Tamara

schrijft

Maand: juni 2017

Rouwen en schrijven

Mijn derde en laatste blog van een mini-serie over rouwen en schrijven, in het online magazine van Editio.

https://www.editio.nl/magazine/podium

Rouwen en schrijven

Editio, de online schrijversacademie die zich richt op debutanten, vroeg me of ik een blog wilde schrijven voor hun online magazine. Ja, leuk! En dit eerste blog inspireerde hen om me te vragen er een mini serie van drie van te maken. Tuurlijk. Dus hier deel I van ‘Rouwen & schrijven’:

https://www.editio.nl/magazine/podium

Balkonscène

De uitwerking van de laatste opdracht van de schrijfcursus van Editio: Levensverhaal schrijven. Het is een hoofdstuk uit mijn manuscript, dat ik nog flink onder handen heb genomen voor ik het inleverde. De feedback die ik van tutor Auke Kok kreeg was zeer bemoedigend! Hij sloot zijn commentaar af met: ‘Met deze toon, deze zelfbeheersing (show, don’t tell), met dit gedoseerde vertellen kan het werkelijk iets heel moois worden.’ Mijn medecursiste was een stuk kritischer. Zij schreef bijvoorbeeld: ‘Ik mis emotie. De zorg, de vragen. Het klinkt zo luchtig. Ik merk ook dat een dergelijk feestje een feestje van een andere generatie is. Ik ken de werking van foute en morbide grappen niet.’

Oordeel zelf.

Balkonscène

Koninginnedag 2008. Roel en ik slenteren door de drukke straten richting Rijnkade. In de verte komt het grote balkon van mijn broertje in zicht.

‘Zullen we kijken of hij er is?’ ‘Gezellig’, zegt Roel. We passeren volle kroegen met lachende gezichten. De buitenbarretjes doen goede zaken; het bier wordt met liters tegelijk in plastic bekers getapt. Midden op de weg is een podium geplaatst en een coverband leeft zich uit alsof het hun laatste dag is. Met het hoofd afgewend tegen de scherpe decibellen, lopen we voorbij. Aan het einde van de straat, vlakbij de Rijn, bevindt zich het appartement van mijn broer. Ik kijk omhoog naar het enorme balkon en zie Koen met zijn lange gestalte tussen zijn vrienden staan. ‘Hee Koen!’ roep ik, nog net hoorbaar boven het feestlawaai. Hij draait zich om en er verschijnt een glimlach. ‘Hee zus! Wacht, ik kom eraan.’ Koen laat ons binnen en we lopen naar boven.

Het balkon heeft eigenlijk meer weg van een dakterras. Erg netjes onderhouden is het niet, mijn broer eigen. Op de grote scheefliggende tegels glimt een onbestemde kleur mos, een oude rieten stoel staat op drie poten weg te schimmelen in een hoek en de balustrade was vermoedelijk ooit wit van kleur. Her en der staan mensen te praten. Sommige herken ik, de meeste niet. Bijna iedereen heeft een blik Aldibier vast. Ik leun over de reling en zie de mensen in oranje outfits voorbij schuifelen. Een brei aan geluiden en geuren waait over mijn hoofd. Gitaren, gelach, shaslick op de barbecue, sigaretten. Koen drukt me een blik lauw bier in de handen. ‘Proost!’ roept hij opgewekt. Zijn gezicht verraadt dat die opgewektheid oppervlakkig is.

‘Hoe gaat het?’ vraag ik hem. ‘Redelijk’, is zijn korte antwoord. Ik tast af of hij er hier en nu over wil praten. ‘Heb je al iets gehoord van de Gelderse Roos?’ probeer ik voorzichtig.

Koen vertelt dat hij negentien mei een intake heeft. ‘Dat is mooi’, zeg ik. Koen knikt instemmend, maar ik zie zijn aarzeling. In een poging hem tot steun te zijn, vertel ik dat de medicijnen mij erg goed doen. Dat ik me eindelijk weer normaal begin te voelen. Blij dat het even niet over hem gaat, kijkt hij me geïnteresseerd aan. Ik vertel ook nog dat ik op internet gezocht heb naar fora over depressiviteit, maar dat ik daar al snel mee opgehouden ben. ‘Het lijkt wel alsof daar alleen mensen komen die geen depressie hebben maar een depressie zijn.’ Ik trek er een vies gezicht bij en Koen schiet in de lach. ‘Nee, dat is ook niks voor mij.’ Met een gemaakt stemmetje vervolgt hij: ‘Meid, hoe gaat het met je? Nog zelfmoordpogingen ondernomen de laatste tijd? Je zou het touw eens moeten proberen, helemaal hip.’ We grinniken eensgezind om zijn morbide grapje. Ik voel ruimte om een serieus bruggetje te slaan en zeg: ‘Gelukkig heb ik dat niet, de neiging om van een brug te springen. Jij dan?’ ‘Nee, nee, zeker niet’, bezweert hij me. Hij maakt nog wat foute grappen en ik wil mijn broer geloven. Zoiets doen wij niet.

Omdat zijn bier op is of – zo zal ik me later afvragen – omdat het gesprek hem te dichtbij komt, verdwijnt Koen naar de keuken. Zijn vrienden worden steeds luidruchtiger. Jerome, Koens beste vriend, spreekt me aan. Hij vindt dat ik maar eens met Koen en hem op stap moet, want, meldt hij grijnzend: ‘Ik heb besloten dat jij wel een toffe zus bent.’ Ik lach: ‘Uitnodiging geaccepteerd.’

Dan begint Jerome over Koen, dat het niet zo lekker met hem gaat. ‘Ik weet niet goed wat ik ermee aan moet. Behalve dan regelmatig contact houden en met hem praten.’ We wisselen onze gedachtes over Koen met elkaar uit en spreken af dat we hem een beetje in de gaten zullen houden. Mijn oog valt op hoe Roel en Koen gezellig pratend over de balustrade leunen. Ik wil een foto maken van hun twee ruggen, allebei gehuld in een bruin leren jack, verschillend van tint. Plots bekruipt me een onheilspellend gevoel dat ik niet kan plaatsen. ‘Leuk voor later’ flitst het door mijn hoofd. Ik maak de foto en negeer de rare vlaag van angst. Het is een mooie Koninginnedag, verder niks.

Negen dagen later stapt mijn broertje uit het leven.

© 2024 Tamara

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑