Zoals onze dochter de wereld bekijkt is jaloers- en welhaast zaligmakend. Kinderen van twee jaar oud hebben het omdenken uitgevonden, ik weet het zeker. Een bootje vaart niet maar zwemt volgens onze dochter en als we haar vragen hoeveel vliegtuigen er in de lucht zijn (ik tel er op dat moment twee) kijkt ze omhoog en zegt vervolgens geheel overtuigd van haar gelijk: ’veel’. De maan heeft een lampje aan en vogels werden tot voor kort consequent ‘poepoe’ genoemd. Een duif is een druif en erwtensoep is erwtensnoep. Er zit mogelijk een vis in haar beker melk, er loopt een tijger in onze tuin (‘komtie aan!’) en de rook van de barbecue van de buurman zijn wolken. Waarom ook niet?
Inmiddels kent ze de kleuren blauw, rood, groen, geel en paars. Als ik haar vraag welke kleur het gras heeft of de boterbloemetjes in de berm en ze weet het niet zeker, dan somt ze net zo lang alle kleuren op tot ik zeg: ja, goed! Ze zal me toch niet voor de gek houden?
Vandaag was ik bij de haptonoom en zij vroeg me op een grote groene tol te gaan staan, zo’n balancerend plat ding. Afgezien van het nut van deze oefening, vroeg de haptonoom me: hoe zou een kind naar deze tol kijken? Direct zag ik onze kleine meid voor me en hoe ze op haar hurken zou gaan zitten om onder de tol te kunnen kijken. Vervolgens zou ze er tegenaan duwen, er overheen aaien en er misschien zelfs bovenop gaan liggen, om er daarna lachend weer vanaf te rollen. De tol zou zelfs geen tol zijn maar een pannenkoek, uiteraard.
Ik probeer het soms ook, om de wereld met kinderogen te bekijken. Vandaag zag ik onderweg naar huis een grote witte zwaan in een vijver in Sonsbeek, die vlak achter haar staart gevolgd werd door een grijs donzig mini-exemplaar. Onbekommerd, bijna sereen, gleden ze samen door het water. Moeder en dochter, de vijver was hun domein. Ik ben afgestapt en heb gekeken, zelfs een foto gemaakt van deze twee prachtige poepoe’s.