ik heb me namelijk nooit kunnen vinden in het woord ‘rouwverwerking’, hoe gangbaar ook. Alsof het verdriet ooit op is, klaar. Nee. Je leert het dragen, en dat is echt iets anders. Soms til je het relatief makkelijk met je mee, en soms wordt het je te zwaar en moet je de last even neerzetten en er bij stilstaan. Keirse vergelijkt rouw met je eigen schaduw. Je schaduw is altijd bij je, soms zie je ‘m even niet omdat-ie achter je valt. Maar dan loop je de hoek om en is-ie opeens weer recht voor je.
Dat mijn liefde voor Koen niet samen met hem is gestorven vond ik eerst ingewikkeld. Want waar laat je die liefde als de persoon in kwestie dood is? Het leek wel liefdesverdriet, alleen duizend keer heftiger. Nu weet ik dat die pijn genegenheid is. Maar wees gerust: er zijn dagen dat de liefde voor mijn broer me gestolen kan worden. Gratis af te halen, in cadeaupapier. Dat zijn de momenten dat mijn schaduw recht voor me valt.